Politie bureau Doetinchemseweg 21-23
Verhuist naar Dr. Grashuisstraat 2 

 Niet meer als politiebureau in gebruik.
Dit bureau is inmiddels ook niet meer als politiebureau in gebruik.

Artikel door:  Eef Oosterink en Harry Somsen.

 

Voordien was het politiebureau gehuisvest in het Gemeentehuis.

 image001

De opening van het politiebureau aan de Doetinchemseweg 19-23 
Foto: uit collectie Harry Somsen

 Politiebureau

Het voormalige politiebureau aan de Doetinchemseweg 19-23

Foto H. Jonas, mei 2004

politiebureau 03

Mei 2004, politiebureau aan de Dr. Grashuisstraat 2

Inmiddels ook al weer voornalig politie bureau. Nu het kantoor van notaris Blankestijn.

Foto H. Jonas, mei 2004

   politie 04

Rijkspolitieagent Klein begeleid de drumband in de Dorpsstraat in Halle

 

politie 05

De toenmalige Rijkspolitie begeleide de kermisoptocht in 1986

Foto: uit collectie Harry Somsen

 
Veldwachters/agenten

De veldwachter had vroeger in het dorp een groot aanzien en was daarbij een onmisbaar figuur in het dagelijkse gebeuren. Hij was in gemeentedienst en daaruit vloeide voort, dat hij tevens hulp was van de burgemeester. Het salaris van een veldwachter was goed. In het jaar 1899 ontving de veldwachter een bedrag van 350,-- gulden per jaar daarboven verkreeg hij nog 40,-- gulden kleedgeld en 30,-- gulden als gemeentebode. De taken van de veldwachter waren vele. Geregeld moest er jacht gemaakt worden op stropers. De omgeving van de leefsituatie in Zelhem gaf er aanleiding toe, dat velen probeerden bij tijd en wijle een konijntje of een haasje te strikken. De drank en vooral de misbruik ervan gaf in die tijd de problemen. Zo waren er personen die na een dag hard werken de verleiding niet konden weerstaan om in een plaatselijke café een paar borrels te nemen, dat paar zullen we maar tussen aanhalingstekens zetten. En als men dan aangeschoten het eerste café verliet om in een ander etablissement zijn drank gebruik voort te zetten dan kwamen de problemen. Was het alcoholpercentage inmiddels van zo'n omvang dat men niet wist welke deur men hebben moest, dan werd er de veldwachter er bij gehaald, die na zijn komst de aangeschotene ter ontnuchtering 'onder de toren' opborg.

 

politie 06

De veldwachters Jansen en Berendsen in uniform: daar tussen
H. Bannink, Lelievelt en de Bordes
vooraan Burgemeester J. Rijpstra en secretaris L.K. Wieringa

Foto uit: Beelden uit het oude Zelhem

 

Veldwachters in Zelhem

Berendsen, G.H.

Berendsen, Hendrik Willem, geboren 1864 in Gem Hummelo. Kwam op 3 februari 1898 naar Zelhem en hebben tot begin 1930 gewoond aan de Palmberg 2, daarna verhuisde hij naar de Halseweg 5.

Dalhuizen, J woonde aan de Hummeloseweg 37

Geltink, Johan Andries (Postcommandant Rijkspolitie) en Anna Hendrika Hijink, woonde aan de Smidsstraat 1

Haverkamp, Hendrik Willem, aangesteld op 22 Febr. 1847, woonde aan de Smidsstraat

Jansen, J.J. geboren in 1880 in Doetinchem, woonde aan de Stationsstraat. In functie in mei 1915. Heeft in juni 1946 afscheid genomen als veldwachter, zijn bijnaam was "de knotte".

Politiebureau1Politiebureau1

Jong, Symon Gerrits de, aangesteld op 22 september 1865.

Kolkman

Middeldorp, Derk, geboren 13-8-1854, overleden 13-10-1897, was gehuwd met Johanna Grada Hukker, zij woonden aan de Hummeloseweg.

 

 

Politiebureau1Herman Massen woonde aan de Doetinchemseweg 62 

Politie massen klein
Tevens was hij klompenmaker van beroep
 

 

Radstake, Alof

Radstake, Jan, geboren in Zelhem op 15-2-1794, overleden in Zelhem op 22-8-1865, heeft gewoond aan de Smidsstraat 20.
Zoon van Joost Radstake en Willemina Bloemen heeft een groot gedeelte van zijn leven de gemeente Zelhem als veldwachter gediend. Hij heeft zijn aanstelling als zodanig gekregen op 30 April 1815. In de gemeenteraadsverslagen van Zelhem kunnen we een aantal zaken vinden, die direct of indirect, met de veldwachter en zijn werk te maken hebben. 

Op 7 December 1830 lezen we het volgende: 
De Burgemeester geeft te kennen, dat op de begrooting van 1830, door de Gemeenteraad, het tractement van den veldwachter, onder No. 26, twintig gulden hooger voorgedragen is, en de post voor de kleding 5.- gulden; de eerste post om daardoor den veldwachter een enigsinds ruimer bestaan te bezorgen, waarop de raad heeft gemeld dat denzelven uit hoofde van de uitgestrekte surveillance wegens de groote oppervlakte van de gemeente, en de verdeeling van de meeste Heide of veldgronden,waarop vele dennen gezaaijd en plantsoen gezet wordt, en alzoo de surveillance vermeenigdvuldigd, aanspraak had; de andere, om denzelven daardoor in het aanschaffen van de noodige kledingstoffen, schoeijsel enz. eenigsinds te gemoet te komen, dat Hun Edele Groot Achtbare de laatste post alleen toegestaan , doch omtrent den eersten aangemerkt hadden, dat het tractement van den veldwachter zonder byzondere authorisatie niet kon verhoogd worden, en dat dus daartoe een speciale voordragt moest geschieden; dat bij het formeren van de begrooting voor 1831, volgens de Memorie van aanmerking van heden, daarop niet byzonder was teruggekomen, en het doen van een specialen voordragt om het tractement van den veldwachter te verhoogen geheel was achterweegen gelaten, en de gemeenteraad begrepen had, om van tijd tot tijd eenige kledingstukken aan den veldwachter te geven, en bij Hun Edele Groot Achtbare de voldoening uit den post van onvoorziene uitgaven aan te vragen, zoo als in de Memorie van elucidatie voor de begrooting van 1831, heden opgemaakt, te zien is, verzoekende hij, burgemeester, dat de gemeenteraad hem alsnu mogt authoriseren, om nog in dit jaar aan den veldwachter voor rekening van de gemeente te mogen geven een blauwlakenschen jas met blanke knoopen en grijze pantalon met roode koorden langs de kraag, en naden van de broek afgezet, zoo als zulks door andere veldwachters gedragen wordt, waarvan de kosten ongeveer 35.- à 36.- gulden zouden belopen, en dat hij,Burgemeester, mede mogt worden geauthoriseerd, om ten dienste van doortrekkende gevangenen te mogen aankoopen twee wollen dekens, die volgens informatie 4.- gulden het stuk zouden kosten, aangezien men aan doortrekkende gevangenen, tot heden toe geen dekens heeft kunnen verstrekken, over welker gemis, vooral gedurende het winterseizoen, wel eens klagen gevallen waren. En hierop gedelibereerd zijnde, is goedgevonden, zooveel de raad aangaat, den Burgemeester te authoriseren om het een en ander voor rekening van de gemeente aan te schaffen, en de noodige aanvragen om de voldoening uit de post van onvoorziene uitgaven bij Hun Edele Groot Achtbare voornoemd te doen.
Op de vergadering van 22 December 1835:
Is de gemeenteraad van gevoelen, dat hoezeer er ook tegen den dienst van den veldwachter geene bedenkingen bestaan, en deszelfs activiteit niets te wenschen overlaat, toch evenswel deszelfs tractement van eenhonderd zestig gulden moet beschouwd worden als voldoende, temeer omdat nu de klederen afzonderlijk door de gemeente worden betaald.

Regeling, Jan

Jacob Schellingerhout, woonde aan de Smidsstraat 1

 

Politiebureau1 Veldwachter Jansen met zijn familie ter ere van zijn 25 jarig jubileum

Foto: uit collectie Eef Oosterink

Historie

In de vroege Middeleeuwen werd tijdens een markevergadering een scheuter benoemd. Dit is het best te vergelijken met de positie van een veldwachter. Zijn taak bestond voornamelijk uit het in beslag nemen van vee wat ergens onterecht aan het grazen was. In die tijd had men ook armenjagers, deze moesten er vooral op toezien of er ook boeven of andere duistere figuren in de marke liepen die niet gewenst waren. Als naderhand bleek dat de armenjager iemand te pakken had gekregen die gestraft moest worden, dan kreeg hij daarvoor een flinke beloning. Zeker om de armenjager aan te wakkeren! Zijn vast traktement bedroeg vaak maar enkele guldens; hij moest het dus wel hebben van de extraatjes.

Omstreeks 1842 zijn naast de toren twee ruimtes in gebruik genomen links de gevangenis en rechts een ruimte voor een brandspuit. Waar voorheen de gevangenis was is vooralsnog onbekend.

Politiebureau2

De gevangenis aan de linkerkant van de toren

Foto: uit collectie Willem Hartemink

 Politiebureau2

Foto: uit collectie Eef Oosterink

Deze politieverordening is gedateerd en in werking gesteld op 11 juni 1882, getekend door burgemeester Gijseweenink en wethouder Buursink.

De verordening is verdeeld in negen afdelingen en onderverdeeld in 93 artikels. Dan volgt er nog een aanhangsel, een verordening, regelende de aard en duur der persoonlijke diensten door de ingezetenen der gemeente ter handhaving van de openbare orde of in het algemeen belang te verlenen.

Onderstaand een aantal artikels, in toenmalige spelling, die kenmerkend waren voor die tijd:

 

AFDELING II
TOEZICHT OP LEVENSMIDDELEN.

Art. 4.

Het is aan vleeschhouwers en vleeschverkopers verboden vleesch of spek, dat voor menselijk gebruik schadelijk wordt geacht in hunne woningen, winkels of bergplaatsen te hebben of te verkopen.

Art. 6.

Het vleesch of spek, dat voor menschelijk gebruik schadelijk beschouwd en afgekeurd wordt, zal terstond op last van den Burgemeester door den eigenaar moeten begraven worden.

Art. 7.

Het is den bakkers verboden, brood te verkopen of ten verkoop te bestemmen, waaraan voedende bestanddeelen van het koren zijn ontnomen of onthouden, of hun brood te vermengen met zelfstandigheden, welke de deugdzaamheid van het brood verminderen of ongeschikt zijn voor voeding.

Art. 8.

Geen bakker zal roggebrood mogen verkoopen dan gemerkt met de voorletters van zijnen naam.

 

AFDELING III
TOEZICHT OP HET VEE.

Art. 11.

Niemand mag zijne kippen of ander pluimgedierte laten loslopen dan op eigen gronden.

Art. 18.

Er mogen van des avonds 11 tot des morgens 3 ure geene honden in het dorp loslopen, dan alleen die, waarvan zich de nachtwachts of politie-beambten doen vergezellen.

 

AFDELING IV
TOEZICHT OP DE OPENBARE WEGEN.

Art. 21.

Ieder is verplicht, minstens elken Zaterdag de straat, plein of publieken grond, vóór en langs zijn huis, tuin of erf, ter halver breedte te reinigen.
Ook zal ieder ten allen tijde verplicht zijn de straten op de bepaalde breedte te vegen of te schrobben, indien zulks bij buitengewoone omstandigheden door Burgemeester en Wethouders mocht nodig worden geoordeeld.

Art. 40.

Men mag geen vee aan op den openbaren weg doen dekken.

 

AFDELING V
TOEZICHT OP WATERLEIDINGEN.

 

AFDELING VI
TOEZICHT OP DE GEBOUWEN.

Art. 50.

Het is verboden binnen bebouwde deelen der Gemeente daken met stro of riet te dekken of te vernieuwen. Houten gebouwen, of gevels geheel of ten deele van hout te maken of te vernieuwen.

 

AFDELING VII
TOEZICHT TER VOORKOMING EN BLUSSCHING VAN BRAND.

Art. 50.

Geene balken, gebindten of ander houtwerk mogen met den schoorsteen van binnen in gemeenschap staan.

Art. 69.

b. te rooken uit eene pijp, die niet met eene dop is gedekt;
h. binnen den afstand van 20 meter (ellen) van de woning, schuren, bergen of eenige andere gebouwen asch uit te storten.

Art. 77.

Ieder die brand ontdekt is verplicht daarvan kennis te geven aan de bewoners van het perceel waar de brand is en aan de buren.

 

AFDELING VIII
TOEZICHT DOOR WACHTEN TOT HANDHAVING DER OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID VAN PERSONEN EN GOEDEREN.

Art. 86.

De wachten gaan in stilte rond, en onthouden zich van alle ongeregeldheden. Zij verrichten hunne dienst behoorlijk.

Art. 87.

De wachthebbenden voorzien zich van stokken, pieken en dergelijke wapenen. De aanvoerder der wacht kan zich voorzien van geweer of pistool.

 

AFDELING VII
ALGEMENE BEPALINGEN

 

VERORDENING, regelende den aard den duur der persoonlijke diensten, door de ingezetenen der gemeente ZELHEM, ter handhaving der openbare orde, of in het algemeen belang te verlenen.

Art. 6.

Plaatsvervanging of afkoop zal voor deze diensten zijn toegelaten. De vereischten in eenen plaatsvervanger zijn, dat de als zoodanig gestelde den in art. 2 bepaalden ouderdom en geene lichaamgebreken bezit.