Boelekeerlspad

 

Artikel door: H. Jonas en H. Somsen.


 

Boelekeert

Foto: uit collectie Bennie Eenink

 

In het buitengebied tussen Zelhem en Halle hebben buurtbewoners een wandelroute aangelegd. De wandeling is zes kilometer lang en voert afwisselend door bos en agrarisch gebied.
De route is uniek, omdat het een puur particulier initiatief is van enthousiaste buurtbewoners. Hij loopt door een gebied waar ruilverkaveling heeft plaatsgevonden en waar grote stukken zijn ingericht als natuurgebied. De bezoekers krijgen daardoor een rijk geschakeerde wandeling voorgeschoteld, door bos, heide, moeras, grasland, akkers en langs open water.

Het pad is genoemd naar de 'boelekeerl', een boeman waarmee in vroeger tijden kinderen angst werd aangejaagd om ze op die manier bij putten, sloten en poelen vandaan te houden: "De boelekeerl zit onder 't vlonder, doarumme meug i-j nooit dichte bi-j 't water of bi-j de kolk kommen."

Bij elk startpunt staat een informatiebord met routekaart.
Een routebeschrijving is verkrijgbaar bij het TIP Zelhem, campings in de omgeving en Boerderij Boldiek.

 

Boelekeert

Foto gemaakt door Arno Wolsink

 

Boelekeert

Foto gemaakt door Arno Wolsink

 

De Boelekeerl
door: Herman Peppelman.

Overgenomen van de website Boelekeerl.


Het is zo'n 150 jaar geleden gebeurd, hier tussen Halle en Zelhem, zo ongeveer op de grens. Als je hier toen stond kon je Doetinchem zien liggen en ook de kerktoren van Zelhem kon je tussen de bomen door onderscheiden. Verkeer was er in die dagen nog niet. Paard-en-wagen was het enige vervoer en voor de rest moest je de benenwagen nemen. De wegen waren slecht en in de winter haast onbegaanbaar. Als het gevroren had was het voor het paard en de voerman bijna niet te doen, zo 'schamperig' was het dan.
In die dagen was er hier nog veel heide en veen, er was nog maar weinig ontgonnen. Ook stonden er hier in de streek nog maar weinig huizen en de mensen die er woonden hadden het slecht. Met hard werken op de schrale grond konden ze net het hoofd boven water houden.
's Nachts werd er nog wel eens een haas of een konijntje gestroopt met een strik die je hier overal kon vinden. "Je moet de onderkinnetjes toch aan het wippen houden", volgens de oude Bannink die hier vroeger woonde. Naast hazen, konijnen en reeën vond je hier padden, kikkers, boomkikkers, vleermuizen en rans- en kerkuilen. Vogels zoals de fazant, de kievit, grutto, wulp en leeuwerik zag je hier veel. En dan waren er natuurlijk ook nog de kraaien, Vlaamse gaaien, eksters en roeken. Van deze soorten zijn er nu nog veel.
Zoals ik al zei, zo'n 150 jaar geleden was er nog veel heide en veen en maar een paar huizen. De mensen die er woonden kan ik nog bij naam en toenaam noemen. Mijn vader heeft het zo vaak verteld dat ik het gevoel heb dat ik er zelf bij ben geweest. In die tijd woonde er Besselder, ook wel Rooie Arie genoemd, Pannekoeken Willem, Willem Schieven was zijn echte naam en Jan Bannink van het Verzopen Gat.
Besselder, Rooie Arie dus, was mijn overgrootvader en wat die heeft meegemaakt wil ik jullie vandaag eens vertellen. Ik moest het altijd voor mij houden, dat moest ik beloven aan mijn vader die het weer van zijn vader had gehoord. Maar omdat jullie nu wandelpaden door het veen aanleggen waar mensen rust kunnen vinden na gedane arbeid ga ik de eed aan mijn vader verbreken en ga ik het vertellen. Het is gevaarlijk wat jullie doen, ik sta voor geen mensenleven in en na dit waar gebeurde verhaal trek ik mij terug en zien jullie mij hier nooit meer.
Honderdvijftig jaar heeft hij zich rustig gehouden en dan begint hij weer en weet niet van ophouden. Als hij de smaak te pakken heeft, neemt hij de ene na de andere en als het jou treft zie je je familie nooit meer terug, luister maar eens:

Rooie Arie was op 1 april 1852 bezig heide te maaien als strooisel voor zijn geiten, het was mooi weer met een laag staand zonnetje, maar al wel een temperatuur van tegen de 20 graden. De kieviten kon je overal horen roepen en in 't Eggeldersgat dansten de eerste muggen al boven het water. De grutto overstemde het geluid van de kieviten en Rooie Arie luisterde er even naar en rustte een beetje op zijn zeis. Wat kon hij genieten van deze voorjaarsmuziek en het jonge groen dat al begon te komen op de beschutte plekken.
Het zal zo tegen half acht zijn geweest toen Arie klaar was, hij zette zich even tegen een boomstronk om een pijpje tabak te stoppen. De zon was al bijna onder en de kraaien begonnen met de roeken hun vaste slaapplaatsen op te zoeken. Een machtig gezicht: zwermen vogels die nog even rondvliegen en dan met hun allen gaan slapen.
Het was windstil, in de verte kwam nog iemand aanlopen. Arie kon zien dat het een vrouw was aan het witte kapje dat ze op haar hoofd had. Toen ze wat dichterbij kwam zag hij dat het de dochter van Jan Bannink was, een meisje van ongeveer twintig jaar, ze zag Arie zitten en liep op hem toe. Ze ging voor hem staan en zette het mandje dat ze aan haar arm droeg in de heide. "Aan het genieten van het mooie weer, Arie", vroeg ze. Arie knikte, "Waar kom jij vandaan, Mieneke?" vroeg hij. "Nou, ik werk bij een boer in Hummelo en ik mocht met de paasdagen naar huis." "Och ja, het is morgen Pasen, wil je wel geloven dat ik daar eventjes niet aan had gedacht.", zei Arie en hij stak zich de pijp nog eens opnieuw aan die hem onder het praten was uitgegaan.
"Zo," zei Mieneke, "nu ga ik verder, ik verlang naar huis want ik heb mijn vader en moeder al drie weken niet gezien, tot ziens Arie." Ze kreeg haar mandje op en liep over de heide in de richting van het veen.
Arie keek haar na, wat een levenslustig meisje was dat toch. Toen ze achter een groepje dennen uit het gezicht verdwenen was stond Arie op om naar zijn boerderijtje te gaan. Opeens werd de vrede op de heide verstoord door een vreselijke gil, een gil van een vrouwenstem van achter de hoge dennen vandaan. Arie rende met de zeis nog in de hand richting het dennenbosje. Het hart bonkte hem in de keel en borst. Achter het bosje begon het veen "de Halsevloed". En wat hij daar zag deed hem het hart dat zonet nog zo hevig te keer ging, bijna stil staan. Mieneke van Bannink lag op de buik in het water en vocht voor heer leven. Gillen kon ze niet meer, want een grote vuist hield haar de mond dicht en een andere vuist probeerde haar onder water te trekken. Haar mandje dreef een eindje verderop in het water. Arie bedacht zich geen moment en vloog er op af, hij stond tot aan zijn buik in het koude water. De zeis had hij nog in zijn handen. Toen hij bij Mieneke kwam bedacht hij zich geen moment, hij haalde de zeis aan en in één zwaai maaide hij de vieze griezelige vuist er af. Deze bleef drijven op het vieze water dat door de worsteling was ontstaan.
Mienek was vrij en haastte zich door het water naar de kant. Arie greep de vuist, die op het water dreef en maakte ook dat hij aan de kant kwam. Samen puften ze uit, nog niet bekomen van de doodsangst. Mieneke begon te huilen en legde haar hoofd tegen de schouder van Arie. "Bedankt Arie", stamelde ze. "Geen dank, 't was mijn plicht, iedereen had het gedaan." Toen schoot hij uit: "Daar was hij dan, die smeerlap, die lapzwans, jaren zie je hem niet en ineens is hij er weer!" Tussen haar snikken door vroeg Mieneke: "Wat bedoel je met die lapzwans, Arie?" "Nou, de boelekeerl, die je te pakken had, eenmaal in de 150 jaar komt hij te voorschijn", zie Arie, "hoelang hij blijft weet geen mens, het kan best zijn dat hij een jaar lang probeert om iemand te pakken, maar het kan ook zijn dat hij het bij één keer laat en zich in geen 150 jaar weer laat zien." "Hoe ziet de boelekeerl er uit?"vroeg Mieneke door haar tranen heen. "Dat weet niemand, het gezicht heeft nog nooit iemand gezien. Maar het is vast groenachtig want ik heb zijn hand hier."
Mieneke kroop nog dichter tegen Arie aan en gilde: "Ik wil hem niet zien, ik wil hem niet zien!" "Stil maar, hij ligt aan de rand van het water, als ik jou naar huis heb gebracht haal ik hem op en begraaf hem diep onder de grond."
Arie bracht Mieneke naar huis en ging daarna terug, haalde de hand op en begroef hem achter het kippenhok.

Dit is waar gebeurd en nu hebben jullie wandelpaden aangelegd door het veen en noemen het ook nog "Boelekeerlspad", dat is de geesten verzoeken! Daarom moest ik jullie dit vertelen en heb ik de eed aan mijn vader verbroken en ik hoop dat hij mij dat vergeven wil. Maar ik denk dat ik er mensenlevens mee kan sparen en daar staat wijlen mijn vader voor 100 % achter,dat weet ik zeker.
Door de jaren heen is van vader op vader verteld waar de hand van de boelekeerl begraven lag en voor deze gelegenheid heb ik de schop genomen en hem opgegraven. Hij zit in deze koffer, Arie's koffer, die ik nu voor jullie ga openmaken en dan kunnen jullie hun allemaal zien. Na dit griezelige vertoon doe ik de koffer weer dicht en doe hem nooit weer open. Jullie, als buurt van het veen en natuurgebied Heidenhoeksevloed, moeten mij beloven dat jullie de mensen er op wijst dat ze de kinderen bij het water weg houden, want ... daar zit een boelekeerl in!!!!!

Kent u (streek)verhalen die hier op zijn plaats zouden zijn, meld ze ons via Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.