Lamito Landbouw en Middenstandstentoonstelling   www.oudzelhem.eu
Artikel van:  H.M. Somsen
Foto's:  Archief oudzelhem

 

In Zelhem zijn in diverse jaren een aantal Lamito Landbouwtentoonstellingen gehouden.

Hieronder een aantal foto's van de organisatie, de jury en sfeerfoto's

 

Lamito 1948

1948 Dagblad De Graafschapper

 

Lamito 1a
lamito 1 b

 

Lamito 2

Lamito 3

Lamito 4

Lamito 5 1948
Advertentie uit 1948

Lamito 6 4
De jury van het concours met o.a links, W.A. Bruggink en midden  Ir. F de Fremery

 

 

Ludger, zijn kerkje en het museum Smedekinck in Zelhem.

Samenstelling. Harry Somsen.

Historie.
Na de doop van de Frankische koning Clovis (496) in Reims door bisschop Remiqius, begon het christianiseren van de Franken, eerst ten zuiden van de taalgrens in België. De daar wonende Franken werden geromaniseerd. Tientallen jaren later verspreidde het christendom zich in de noordelijke delen van het Frankenland tot aan de Rijn. Zendelingen als Amandus en Bravo trokken door deze streken. De Franken kregen politieke en militaire steun van de hofmeiers, de eerste ministers, die in feite de macht uitoefenden. Zo’n Frank was ook Lambertus (635-705), de bisschop van Maastricht, vriend van Willibrord en missionaris onder de heidense Toxandrieës, die in Luik vermoord werd. De moord was het gevolg van een ruzie tussen Pepijn 2e van Herstal en Lambertus die het overspelige gedrag van Pepijn 2e met Alpais veroordeelde en die hem op zijn huwelijksontrouw wees (Dat had hij niet moeten doen!). Al snel na zijn dood werd hij in Luik als martelaar vereerd. Zijn opvolger Hubertus kreeg twaalf jaar later een ingeving om Lambertus die in Maastricht begraven was, naar Luik over te brengen en te verheffen. De verheffing vond plaats op 31 mei 716 of 718 en gold in die tijd als een heiligverklaring. Op de heiligenkalender werd zijn naamdag op 17 september gezet. Op deze kerkelijke heiligendag werden in Zelhem de honing- en tinsgelden betaald (belasting) en een markt gehouden, die later uitmondde in de Zelhemse kermis. Meer informatie over Sint. Lambertus, in het boek 12 Eeuwen Lambertikerk, hoofdstuk 1 en 2 door Gerrit Rijsdorp, te lezen op deze website onder de Marken om Zelhem.

Gedreven door een tomeloze ambitie, streefden de Karolingische machthebbers naar een Frankisch rijk dat zich, als waardig opvolger, zou kunnen spiegelen aan het Romeinse Rijk. Om dit te bereiken vielen ze hun Friese en Saksische noorderburen aan, die in reactie hierop de noordelijke grensstreek van de Franken onveilig maakten. De bastaardzoon van hofmeier Pepijn 2e (ovl. 714), Karel Martel, wist later de omgeving van Utrecht en Salland te veroveren. Een van zijn zonen, hofmeier Pepijn 3e, liet zich in 751 als eerste Karolinger tot koning zalven en veroverde daarna nog meer Saksisch grondgebied.

Het rijk van Karel de Grote had omstreeks het jaar 800 zijn grootste omvang. Het liep van de rivier de Ebro tot aan de Elbe, van Friesland tot aan midden Italië. In het jaar 800 verhief Paus Leo 3e ( 795-816) Karel de Grote tot keizer, als dank voor de Frankische hulp in de strijd tegen de Longobarden. Deze machtsuitbreiding zorgde voor een centraal bestuur en een grote economische en culturele bloei, de zogenaamde Karolingische Renaissance. Zijn rijk verdeelde hij naar Romeins voorbeeld in territoriale eenheden, waarvan hij het bestuur toevertrouwde aan zijn getrouwen. Het schriftelijk vastleggen van rijkswetten werd gedaan door monniken van de door hem aangehangen katholieke kerk. Deze monniken kregen hierdoor belangrijke administratieve posities.

Ludger 01

Het Frankenrijk van Karel de Grote.

Karel de Grote verdeelde in 777 het door hem veroverde Saksische gebied in een aantal missiedistricten. Hij kondigde een wet af in 782, “Capitulatio de Partibus Saxoniae”. Op het weigeren van het doopsel of het plegen van misdaden tegen de katholieke kerk of haar vertegenwoordigers, ( = de missionarissen), zou voortaan de doodstraf staan! De bekeerlingen moesten speciale kerkbelastingen betalen en kregen de verplichting om de kerk te onderhouden. Een verdere kerkelijke herindeling voerde hij vanaf 785 door, waarbij hij het definitief veroverde Saksenland opnieuw in missiegebieden verdeelde. Het westelijk deel van het voormalig Saksenland vertrouwde hij in 792 toe aan Ludger.

Ludger 02Beeltenis van Karel de Grote.


Wurssing.
Wurssing, bijgenaamd Ado, was een rijke Friese landeigenaar die nauwe relaties met het koningshuis onderhield en getrouwd was met Adalgard. Hun zoon Tiadgrim en zijn vrouw Liafburg werden later de ouders van Ludger. Zij woonden aan de oever van de Utrechtse Vecht, waar zij later een kasteel omringt met een slotgracht hadden. Wurssing was een pro-Frankische en pro-christelijke Fries. Hij kwam in 689 in conflict met de hofmeier Redbad, die hem zijn erfgoederen ontnam. Deze erfgoederen van Wurssing lagen in de Vechtstreek; Werina of Werinon in het noordelijke deel (bij Muiderberg ),  Attinghem ( in de buurt van Breukelen) en Suecsnon bij (Zuilen). Wurssing vluchtte naar het zuiden naar Pippijn‘s 2e zoon Grimoald, die hertog van de Franken was. Later na de verovering van Utrecht en Holland door Karel “Martel” of “Strijdhamer” (718) een broer van Grimoald en de grootvader van Karel de Grote, kwam Wurssing zelf weer in het bezit van zijn erfgoederen. Hij vestigde zich weer, onder gewapend escorte van Frankische troepen, op één van zijn erfgoederen in Zwesen, het latere Zuilen bij Utrecht en Attinghem, de latere geboorteplaats van Ludger.

De hofmeier Redbad had inmiddels zich weer met Wurssing verzoend en Wurssings zoon Tiadgrim ging in 713, ongeveer 20 jaar oud, naar het hof van Redbad, omdat het gebruikelijk was, dat jonge edelen en landeigenaren in het huis van een vorst verder werden opgevoed. In Utrecht had Willibrord, die gestudeerd had bij de bisschop Wilfrid in York en door de paus tot aartsbisschop van de Friezen gewijd, al twee kerken gebouwd en een Domklooster. Dit was het oudste centrum van de Angelsaksische zending op het vasteland en is van grote betekenis geweest.
Ludger 03

Het is in 716 dat Winfrid, die weldra Bonifatius zou heten, voor het eerst met de boot in ons land aankwam bij Dorestad, nu Wijk bij Duurstede. Bij de aankomst van Winfrid waren in het door de Franken heroverde deel van West Friesland veel kerken verwoest. Winfrid ging nog naar Utrecht waar Redbad zetelde, om met hem te praten, maar zag al snel in dat hij nu weinig kon doen. Winfrid vertrok teleurgesteld weer naar Engeland.

De Vechtstreek was tot 718 hoofdzakelijk nog Fries gebied, dat in 719 overging in de Frankische handen. Tijdens de regeerperiode wil Pippijn 2e ook het gebied waar het evangelie was verkondigd aan het Rijk binden. Daarvoor gaf hij Willibrord een landgoed bij Echternach om een klooster te stichten en werd Willibrord in ±700 tot Aartsbisschop der Friezen gewijd. Willibrord kreeg Utrecht als zetel voor zijn bisdom aangewezen. Pippijn 3e schonk het tiende deel van het koninklijk bezit en ook van alle inkomsten binnen het verzorgingsgebied van de Utrechtse kerk, speciaal voor het onderhoud van de daar werkende missionarissen. Dit stond los van de kerkelijke tiend die pas Willibrord. later ingevoerd werd en betrekking had op de opbrengsten uit de landbouw en veeteelt. Op deze wijze en door andere schenkingen werden vele kerken en kloosters rijk.


Ludger 04Houten relief met Bonifatius, met kruis en zijn attribuut (doorgestoken evangelieboek) en drie steden, Dokkum,Fulda en Mainz.

Bonifatius kwam terug om Willibrord te helpen bij de bekering van de Friezen van 719-722 van Woerden tot Velzen. In 721 verzoekt de 63- jarige Willibrord aan Bonifatius om hem als bisschop in het West Friese deel te helpen, maar Bonifatius wijst dit af en vertrekt naar Duitsland om daar zijn werk te doen. Regelmatig keert Bonifatius terug naar de landgoederen van de edelman Wurssing en zijn oudste zoon Tiadgrim en diens vrouw Liafburg in Attinghem, dit om tot rust te komen. In 742 (het zelfde geboortejaar als Karel de Grote), wordt daar Ludger geboren als oudste zoon van een gezin dat later nog een zoon Hildegrim en vijf dochters zouden krijgen. Bij het opgroeien raakt Ludger onder de indruk van Bonifatius en gaat hem als voorbeeld zien. Inmiddels is de 81 jarige Willibrord in 739 in zijn abdij in Echternach overleden en ook daar begraven. De goederen die Willibrord in zijn leven ten geschenke gekregen had, gaf hij als erfenis aan dit klooster. 

Pippijn 3e
In 743 werkten de heersers, Karloman en Pippijn 3e ( de vader van Karel de Grote) en andere edelen nauw samen met Bonifatius, die zeer hoog gestegen was en met pauselijk legaat het bekeringswerk leidde. Karloman heeft Bonifatius opgedragen om een nieuwe bisschop over Utrecht aan te stellen na de dood van Willibrord. Deze bisschop, de Angelsaks Wera leefde echter nog maar een aantal jaren en in 753 stelde Bonifatius de Angelsaks Eoba aan als bisschop van Utrecht. In 753 mag Ludger met zijn vader en de bisschop Bonifatius mee naar Utrecht waar Bonifatius met zijn inmiddels witte haren, zal preken in de kerk. In de ene hand hield hij zijn staf en met de andere zegende hij de mensen. In deze dienst laat de jonge Ludger zich ook door Bonifatius zegenen, hetgeen Ludger zijn hele leven niet is vergeten en besloot op dat moment dat hij ook bisschop wilde worden.

Ludger 05 Ludger naar de Domschool in Utrecht.

In het voorjaar van 754 gaat de 80-jarige Bonifatius nog éénmaal op pad naar het noordelijke deel van Friesland. Hij maakt de tocht met een vijftigtal medewerkers onder wie de nieuwe bisschop Eoba van Utrecht. Bij zijn aankomst in Dokkum wordt Bonifatius samen met 48 van zijn gezellen door een bende heidenen vermoord op 5 juni 754. De ontsteltenis was groot in de regio Utrecht en ook op het landgoed van de oude edelman Wurssing, waar Bonifatius zoveel geweest is en zijn reisverhalen vertelde over de tocht naar Rome. Deze verhalen hebben op de 12- jarige, leergierige Ludger een grote indruk gemaakt. De verhalen hebben bijgedragen aan de keuze die Ludger maakte, in plaats van thuis de landgoederen te besturen, door de wereld trekkend, God en het geloof te dienen en onder de Ludger naar de Domschool in Utrecht. heidense broedervolken het christendom te prediken.

Ludger.
De edelman’s zoon Ludger, ook wel Ludgerus of Liudger genoemd, wilde toen hij 13 jaar was voor priester leren en zijn vader Tiadgrim bracht hem naar Utrecht, waar hij tussen 755 en 767 theologie studeerde aan de Utrechtse domschool St.Martinus van de Frankische abt Gregorius. Deze werd bijgestaan door de wijbisschop Alubrecht. De leerlingen kwamen uit diverse landen en moesten daarom vreemde talen spreken. De boeken waren in het Latijn geschreven, een vertaling van de Hebreeuws geschreven bijbel. Ludger was een ijverige leerling. In 768 mocht hij met een rondreizende priester mee naar York, waar ook Willibrord en Bonifatius gestudeerd hadden, naar de Bonifatius naar Dokkum. beroemde hogeschool van Alcuïn en leefde al studerend het leven van een monnik. Hier heeft hij vele vriendschappen gesloten, o.a. met Alcuinus, zijn leermeester, de latere secretaris en raadsman van Karel de Grote. Deze vriendschap is hem later goed van pas gekomen. In 772 komt hij, als diaken gewijd, naar zijn vaderland terug. Daarna werkte hij vier jaren bij het Bisdom Utrecht als leraar op zijn oude school. De school was gewijd aan St. Martinus.
Ludger 06Bonifatius naar Dokkum.

Naar Deventer.
In 776 is de leraar Ludger al even de IJssel overgestoken in opdracht van bisschop Alberik van Utrecht, om de Saksische heidenen het evangelie opnieuw te brengen. Het Saksenland, waar de mensen in kleine houten huizen samen met het vee woonden en leefden van de opbrengst van hun kleine stukje grond, was van de IJssel tot de Weser in Duitsland. Zij hadden het kerkje van Lubuïnes in Deventer na zijn dood in brand gestoken. De angst voor de straf van de oude Goden en in het bijzonder de dondergod Donar was nog groot en daarom werd de kerk met de grond gelijkgemaakt, zodat de plek niet meer te herkennen was. Dit kerkje was in ± 771 opgebouwd door Lebuïnes.
Ludger 07Fresco van Lebuïnes.


Lebuïnes was als missionaris uit Engeland overgekomen en had zich bij het Bisdom Utrecht gemeld voor de evangelisatie en is na zijn dood in het kerkje begraven. Ludger zorgde voor de herbouw daarvan in 776 en heeft er voor gezorgd dat Lebuïnes herbegraven werd in het tweede kerkje. Daarna werd de kerk ingewijd. Lebuïnes ( in het Angelsaksisch Liafwin) heeft maar 6 jaar in Nederland gewerkt en is in 773 overleden. Lebuïnes is nog steeds de schutspatroon van Deventer, met als gedenkdag 12 november.

Priester Ludger.
Het zendingswerk van Ludger begon pas echt, na zijn wijding op 35- jarige leeftijd tot priester. Deze wijding was op 7 juli 777 in de Dom van bisschop Ricolf in Keulen. Het missiewerk vanuit Utrecht hangt nauw samen met dat van Bonifatius “ De Apostel van Duitsland” en eerste aartsbisschop van Mainz, die veel gewerkt heeft rondom het klooster in Fulda, waar hij ook begraven is. Het klooster in Fulda was aan het eind van de 8e eeuw het rijkste klooster uit die tijd, met ruim 15000 hoeven als bezit!

Ludger 08St. Ludger

Reizende Ludger.
Gedurende zeven jaren trok Ludger door Friesland. Ten tijde van de tweede grote opstand van de Saksen uit de omgeving van Osnabrück en het Munsterland. De Friezen in het noorden sloten zich aan bij de aanvoerder Widukind, die Dokkum veroverde, de kerken plat brandden en de mensen verbood om in Jezus te geloven. Ludger keerde in 784 terug naar het veilige Utrecht. Vandaar uit begon hij aan zijn grote reis naar Rome en Monte Cassino waar hij, samen met zijn broer Hildegrim, die ook priester geworden was, en zijn leerling Gerbert, ruim twee en een half jaar in het Benedictijner klooster verbleef. In 784 bezoekt Ludger eerst Paus Hadrianus 1e in Rome, die hem als blijk van waardering over zijn werk, relieken (stukjes heilige beenderen) schenkt in een mooie ronde ivoren doos om deze, of een deel daarvan, in het altaar van de door hem te stichten kerk of klooster, te plaatsen. Ludger belooft dat hij ze altijd bij zich zal dragen. Zijn grote wens is een Benedictijner klooster te stichten, waar hij de relieken een blijvende plaats in het altaar kan geven.

Daarna gaat het drietal verder naar het zuiden, naar het klooster van de heilige Benedictus die het 300 jaar daarvoor gesticht had in Monte Cassino. Als monniken levend en de liederen lerend, die in dit klooster gezongen werden, beleefden zij een fijne tijd en verzamelden vele van deze liederen, die heden ten dage nog gezongen worden, voor hun terugreis.

Ludger 09 Foto: Klooster Monte Cassino

 

Widukind.   

In 785 met Kerstmis werd Widukind, de aanvoerder van de Saksen na zich bekeerd te hebben tot het christendom, in Attigny gedoopt samen met zijn rechterhand Abbio. Deze belangrijke doop maakt de weg vrij voor het zendingswerk van Ludger.

Ludger 10Widukind.  Bron o.a: De Achterhoekse lappendeken, door G.J. Hans. (1ste hoofdstukken)

Widukind was in 779 bij Bocholt verpletterend verslagen door Karel de Grote, zodat het Saksenland open lag voor de prediking van het evangelie. Hierop schreef Karel de Grote aan de Paus, dat nu het gehele Saksische volk christelijk geworden was. Latere volksopstanden in 841 hebben bewezen dat het gewone volk toch naar het oude geloof van hun voorouders terug verlangde. Het is Ludger nooit bevallen dat Karel de Grote de mensen dwong om Christen te worden. Wie Jezus wilde volgen moest daar vrij over beslissen kunnen volgens Ludger. Hij leerde de Friezen het ”Onze Vader” en de geloofsbelijdenis.


Karel de Grote.
In 786 heeft Ludger Karel de Grote (742-814) ontmoet in het klooster van Monte Cassino. Voordat zij terugkeerden, benoemde Karel de Grote Ludger tot missionaris over vijf Gouwen in Oostelijk Friesland; Humsterland, Hunzingo, Fivelgo, Eemsgo en Federgo ten oosten van de Lauwers en over de Eems. Ludger kreeg van Karel de Grote het klooster Lothusa in Belgisch Brabant als leengoed met alle bijbehorende kerken, hoeven en dorpen, om met deze opbrengsten zijn werk te kunnen doen en ook zijn medewerkers te kunnen ondersteunen. Op zijn terugweg ging Ludger via Worms om de bisschopswijding op 13 juli 787 van zijn vriend Willehad bij te wonen. Willehad kreeg het Bisdom Wigmodia ( Bremen) toegewezen. Ludger had zijn vriend Willehad leren kennen toen zij samen door de Groninger Ommelanden en het westen van het Duitse Ostfriesland trokken.

 

Ludger 11Troon van Karel de Grote in de Dom van Aken.

Bernlef.
In deze periode leert Ludger Bernlef kennen, de al 3 jaar blinde zanger en verhalen verteller. Ludger gaat met Bernlef naar een kapel om de biecht af te nemen. Bernlef biechtte al zijn zonden en Ludger maakte het kruisteken. Daarna hield Liudger zijn hand voor de ogen van Bernlef en vroeg: “kun je mijn hand zien?” Voorzichtig Troon van Karel de Grote in de Dom in Aken. opende Bernlef zijn ogen en zag de hand van Ludger. En hoe heet dit dorp? “Warfum! Het is Warfum.” Kun je de huizen er in zien? Dan dank God daarvoor, want die heeft jou het licht er in gegeven. Ludger predikte in de zomer en gaf les in de winter. In 791 ging Ludger naar Helgoland om daar zijn zendingswerk te doen. In 792 kreeg Ludger opnieuw te maken met een grote opstand en moest het noorden verlaten, maar Bernlef bleef omdat de Friezen niet wisten dat hij gedoopt was. Bernlef was diep gelovig en doopte in opdracht van Ludger 18 kinderen die in stervensgevaar verkeerden, waarvan er slechts 2 in leven bleven. In deze tijd weigerde Ludger het verzoek van Karel de Grote om bisschop van Trier te worden, na het overlijden van bisschop Wiomad in Trier. Als bisschop van Trier kon hij zich niet meer om zijn Friese volk bekommeren en dat wilde hij niet. Ludger schreef Karel de Grote terug dat hij het een hele eer vond, maar toch liever zijn zendingswerk voortzette. Ludger nam even de tijd om zijn herinneringen op papier te zetten en schreef een biografie over zijn leermeesters Bonifatius en Gregorius.

Ludger 13 Ludger en Bernlef.

Nieuw missiegebied.
In 792 wijst Karel de Grote het westelijke deel van Saksenland, onze Achterhoek en Westfalen als missiegebied toe aan de inmiddels vijftig jarige Ludger.
Ludger trok met zijn gezellen te voet, te paard, en misschien ook een enkele keer per boot, door het onherbergzame Saksenland waarbij hij zijn draagaltaar en miskelk mee nam. De IJssel was de grens tussen het Saksenland en het Frankische gebied. Vanuit de bestuurspost in Brummen stak hij de IJssel over om zijn missiewerk in de Achterhoek te beginnen. In de IJsselgouw had hij vele vrienden waarvan hij bezittingen (gronden en rechten) had gekregen.

Ludger 12 Woongebieden Franken en Saksen.


Graaf Wrachar Brunharszoon geeft op 9 oktober 794 omwille van zijn “zielenheil” een stuk land en een akker aan Ludger, gelegen in “het Hof Withmundi”. Een strook grond tussen de monding van de Baaksebeek en Bronsbergen. Daar bouwt Liudger zelf een kerkje ter ere van ’relikwieën van de Heilige Verlosser’ (Ludger beschikte over relikwieën). Dit kerkje werd vernoemd naar St.Salvator en werd gebouwd aan de westoever van de IJssel, ten westen van het huidige Wichmond. Ludger zal dit kerkje in zijn leven nog vier of vijf keer bezoeken. Doordat de meanderende IJssel de grond onder het kerkje wegspoelde, stortte het in en werd op deze plaats niet meer herbouwd. Volgens de archivaris van Zutphen zijn er twee kerkjes gebouwd. De resten van dit 2e kerkje zijn in ± 1600 voor een ton bier verwijderd, omdat het in de vaarweg stond van de IJssel. Op de oostelijke IJsseloever werd twee eeuwen later, in het kerspel Steenderen, een nieuwe kerk gesticht om het missiewerk, waar in Wichmond mee begonnen was, verder uit te breiden. Ook komt Ludger in het bezit van vier akkers. (Het latere Vierakker!)

Eigen kerk.

Ook een grootgrondbezitter, de vroonheer (de heer van het domein), een adellijk persoon of een klooster kon op zijn of hun landgoed voor de onderhorigen en andere belangstellenden een kerk stichten. Er wordt aangenomen dat hierna de zgn.”saallanden” zijn ontstaan. In beslag genomen nederzettingen en woeste gronden werden verdeeld, een hoeve gebouwd met in het hart het woonhuis, de “sala”, de zaal. Op deze manier moeten bij de sala en de kerkjes de meeste dorpen en buurtschappen zijn ontstaan, Deze vroonheren zagen het kerkje, meestal niet meer dan kleine houten schuurtjes, als eigendom, als een deel van hun vermogen en vroegen voor een bezoek hieraan een klein geld bedrag. De tienden die in de parochie worden opgebracht, kwamen aan de eigenaar van de kerk ten goede. De bisschop kreeg geen inspraak bij het aanstellen van de priester. Hierdoor ontstonden de begrippen patronaatsrecht en collatierecht. Bij het patronaatsrecht was het aan de kerkeigenaren voorbehouden om de kandidaten voor te dragen bij de kerkelijke overheid die de benoeming zou moeten verrichten. Het collatierecht maakte het mogelijk dat de eigenaar zijn kandidaat nog voor de kerkelijke benoeming in het bezit stelde van de kerkgoederen, waardoor de kerk geen andere keuze had dan de benoeming te accepteren. De steun, die dit systeem voor de kerstening betekende is enorm geweest. Aangezien eigen kerken tot het particuliere vermogen gerekend werden, konden ze geruild, verkocht of weggeschonken worden. Vaak schonk men een dergelijke kerk aan een geestelijke instelling. Bijna alle kerken uit de Karolingische tijd zijn later door de particulieren aan bisschoppen en kloosters geschonken.

Ludger 14 Opening Ludger standbeeld op 29-03-2009. Foto: H.M. Somsen.

Ludger komt in Salehem aan.
De Zelhemse kerk is door Ludger zelf gesticht en was een oerparochie. Na Zelhem trok Ludger, predikend, kerkjes, parochies en kloosters stichtend naar Winterswijk, Bocholt, langs grote oerbossen en veengebieden naar Coesfeld, Nottuln (800), Billerbeck (Pfarrkirche St. Johannes der Täufer) en Munster. Met behulp van Keizer Karel stichtte hij het klooster in Werden aan de Ruhr, ten zuiden van Essen. Men noemt Liudger hier in deze streek wel de “Westfälische missionaris”. Eerst gaat Ludger in 792 naar een nederzetting aan de Aa, die toen de naam Mimigernaford ( Munster) droeg, om centraal in het Saksenland een klooster te bouwen op de Horsteberg, waar de kloosterlingen met elkaar kunnen wonen, bidden en werken. Van hieruit kan de blijde boodschap verder uitgedragen worden. Na het klooster “monasterium” komt er ook een school. Deze door Ludger gestichte school bestaat nog en heet nu het Paulinum gymnasium in Munster. Ludger wilde naast deze school, een bibliotheek en een kerk bouwen, deze kerk is opgedragen aan Paulus. Ludger wilde van deze school een opleidingscentrum maken zoals in Utrecht en York om hier zijn priesters op te kunnen leiden voor zijn te stichten kerken. Zijn missie was succesvol, in 805 werd de parochie tot bisdom verheven en hij zelf in Keulen tot bisschop gewijd.

Ludger 15

Kopergravure Abdij Essen Werden.

Ludger gaat naar Werden.
Ludger zakt in 799 met zijn helpers af naar de bovenloop van de Ruhr bij Werethium (Werden). Hier op de grens van het Franken- en Saksenland begint hij aan zijn grootste wens, om een Benedictijnenklooster te stichten. Ludger had al in 796 aan de oever van de Rurh land en in 799 ontvangt hij een groot oerbosperceel. Volgens de legendes zijn na een gebed van Ludger de bomen uit dit bos, waar het klooster moest komen, in de nacht vanzelf omgevallen. Toen was er plaats genoeg en het bouwhout lag erbij. De bouw van het klooster gaat snel. In 799 kunnen de eerste monniken hun intrek nemen en op 1 mei 801 kan Ludger een deel van de relieken, die de paus hem destijds schonk, in het altaar van de nieuwe kerk leggen, die dan nog niet klaar is. Deze plek bevalt Ludger wel en op een dag zegt hij “In de schaduw van deze bomen wil ik begraven worden”.

Ludger 16 Ludger 17

Kloosterkerk Essen Werden

Miskelk

 

Ludger gaat weer naar Salehem. 

Hierna vertrekt Ludger snel met zeven helpers richting Salehem (Zelhem) en Attinghem in de Utrechtse Vechtstreek, naar zijn ouders en zijn zuster Heriburg. Hij wil vragen op één van hun landgoederen Werinon ( bij Muiderberg), een klooster te stichten. Onderweg gaat hij eerst naar Helmbald in het Frankische Gooi van Widapa (in Villa Salehem), die hij dat jaar voor de tweede keer bezoekt. Deze koningsvrije landeigenaar had Ludger een stuk land of ‘bijvang’ geschonken maar wilde daarop terug komen, zo lezen wij in een oorkonde die afkomstig is van het klooster van Werden bij Essen en bewaard wordt in het archief te Leiden. Deze gift was bedoeld voor de relikwieën van Sint Salvator ofwel de Verlosser in Withmundi, zoals Wichmond toen heette. De relikwieën moesten nog in een kerk geplaatst worden. De kerk was nog niet gereed, maar werd kort daarna in 801 ingezegend. Priester Frithuardus is daar vermoedelijk de aangestelde zielzorger.

De oorkonde.

Ludger 18De oorkonde.

De vertaling van deze Latijnse tekst luid: Zoals bij al zijn buren bekend is, heeft Helmbald, de zoon van Heribald, aan de (Kerk van de ) Relikwieën van de heilige Verlosser, in beheer bij abt Liudger, met het oog op zijn zielenheil afgestaan het eigendom dat hij, Helmbald, als erfelijk bezit en in gemeenschap met zijn naaste verwanten door eigen arbeid en met hulp van zijn vrienden verkregen en ontgonnen heeft. Het ligt op de plek, genaamd Widapa, op het landgoed Salehem. Later heeft hij gevraagd het vruchtgebruik van de helft van dit eigendom te mogen ontvangen gedurende de dagen van zijn leven en dat van zijn zoon, en wel voor een halve solidus per jaar, te betalen op de paasdag aan de bovengenoemde ( Kerk van de) Relikwieën, te deponeren op de zelfde plaats ten behoeve van de verlichting. Ik, abt Liudger, heb dienovereenkomstig gehandeld. Ik heb hem de helft van het eigendom ter beschikking gesteld, op voorwaarde dat gedurende de dagen van zijn leven en dat van zijn zoon de goederen de oorkonde. die tot dat eigendom behoren, zouden worden verbeterd en dat het ongedeeld en zonder tegenspraak na hun heengaan in het bezit van bovengenoemde (Kerk van de) Relikwieën in verbeterde toestand zou terug keren, om te worden gebruikt door de dienaren van God, die verwaardigd zijn om nadien zorg te dragen voor de (Kerk van de) Relikwieën, onder de zegen van de Heer, er over te waken. Deze verklaring is in het openbaar afgelegd op de plek genaamd Widapa op 8 mei in het drieëndertigste jaar van de roemrijke koning Karel. Ik abt Ludger, heb haar ondertekend. Zegel, priester Garusalim, zegel klerk Hardgerus, zegel klerk Vulgerus, zegel klerk Guntbertus, zegel klerk Bocco, zegel klerk Gerfrid, ik Wambertus heb onderschreven.

Widapa.
De naam Widapa zegt iets over de toestand van de bedoelde plaats. De naam is samengesteld uit ‘wid’ of wijd en het Frankische woord ‘ápa’, dat water betekent. Hiermee is bedoeld het plassengebied tussen Wichmond, Hengelo en Baak, dat in de wintertijd door de IJssel onder water liep. De grond Widapa is gelegen achter autobedrijf Wassink aan de Banninkstraat 24 in Hengelo. Op deze historische plek staat een monument ter herinnering aan deze akte.

36 Ludger Widapa monumentHet Widapa monument. Ontwerp: J. de Gelder. Foto H.M.Somsen.

De oprichting van de kerk in Zelhem.
Ludger heeft in deze periode (± 805) na het kerkje van Wichmond, in Salehem op een stuk geschonken grond een kapel gesticht van ongeveer vijf bij zeven meter, welke hij wijdde aan St. Lambertus. Hier bekeerde hij de eerste Zelhemmers en zo zien wij Ludger voor zijn kerkje staan onder een boom. Er is een doopdienst, Ludger zal na de prediking een aantal bekeerlingen dopen. Aan elke dopeling stelt hij vermoedelijk de verplichte doopvragen uit de Utrechtse doopbelofte;” Forsache tu diabolae?” het antwoord van de dopeling is; “Ec forsache diabolae”. Daarna de volgende vraag; “Gelobis tu in Godt almechtigun Fadaer?” waarop de dopeling antwoordt; “Ec gelobo in Godt almechtigun Fadaer”. Men moest Wodan (de doden geest) en Donar (de donder god ) afzweren en alle andere Germaanse goden. De geloofsijver was groot van Ludger en op zijn prediking werd menig ruwe Saks Christen, zij het met het zwaard van de keizer op de achtergrond.

De oerkerken.
De kerken van Wichmond en later die van Zelhem en Winterswijk, in het Nederlandse deel van het Saksenland, zijn door Ludger zelf gesticht en Zelhem was met Wichmond het meest westelijk gelegen oerkerspel, gesticht rond een kerk van de abdij van Werden waarvan de abt het collatierecht bezat. De parochie van Zelhem, die als vooruit geschoven post van het bisdom Munster verkeerde, raakte betrokken bij een afsplitsing die leidde tot het ontstaan van de dochterkerken Hengelo (Remigius), Varsseveld (Laurentius) en Silvolde (Mauritius). Zij werden in 1152 voor de eerste maal als kerspelen genoemd toen zij, samen met de kerspelen Lohn, Winterwijk, Aalten en Zelhem, onderwerp waren van een geschil bij het conflict tussen bisschop Frederik van Munster (1152-1168) en graaf Godschalk 2e van Lohn (1152-1184). Het kerspel Hengelo bezat van oudsher nauwe banden met het Keulse Sint-Pantaleonklooster dat eigenaar was van een in Hengelo gelegen hof. In Varsseveld stond een eigen kerk van de graven van Lohn die het in 1245 toevoegden aan de bezittingen van het klooster Bethlehem in Doetinchem. Volgens Ludgers opvolger Altfried, zijn neef en biograaf, de kroniekschrijver en abt van zijn klooster in Werden en 3e bisschop van Munster, zou de bouw van de Winterswijkse kerk aan het eind van de achtste eeuw hebben plaatsgevonden. Het initiatief ertoe zou moeten worden toegeschreven aan een zekere abt Benrad en verrees op de hof van de bisschoppen van Munster, die tevens het collatierecht bezaten.

Bisschop van Munster.
Ludger wordt op 30 maart 805, op 63 jarige leeftijd, door keizer Karel de Grote, in Keulen tot bisschop van Munster gewijd, op voorspraak van Hildibald, de eerste aartsbisschop van Keulen. Al zijn zelf gestichte parochies werden ondergebracht in het bisdom Munster en niet meer in het bisdom Utrecht. Zo ontstond uit het missiegebied van Ludger het bisdom Munster.

Ludger 19Foto: Het lichtgroene gebied is een projectie op de moderne kaart van het grensgebied Nederland Duitsland met globaal de omvang van het gebied waarin de graven van Lohn Grafelijke rechten uitoefenden volgens de oorkonde uit 1152, het theoretische “Borculose deel” viel tijdelijk onder Herman van Loon, als zaakwaarnemer voor Hendrik III van Borculo, tussen 1233 en 1245.

Keizer Karel de Grote begiftigde het klooster in Werden met vele goederen, o.a. “de Hof te Zelhem’’. Nu moest de hofmeier (de vertegenwoordiger van de koning in Zelhem) voortaan verantwoording afleggen aan de abt van het klooster in Werden. Eén of twee maal per jaar kwamen nu de abt en de proost van de abdij uit Werden op bezoek om de cijnzen in ontvangst te nemen. De onderhorigen van “het Hof te Zelhem” (de familia) leverden waarschijnlijk geld en goederen. Er moesten o.a. 32 potten honing geleverd worden. De hofmeier moest zorgen voor onderdak en voedsel voor de geestelijke heren. Op hun rondreis bezochten ze niet alleen het Hof te Zelhem (1152) maar eveneens de Veluwe waar Ludger een aantal grondstukken van Rodolf en een stuk bos bij Bruggelen (Beekbergen) had gekregen, waar de belasting moest worden opgehaald. Er was zelfs sprake van een postweg van Werden over Schirmbeck en Rhede naar Zelhem, waarlangs de heren reisden en goederen vervoerd werden. Deze plaatsen lagen ongeveer een dagreis uit elkaar en waren evenals Zelhem koningshoven. Wijziging van het bestuurlijk stelsel binnen het bisdom Munster in 1193 door diens bisschop Herman 2e in drie afzonderlijke aartsdiaconaten maakte dat het grootste deel van de Achterhoek, waaronder het kerspel Zelhem, vanaf die datum ressorteerde onder het aartsdiaconaat Vreden, waardoor de Zelhemse klooster goederen cijnsplichtig werden aan Vreden.

Na 1341 worden geen goederen meer geleverd. Geen honing of b.v. rogge, maar de schatplichtige boeren moesten voortaan een bepaald bedrag in geld betalen. Dit varieerde in Zelhem omgerekend van 2 eurocent tot 2,25 gulden. Veel van de oude Zelhemse hoeven dateren uit de dertiende en veertiende eeuw. Waarvan een aantal zoals ook Smedekinc, Etzinc, Hissinc, Regheninc, Wissekinc, Woltschotencamp (Waltschoten) en andere grondstukken tot de bezittingen van het klooster behoorden en belastingplichtig waren. De Villa Salehem met daarin Hengelo en Zelhem (het Gooi) was groter dan de oude gemeente Zelhem met 8100 Ha.

Ludgers einde.
Op zondag 25 maart 809 als de bisschop Ludger op weg is van Coesfeld naar Billerbeck, geeft hij aan dat zijn krachten wegvloeien en dat hij niet lang meer te leven zal hebben, en is blij dat hij de kerk en zijn onderkomen nog haalt. Het lezen ging ook al een tijd niet zo best meer, het zal zijn laatste mis worden hier in Billerbeck. Op 26 maart 809 overlijdt Ludger in Billerbeck in het bijzijn van zijn leerlingen. Zeer veel mensen en goede vrienden kwamen voorbij om afscheid te nemen. Bij zijn bed brandden kaarsen en werden de liederen gezongen die hij zo graag hoorde. De volgende morgen is Ludger op een wagen gelegd, de paarden ervoor gespannen en zo is de stoet naar Munster gegaan, door een haag van zwijgende mensen tot op het Domplein. Zes mannen hebben Ludger in zijn kerk gedragen en zeer vele mensen kwamen ook hier afscheid nemen. Monniken uit Werden wilden Ludger ophalen voor zijn begrafenis onder de bomen in Werden bij zijn klooster, maar dat wilden de Munsteranen niet. Ludger was hun bisschop en wel de eerste bisschop die de stad gekregen had. De strijd om de dode Ludger werd steeds heftiger.


Ludger 20 
Kerk Billerbeck bij het witte altaar. Foto: H.M. Somsen.

Ludger 21 Expositie in de kerk in Billerbeck. Foto. H.M. Somsen.


In de Dom kon Ludger niet blijven en moest in de kleine ”Marienkirche “naast de Dom opgebaard worden. Dan worden bodes naar Ludgers broer Hildegrim en naar keizer Karel de Grote gestuurd, die zouden het probleem moeten oplossen. Na wekenlang wachten kwam het antwoord van keizer Karel de Grote, Ludger zou zijn rustplaats krijgen welke hij zelf gewenst had en werd daarna op 26 april begraven onder een boom bij zijn geliefde klooster in Werden. Ludger had al zijn bezittingen bij het klooster in Werden ondergebracht en dat is dan ook de reden dat niet alleen de akten van Ludger in Werden bewaard werden ( De akte over Zelhem wordt bewaard in Leiden), maar dat het klooster ook de bezittingen van de door Ludger gestichte parochies beheerde en geld en goederen inde.

Decennia lang na Ludgers overlijden bleef het klooster in bezit van zijn familie, en 5 van hen volgden hem op als bisschop en als kloosterabt. Daarna kozen de monniken zelf hun abten. De abdij in Werden bleef de gehele middeleeuwen een belangrijk geestelijk en cultureel centrum, met in de bibliotheek zo’n 10000 manuscripten. De Duitse keizers verleenden aan deze abdij veel rechten en privileges, waaronder eigen muntslag en eigen rechten. Meer dan acht eeuwen lang behoorde Werden tot de vele klein zelfstandige staatjes van het Heilige Roomse Rijk. In 1802 kwam er een einde aan de zelfstandigheid, de stad en de abdij werden door de Pruisen geannexeerd. De kerk werd een gewone parochiekerk en de kloostergebouwen kregen een functie als gevangenis. De beroemde bibliotheek werd opgedeeld over diverse musea en bibliotheken in heel Europa. De door Karel de Grote aan het klooster verbonden school is nu het openbaar Gymnasium en conservatorium/muziekschool.

De kerk in Werden.
De kerk in Werden is door paus Johannes Paulus in 1993 tot basiliek verheven en is de derde kerk op deze plaats. De totale inrichting van de kerk is Barok: het altaar, beeldhouwwerk en preekstoel zijn allemaal 17de en 18de eeuws. De beelden van Erasmus en Johannes Nepomuk, maar vooral het grote altaar met drie Liudger afbeeldingen en de andere beelden maken grote indruk. Heel bijzonder is het 13de eeuwse beeld van de Heilige Maagd. In de crypte van de Ludger-basiliek bevindt zich de sarcofaag met het stoffelijke overschot van Liudger.

De nisvormige ruimte wordt afgesloten met een bronzen sierhek. Ter bevestiging dat Ludger onder een boom begraven is geweest, is de schrijn gezet op een boomstamvormig voetstuk. Op het hekwerk van de kapel troont Hildegrim 1e, de jongere broer van Liudger en bisschop van Chälons-sur-Mer. Links boven is Gerfried, de opvolger van Ludger als 2e bisschop van Munster, te zien. Rechts boven is zijn neef en biograaf Altfried, de 3e bisschop van Munster te zien en zijn neven Tiadgrim en Hildegrim 2e als bisschoppen van Halberstadt. Tegenover de schrijnruimte zijn de genoemde familiegraven aangeduid.

Ludger 22Ludgerschrijn.

Zijn sterfplek in Billerbeck.
Op zijn sterfplek in Billerbeck is een een nieuw-Gotische basiliek gebouwd met een bouwperiode van 1892 tot1898, die als bedevaartskerk gebruikt wordt. In deze St.Ludgerus-dom zijn schitterende beelden en gebrandschilderde ramen te zien met op het koor een zeer fraai altaar. Op de plek waar Ludger gestorven is, in de zuidtoren van de St.Ludgerus-dom, is nu de Herdenkingskapel met een heel mooi altaar van wit marmer met een uitgehouwen altaarbeeld, de dood van Ludger voorstellende.

Ludger 23 Het witte altaar in de herdenkingskapel in Billerbeck. Foto: H.M. Somsen.

Veel van de gebrandschilderde ramen in de kerk beelden Ludger uit. Aan de rand van Billerbeck staat de bronnenkapel, deze bron zou Ludger gebruikt hebben om zijn gelovigen te dopen en in de Mühlenstrasse stond de bisschoppelijke burcht. De Johannis kerk is de oudste kerk van Billerbeck en stamt uit de zelfde periode als de kerk van Zelhem, maar is veel indrukwekkender aan de buitenkant, met meer versiering.
In de kerk is een zeer mooie dubbelstralende madonna uit 1480 te zien. Naast Ludger nam de “Gelderse” priester Gerward, waarschijnlijk uit Gendt aan de Waal, een belangrijke positie in aan het hof van Karel de Grote. Hij was hofbibliothecaris in het paleis van Aken en werkte samen met hofhistoricus Einhard, die een levensbeschrijving van Karel de Grote maakte.

Ludger 24 St. Ludgerus in Billerbeck.

Gerward bezat een grote hoeveelheid grond in het tegenwoordige Oost Nederland en het aangrenzende deel van Duitsland (Saksenland). In 814 schonk hij een aantal bezittingen aan de abdij van Lorsch, waaronder veel Veluwse bosgronden, die door archeologen later als zeer rijk en waardevol werden bevonden, mede door enkele, zeer grote hopen met ijzerslakken, die gevonden waren en die duiden op ijzerwinning en bewerking gedurende een zeer lange periode tussen de IJzertijd, Romeinse tijd en de 11de en 12de eeuw. Voor de abdij van Lorsch waren deze schenkingen, door de opbrengsten van de ijzererts en de verkoop van de bijbehorende houtskool, erg winstgevend.

Ludger 25 Ludger standbeeld in Billerbeck.

Ludgers tijdgenoot Gerward.
Met een giftbrief van 7 februari 828 schenkt Gerward, zoon van Landwerd, het buurtschap Langera(k) bij Doetinchem samen met, destijds gehuchten als Azewijn, Hummelo en Westendorp aan de kerk van Utrecht. De Utrechtse bisschop beleende deze gift ter bekostiging van zijn kerkelijke zaken. Hij verpachtte het zogezegd. Zodoende komen we in 838 weer een ander perkament tegen, waarin bisschop Albericus een aantal verworven landgoederen in leen gaf aan graaf Rodgarius. Dit was in die tijd heel gebruikelijk, want de clerus en de adel hadden elkaar nodig om de baas te kunnen spelen. Uit die akte van 838 blijkt ook dat de Utrechtse Domkerk eigenaresse was van de “in de villa Duttinghem gewijde kerk, met alle daartoe behorende lijfeigenen”.
Hieruit blijkt dat onze voorouders slaven waren van de roomse kerk, die ze aan de graaf in bruikleen gaf. De kerk van Doetinchem ging later over naar het bisdom Deventer.

De dood van Karel de Grote.
Na de dood van Karel de Grote in 814 werd diens rijk, volgens het Germaanse erfrecht, verdeeld onder zijn drie kleinzonen. Het Verdrag van Verdun verdeelde zijn immens grote rijk op in West-Frankisch, Oost-Frankisch en Midden-Frankisch rijk.

Rond het jaar 1000.
Rond het jaar 1000 vond men in deze regio nog maar enkele kerken, die door de eerste missionarissen, zoals Lebuïnus en Ludger e.a. zijn gesticht. De zendelingen en hun medehelpers woonden bij de kerk en vanuit deze centra werd de zegen van het evangelie in de wijde omtrek verbreid. Zulke centra (moederkerken) waren Deventer, Markelo, Oldenzaal, Groenlo, Winterswijk, Zelhem, Wichmond en Zutphen. Elk van deze moederkerken bezat een uitgestrekt kerspel. Zelhem, Wichmond en Winterswijk behoorden tot het bisdom Munster. Onder de bisschop stonden de aartsdekens. Twee maal per jaar, in de Vasten en in Oktober, maakte de aartsdeken van Vreden een rondreis om deze kerken te bezoeken. In ieder kerspel verbleef hij één of twee dagen en hield er op de hof bij de kerk “sendgericht”, dat is rechtspraak over geloof en leven.



Ludger 26 Lodewijk de Vrome.

De schouten of meijers of andere aanzienlijke mannen uit elke Marke moesten bij hem komen, om als openbare aanklagers (sendwroegers) op te treden. Vooraf moesten deze, staande voor het kruisbeeld, met brandende waskaarsen aan elke kant, op de relieken der heiligen een plechtige eed zweren, dat zij zouden “wroeghen dat mollenmoor, straetenmoor en de tauwermoor” dat is al wat bekend en besproken is op molens, straten en leerlooierijen. Daarna werd er recht gesproken over het niet houden van zon- en feestdagen, over tovenarij, wichelarij en ander ongeloof. Er werd tevens onderzocht, of de begrafenisstoet wel over de lijkwegen ging, die sinds het bestuur van Karel de Grote op straffe van dood gevolgd moesten worden, om het volk van de heidense begraafplaatsen af te houden. ’s Avonds reed de aartsdeken met zijn paard weer verder naar de volgende parochie, waar hij bleef overnachten. Alle Marken moesten aan het onderhoud van de kerk, het kerkhof en de reiskosten van de aartsdeken bijdragen. Tevens moesten de markgenoten hout leveren voor de omheining van het kerkhof en voor reparaties aan de kerk. Tot in het midden van de 13e eeuw zijn er “sendgerichten” geweest, daarna is het toezicht in een andere vorm gekomen.

Tussen 1131 en 1151 had bisschop Werner van Munster ter beveiliging van zijn gebied een burcht te Lohn gebouwd en het beheer daarvan aan Godschalk van Lohn toevertrouwd terwijl deze ook als vrijgraaf het rechtsgebied over de kerspelen Lohn, Winethereswick (Winterswijk), Aladnon (Aalten), Versnevelde (Varsseveld), Salehem en Hengeloe was opgedragen.

Een oorkonde van 1152 vermeldt dat, Godeschalk van Lohn, het “regimen populare” over de parochiën Loon, Winethereswick, Aladnon, Versnevelde, Salehem en Hengeloe afstaat aan Frederik 2e van Munster, de opvolger van Werner, om het daarna weer in leen terug te ontvangen.

De parochie Zelhem en Hengelo, vormden samen het land “Goy”(Gooi) en op 28 september 1255 koopt Otto 2e de jurisdictie over dit gebied en in de 14e eeuw was het onderdeel van de Gelderse graven.

 

Ludger 27 Gebiedskaart Hameland ca. 1700. Bron: De Achterhoekse lappendeken, door G.J. Hans. Pag 45 en 46.

Het Ludgerkerkje in Zelhem.
De verkondiging van het geloof en het opzetten van een georganiseerd bisdom resulteerde in het stichten van lokale geloofsgemeenschappen en het bouwen van primitieve kerkgebouwen. Als een grondbezitter zijn grond schonk aan een bisdom, deed hij afstand van de eventuele inkomsten van zijn grondbezit en had het bisdom volledige zeggenschap over de gronden en hun opbrengsten. Het kerkje had een opening in de Zuidgevel, zodat er licht op het altaar viel en een deuropening in de Westgevel. De wanden waren van steenachtig materiaal wat in de omgeving aanwezig was, voornamelijk behakte ijzeroer stenen en het dak met takken, riet en heide bedekt. Behalve een deur als afsluiting, waren er vermoedelijk geen grote openingen in de zijwanden. ’s Winters werd deze kleine ruimte verlicht met waskaarsen. Er is door geschiedkundigen verondersteld dat de priester de dienst in de deuropening hield en dat de mensen buiten stonden.

Bij restauratie werkzaamheden in 1946, die volgden op de verwoesting door de bombardementen in 1945, vond men binnen in de Lambertikerk de zware ijzeroer fundamenten van het door Ludger gestichte kerkje. De opgegraven fundamenten van het kerkje bestonden uit moeras ijzeroerstenen. Dit is een stevig fundament geweest van 6x8 meter. De bouwers van deze kerk zijn vermoedelijk uit een andere streek gekomen waar al stenen bouwwerken gemaakt werden, omdat stenen bouwwerken hier nog niet bekend waren. Volgens de heer K.J. Steehouwer, de archeoloog uit Soest, was dit kerkgebouwtje van steen, in tegenstelling tot veel eerder, door Liudger gebouwde eenvoudige houten kerkjes. Daarmee vermoedelijk een van de vroegste stenen bouwwerken, die tot dusverre boven de Grote Rivieren is opgegraven.

Op onderstaande foto zijn duidelijk de contouren van het kerkje te zien, die de iets scheve ligging t.o.v. het latere kerkgebouw weergeven volgens een reconstructie uit 1951. Een plattegrond van de Lambertikerk en enkele ijzeroer stenen welke opgegraven zijn door de archeologische werkgroep Zelhem, liggen tentoongesteld in Museum Smedekinck in Zelhem. 

Ludger 28 Fundamenten van het door Ludger gestichte kerkje onder het koor van de kerk.

Zelhem 1200 jaar.
Met de viering van het 1200 jarig bestaan van Zelhem, volgens de akte door Ludger ondertekend in 801, over het gebruik van de ontgonnen grond op Widapa, kwam een klein groepje mensen op het idee, om een reconstructie van het Liudgerkerkje te realiseren. (Eigenlijk was men in de veronderstelling dat het kerkje in 801 in Zelhem was gebouwd). Na de plannen en fondsenwerving, kwam de uitvoering in 2001. Een groepje “deskundige” vrijwilligers gaven al hun vrije tijd om deze replica binnen enkele weken naast de Lambertikerk te bouwen. Het mooie resultaat trok veel bezoekers en werd zodoende één van de hoogtepunten van de festiviteiten.

 Ludger 29

Verschillende bouwstadia van de Lambertikerk

Het was in eerste instantie niet de bedoeling van de bouwers van deze replica van Ludgers kerkje, dat het kerkje als blijvend monument zou dienen, maar door de vele positieve reacties ontstond het idee om het kleine gebouwtje een blijvende plek te geven.

Ludger 30 Ludger 31
Tijdelijk Ludgerkerkje bij de Lambertkerk.

Tijdelijk Ludgerkerkje voor de Lambertkerk.

 

De nieuwe Ludgerkerk uit 2006. 

Het aanvankelijke plan om het kerkje in de Velswijk te laten herrijzen, op 8 mei 2003, zou het op zijn definitieve plaats staan, maar dit strandt op een gemeentelijke afwijzing. Als mogelijke locatie werd het park achter de Bibliotheek in Zelhem genoemd. Even blijft het daar bij. De werkgroep vindt dat het kerkje op deze rustige locatie meer moet zijn dan de vroegere replica en het een stiltecentrum moet worden waar kleinschalige culturele en religieuze activiteiten kunnen plaatsvinden. Twee jaar later, in 2005 wordt er een tekening door de architect Arthur v. Noort, in samenwerking met de archeologen Jeroen Flamnan en Roeland Paardekoper, uitgewerkt.
De vlechtwerkspecialist Ben Aalderink bekijkt de technische realisatie, zodat in december een definitief plan kan worden ingediend.

De gemeente Bronckhorst gaat in januari 2006 tijdens een raadsvergadering akkoord met de bouwtekening en kan het plan doorgaan. De realisatie door de vrijwilligers en bedrijven wordt mede mogelijk gemaakt door gelden van o.a.de TRAP route. Het Ludgerkerkje maakt nu onderdeel uit van de Toeristische, Recreatieve, Archeologische route, die door Zelhem en Halle loopt. In 2006 is het kerkje in het park achter de bibliotheek opnieuw gebouwd, met het zicht op de Lamberti kerk, zijn oude plek.

Ludger 32 Het Ludgerkerkje in het plantsoen.

Op 7 oktober 2006 is het schitterende kerkje feestelijk in gebruik genomen. Het is een stenen fundering geworden met een opbouw Ludgerkerkje in het Plantsoen van eikenhout gebinten, wanden van wilgentenen die aangesmeerd zijn met leem en een rieten dak afgewerkt met heide.

Deze opbouw is in het verleden veel gebruikt geweest, evenals in de grond doorlopende palen met wilgentenen vakvulling, zoals de opgegraven boerderijen in Zelhem hebben laten zien aan hun sporen in de grond. De Stichting Ludgerkerkje Zelhem is erg blij met dit fraaie kerkje, een plek voor bezinning en eveneens een middelpunt van incidentele culturele activiteiten.

Ludger 33Opening van het kerkje in 2006. Foto: H.M. Somsen

Verhuizing Ludgerkerkje.

Zeven jaar later op 21 oktober 2013 verhuist het kerkje naar museum Smedekinck. De verplaatsing van het Ludgerkerkje in het centrum van Zelhem naar het terrein van museum Smedekinck aan de Pluimersdijk maakt het eenvoudiger het object voor publiek open te stellen. De stichting Ludgerkerkje zag, mede door de gevorderde leeftijd van de leden, dat een plek bij museum Smedekinck uiteindelijk beter voor de exploitatie zou zijn. Daarom werd besloten tot de verplaatsing, bij museum Smedekinck is een grote groep vrijwilligers die zowel het onderhoud als de openstelling en uitleg, kunnen verzorgen. Op de nieuwe plaats, op het erf achter het museum, staat het kerkje fraai onder een oude eikenboom zoals Ludger ook onder een eik stond te preken. Christendom Het kerkje herinnert eraan dat de missionaris Sint Ludger Zelhem rond 800 uitkoos als een centrale plaats, van waaruit het christendom in de midden-Achterhoek werd gepreekt.

Museum Smedekinck en Ludger.

In het museum Smedekinck aan de Pluimersdijk 5 in Zelhem en het kerkje zijn diverse goederen van de Ludgerkring Oost-Gelderland tentoongesteld. Zo zijn er kloostermoppen van de kerk in Vierakker / Wichmond uit 1671, een kloostermop van de kerk in Hal en oerstenen van de kerk in Zelhem. Daarnaast is er een collectie met verschillende medailles, munten, zegels, foto’s, brochures, boeken en schilderijen van de Lambertikerk in Zelhem met daarnaast een replica van het Ludgerkerkje en een schilderij van het kerkje in Wichmond, gemaakt in het kader van Wichmond 1200 in 1994. Schoolplaten, een kopergravure, een linoleumsnede en kaarsen met diverse afbeeldingen zijn hier te vinden. Museum Smedekinck.

 

Ludger 34 Museum Smedekinck. Foto: R. Wassink.

Het museum zelf staat op een historische plek, welke al in 1341 genoemd werd als leengoed van het door Ludger gestichte klooster in Werden. Vele eeuwen bezochten de aartsdekens van Werden en Vreden Salehem, om hun pacht op te halen o.a. van deze boerderij bestaande uit kruiken vol honing.

 Ludger 35 Het Ludgerkerkje bij museum Smedekinck. Foto: H.M.Somsen.

428 Geloof in Zelhem

Afbeelding in hout door Henk Schoemaker voorstellende het geloof in Zelhem met een beeltenis van Ludger. Dit beeldhouwerk is te bekijken in Museum Smedekinck. Foto: archief Oudzelhem.

pdfLudger,zijn kerkje en het museum Smedekinck.pdf  


Voor meer Ludger informatie, bezoek de website van de Ludgerkring Gelderland. www.ludgerkring.nl
Bronnen: De Franken in Nederland. Dr.D.P. Blok.  
De Achterhoekse lappendeken. G.J. Hans.
De Heilige Liudger. R. Bareis.
Doetinchem. B. Kerkhoffs.
Traproute fietsen door Zelhem. K.J. Steehouwer.
Vele boeken / tijdschriften / Kronycken en brochures.
Museum Smedekinck. Archeologische werkgroep.

H.M. Somsen 2007-2014


 

 

Vlag halfstok voor de boeren van 1580 tijdens de 80 jarige oorlog.


door Peter Bresser.

Dit artikel is eerder verschenen in de Achterhoekse Almanak van 2020.

In november 2018 werd op de Zwarte Cross de Achterhoekse vlag geintroduceerd.

Het dundoek blijkt in een behoefte te voorzien. In de Achterhoek en zelfs in een deel van de Liemers(!) is de uithangende vierkleur her en der, zelfs in wimpelvorm aan te treffen. Een instructie voor het gebruik van deze vlag bestaat echter nog niet. Op welke data en in welke vorm dient in het bijzonder te worden gevlagd? Is er ook een dag waarop de vlag haifstok zou moetenhangen? Een Achterhoekse treur- of herdenkingsdag? Voor dit laatste zou de 17e maart in aanmerking kunnen komen.

Geen 21-eeuwse Achterhoeker zal bij deze datum meteen terugdenken aan de voor de regio zo zwarte dag in het jaar 1580. Vrijwel geen enkele streekbewoner is, nu 440 jaar later, nog bekend met het drama dat toen plaats had. Een drama dat niet past in de kraam van onze roemrijke Vaderlandsche geschiedschrijving en daardoor vergeten en onvermeld is gebleven.

Zo nu en dan wordt hier en daar nog wel eens een geschiedkundige beerput opengetrokken, zoals op het gebied van de slavernij, collaboratie ’40-'45 en het koloniale verleden, De deksel op de put van het drama rond de Achterhoekse boeren wordt soms wel eens gelicht om vervolgens weer behoedzaam te worden gesloten. Boeren worden in de moderne tijd immers vooral in de hoek van de daders geplaatst.

De Tachtigjarige Oorlog 1568-1648

Voor een goed begrip van het boerendrama verplaatsen we ons naar de episode waarin het jaar 1580 viel: de Tachtigjarige Oorlog 1568-1648.

Moderne inzichten zien deze oorlog liever betiteld als ‘de Opstand’. Het conflict wordt met deze duiding getypeerd. Inderdaad betrof het een opstand van onderdanen in de Nederlanden tegen hun landsheer de koning van Spanje. Edelen en stadsbesturen in de lage landen kwamen in verzet tegen de door de koning van Hispanje gevoerde centralistische politiek. Doordat de koning in toenemende mate inbreuk pleegde op oude rechten, voelden edelen en plaatselijke autoriteiten zich bedreigd in hun autonomie. Verder speelden ook krachten mee die streefden naar hervormingen binnen de Roomse kerk. De ijzeren vuist en brandstapels waarmee de Spaanse koning zijn onderdanen in bedwang poogde te houden leidden tot polarisatie en vervolgens naar een opstand. In deze opstand vonden de noordelijke gewesten elkaar in een unie die uiteindelijk zou leiden tot de vorming van een nieuwe staat: die van de Republiek der Verenigde Nederlanden met de Staten-Generaal als besturend lichaam. Als vooraanstaand coördinator en leider van de oppositie tegen de koning wierp De Prins van Oranje, oftewel Willem van Oranje (1533-1584) zich op. Hij stond aan de basis van de staat der Nederlanden en dankt daaraan de eretitel: Vader des Vaderlands.



ZutphenAanval van het Oranjeleger op Zutphen door Willem van Oranje

‘Vaderlandsche’ geschiedenis

Al in de eerste decennia van de oorlog kwam het centrum van het verzet in het westen, in Holland te liggen. Daar kozen de steden één voor één de zijde van de Opstand of werden veroverd door de Geuzen, onze nationale helden. Wie kent niet de jubelende passages met bijbehorende beelden uit de Vaderlandsche geschiedschrijving als: 1 april verloor Alva den Bril (Den Briel) (1572), Bij Alkmaar begint de victorie (1573), Leidens ontzet (1573) en ‘haring en wittebrood’, het feestvoedsel na de opheffing van het Spaanse beleg van Haarlem (1574). De traditioneel nationale geschiedschrijving gunt vooral Holland en de Hollanders een heldenrol en de victorie. Voor het oosten is veel minder aandacht.

Een dramaals de val van Zutphen in 1572 waarbij Don Frederik, de zoon van de beruchte Spaanse landvoogd Alva, vrijwel de gehele bevolking uitmoordde is vrijwel uit het nationale geheugen gewist.

De tuin van Holland

De opstandige gewesten vergaderden met ingang van november 1576 in de Staten-Generaal. Dit was het overlegplatform waarin de oorlogsstrategie werd bepaald. Het gewest Holland voerde daarin de boventoon. Dit leidde strategisch gezien dan ook tot een ‘Holland-bolwerk-visie’. Zaak was het vooral om de Spanjaarden buiten de vesting Holland te houden, het belang van de omliggende gewesten was daaraan ondergeschikt.

Aan de zuidzijde werd Holland afgeschermd door de grote rivieren. Gevaarlijk was de toegang over land vanuit het oosten. Deze moest afgedicht worden met legertroepen. Het gewest Gelre werd zo tot ‘de tuin van Holland’. Het woord ‘tuin’ moet in dit verband gezien worden in z’n oorspronkelijke betekenis: die van omheining. Het verwante Duitse word ‘Zaun’ dat wel bij de oorspronkelijke betekenis gebleven is, herinnert daar nog aan.   


Hollandsetuin met maagd X                                 De Hollandse maagd, veilig achter de omheining

Gelderland, gold dus als buffer voor het westen. Gevolg was dat de Staten-Generaal hun ‘Staatse’ huurlegers ter afscherming van het Hollandse bolwerk zoveel mogelijk in het oosten stationeerden. Deze troepen moesten voorzien in hun eigen onderhoud.

Dat gebeurde vooral ten laste van de bevolking in het oosten. Deze kreeg zware contributies opgelegd die afgedragen moesten worden aan de garnizoenen. Door de onzekere situatie, een deel van het oosten werd ook door de Spanjaarden beheerst, moest ook aan de legers van de koning worden betaald. Dit leidde al snel tot verarming. De onmogelijkheid om nog langer aan de vorderingen van de militairen te voldoen, had plundering en verdere terreur door vooral de Staatse troepen tot gevolg. Boeren en plattelanders maar ook burgers in de steden werd het vrijwel onmogelijk gemaakt om hun bedrijf nog uit te oefenen, gebieden raakten ontvolkt.



Portrait of a Young ManWillem IV graaf van den Bergh. 

Dagelijks schreien

Een lokale machthebber als Willem IV graaf van den Bergh (1536-1584), die aanvankelijk aan de zijde van zijn zwager Willem van Oranje voor de opstand had gekozen, verkeerde in tweestrijd. Mede door het onrecht dat hij zijn onderdanen door het schorremorrie van de Staatse troepen zag berokkend, voerde hij geheime correspondentie met het Spaanse gezag over zijn eventuele terugkeer onder de vleugels van de Spaanse koning. Ook correspondeerde hij met zijn zwager Jan van Nassau, de Staatse stadhouder van Gelre en herhaalde daarbij verzoeken om de Staatse troepen tot de orde te roepen en de terreur tegen de bevolking te stoppen.



1577 Sellem                  De kaart van Jan Ruys uit 1576/1577 met daarop de verwoeste kerk van Zelhem. 

Zo schreef hij (omgezet naar hedendaags taalgebruik) op 21 januari 1580: Ach wie zal zulk een kruis, het dagelijks schreien en kermen van deze onderdanen, niet bewegen tot medelijden. Zo wordt  niet alleen hun grond bedorven maar hun have, vee en goederen ook geroofd. Kleren en kleinoden, kisten en kasten geplunderd en zware contributies voor het onderhoud van ruiters wordt hun ook nog opgelegd. Daarbij worden ze op bijzonder vijandelijke en onchristelijke wijze, ja zelfs barbaars behandeld.'
De stadhouder reageerde met dooddoeners door een beroep te doen op de ‘vaderlandsliefde’ en ‘offerbereidheid’. Of er toen nog iets van offerbereidheid bestond is twijfelachtig. Dat er op een bepaald moment niets meer te offeren viel is vrijwel zeker.

1573 Christiaan Sgrooten uitsnede Kaart uit 1573 door Christiaan Sgrooten, uitsnede.

De Desperaten

Door wanhoop gedreven hadden plattelanders in het oosten zich inmiddels bewapend en waren tot verzet bereid. Een opstand tegen de Opstand! Deze ontwikkeling is in de traditionele roemrijke Vaderlandsche geschiedenis een onderbelicht gegeven. Wel besteden twee  eigentijdse geschiedschrijvers als Pieter Christiaansz Bor (1559-1635) en Everhard van Reyd (1550-1602) in hun werken met een paar regels aandacht aan dit verzet.

Beiden bezien deze oprisping van bereidheid tot verzet door een ‘Hollandse bril’ en duiden het als een gevolg van misleiding door de Gelderse bannerheren. De graaf van den Bergh (met zijn geheime Spaanse contacten) en de koningsgetrouwe vrouwe Ermgard van Wisch en de heer van Bronckhorst (Anholt) zouden garen hebben willen spinnen bij de onvrede onder de boeren. Ter ondermijning van de Opstand, de strijd tegen de Spanjaarden, zouden zij het vuurtje hebben opgestookt. Zij zouden de boeren hebben bewapend en hen met militairen hebben versterkt. Ook zou de Friese stadhouder Rennenberg, die zinde op een overstap naar Spaanse zijde, als ophitser een rol hebben gespeeld. Ziehier een voorstelling van zaken die voor een deel vermoedelijk juist en voor de rest het onderzoeken zeker waard is.

Terug naar de feiten:

Onverlet laat dat de arme boeren, gedreven door de Staatse terreur bereid waren tot een tegenopstand. Volgens geschiedschrijver Bor waren Zij veel duysenden sterck gheworden. Zij zouden vooral afkomstig zijn uit Overijssel, Twente en Salland. Een hierna te noemen Doetinchemse bron spreekt ook van boeren uit het Gooi (onder Hengelo en Zelhem) en Wischense (Wische?). Deze boeren hadden zich verenigd onder de naam ‘Desperaten’ (wanhopigen) en voerden een vaandel met daarop afgebeeld een zwaard met een halve eierdop met een daaruit gelopen dooier. Zij legden dit symbolische beeld uit als dat zij tot dusver om het ei niet hadden willen vechten maar nu enkel nog een schamele lege dop te verdedigen hadden.

Philip van HohenlogePhilips, graaf van Hohenlohe, luitenant van de prins van Oranje.

De slachting bij het klooster Sion

Bekend met het bestaan van deze militante Desperaten werd van staatse zijde Philips, graaf van Hohenlohe, luitenant van de prins van Oranje, met zijn leger naar het oosten gedirigeerd.

Daar namen de Desperaten het initiatief en overrompelden Hohenlohe met zijn leger dat door het land van Bergh opgejaagd werd tot voor de poorten van de stad Emmerik. Dit zou niet gegaan zijn zonder perijckel sijns levens (Bor). De situatie was voor deze Staatse houwdegen, Hohenlohe dus, levensbedreigend geweest. De Gooise boeren zouden bij Emmerik wagens van zijn legertroep hebben geplunderd en enige paarden hebben buitgemaakt. Deze voorgang en het vervolg is vooral bekend dankzij een aantekening die de stadssecretaris van Doetinchem achterin het keurboek van zijn stad maakte.

Omgezet naar hedendaags taalgebruik luidt die aantekening als volgt: Anno 1580, op de 17e maart, op St. Geertruidendag, heeft de graaf van Hohenlo zich met 400 ruiters te paard en 12 Hollandse vendelen soldaten de bij het klooster Sion verzamelde Gooise, Lochemse en Wissesche (Wische?) boeren verslagen en wel zo dat er 300 gedood werden en veel gevangen genomen werden. De ruiters hebben verder veel boerenhoeven verbrand en de huislieden beroofd en hen naar Bronkhorst, waar zij gelegerd waren, gedreven.²

Het hierboven beschreven drama had dus plaats bi het toen al voormalige vrouwenklooster Sion bij Doetinchem. De kloosterzusters waren door de oorlog en de ‘protestantse bezems’ reeds verdreven. Bij de gebouwen hadden de boeren zich, voordat zij werden afgeslacht, blijkbaar verzameld. Ter plaatse, in de nabijheid van het huidige Slingelandziekenhuis, herinnert een boerderij met de naam ‘Klooster’ nog aan het verdwenen klooster Sion. Behalve de hiervoor aangehaalde aantekening in het keurboek en een enkele rekening voor het begraven van enkele slachtoffers, die in het Erfgoedcentrum bewaard worden, herinnert in Doetinchem niets meer aan de omgebrachte boeren. In het archief van de Gelderse Rekenkamer, bewaard in het Gelders Archief te Arnhem, is in een passage van een pachtrekening sprake van dat een van de pachters, waarvan het geld niet meer kon worden gevorderd, in of voor het klooster bij Doetinchem mit meer andere huijslijden, van den Hohenloosche ruijteren solde dootgeslagen zijn.³

hottingerkaart Doetinchem uitsnede Uitsnede van de Hottingerkaart Doetinchem.

Situatie tekening klooster Sion tekening nonnenklooster sion
Situatie van de ligging van het klooster Sion in de Kruisberg. Tekening van het klooster Sion naar oude gegevens.

 

Geschiedschrijver Bor vult het beknopte verslag van de Doetinchemse stadssecretaris nog aan met het gegeven dat de boeren opgejaagd waren naar het klooster Sion. Hij hoogt het aantal van 300 doden op tot 600 of 700. Hij vervolgt nog met de woorden:
die maecktense seer bevreest soo datse niet meer soo stout waren als te vooren. Na de slag bij Doetinchem had korte tijd later bij Holten nog een massaslachting plaats. Daarmee was de boerenopstand in bloed gesmoord. Gedoofd was echter niet de geest van het verzet en antipathie tegen de Opstand in de regio en in de IJsselsteden. Het feit dat Doesburg in 1585 koos voor de Spaanse zijde zou voor een deel nog ingegeven zijn geweest door de Desperaten waarvan een aantal het heil binnen de stadsmuren had gezocht.

Philips graaf van Hohenlohe 1Philips, graaf van Hohenlohe (1550-1606), ‘de slachter van Sion’ ook wel ‘Holach’ of ‘Hollak’ genoemd. Hohenlohe diende als luitenant-generaal van Holland onder de Prins van Oranje. Hij had een indrukwekkende staat van dienst. Hij was onder meer betrokken bij de list van het Turfschip van Breda (1590). Hij huwde in 1595 met de oudste dochter van Willem van Oranje.

Hohenlohe viel uiteindelijk in ongenade bij zijn zwager, Maurits van Nassau, de opvolger van Prins Willem van Oranje. De graaf van Hohenlohe werd in 1600 ontslagen en raakte, net als zijn slachtoffers bij Sion, verbannen tot de vergetelheid. Een vergetelheid die de glorie van de ‘vaderlandsche’ geschiedenis veelal ten goede komt.

1624 Vastelavonts Tocht          Kaart van de Vastenavonts Tocht in 1624 waarop de trekkende legertroepen staan afgebeeld.

Naschrift

300, 600 of 700 gedode boeren uit het oosten, Achterhoek en Twente, hun geschiedenis tot dusver enkel bekend uit een paar regels van eigentijdse archieven en enkele vergeten artikelen in oudheidkundige periodieken. Een geschiedenis, waard om verder te onderzoeken. Opgehitst door Gelderse adel of niet, desperaat, gedreven door wanhoop waren ze zeker. Vergeten in onze nationale geschiedenis.

Tied veur ‘n jaorleksen rouwdag en eerbetoon: 17 meert d’n Achterhoeksen vlag halfstok veur de boerenhelden van 1580!

Peter Bresser

Noten:

  1. Archief Huis Bergh, nr. 371, br.nr. 6749.
  2. Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers, toegang 0261, Stadsbestuur Doetinchem, 1341-1811, nr. 1208.
  3. Gelders Archief, toegang 0012, Archief Rekenkamer, inv.nr. 3683 (le rekening Joost ter Viele 1579-1580). Literatuur:

Dr. J.S. van Veen, Gelre, Bijdragen en Mededelingen, deel V (1902), blz. 161-168, deel XVI (1913) blz. 61-70


 

Boeren waren 400 jaar geleden ook de dupe van Haags regeringsbeleid.

 

23 juli 2022, 

image001 Boeren opstand Achterhoek Soldaten in de Slag om Grolle© Omroep Gelderland

 

René Arendsen

GROENLO - Veel boeren voelen zich met de aangekondigde stikstofmaatregelen in de steek gelaten door de regering. Ook 400 jaar geleden waren Gelderse boeren zwaar de klos door het beleid dat in Den Haag was bedacht. De Nederlandse provincies waren toen nog volop in oorlog met de koning van Spanje. De strijd woedde vooral in de Achterhoek, Overijssel, Brabant en het huidige Limburg.

De boeren hadden decennialang enorm te lijden van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Zowel Nederlandse als Spaanse legers maakten het platteland voortdurend onveilig. Grote delen van de Achterhoek waren lange tijd ontvolkt, omdat de oorlog deze gebieden onleefbaar maakte. Dat was doelbewust regeringsbeleid vanuit Den Haag. De legers moesten koste wat kost buiten de provincie Holland gehouden worden. De Nederlandse regering wilde de strijd uitvechten in strategisch gelegen buitengebieden, zoals Gelderland.



image003 Boeren opstand Achterhoek Gevecht uit de Tachtigjarige Oorlog© Omroep Gelderland.

De eerste periode was Willem van Oranje de leider van de Tachtigjarige Oorlog. Vlak voor zijn dood in 1584 wilde hij de Achterhoek volledig verwoesten en vernielen zodat het Spaanse leger hier niks meer zou aantreffen. Dat wordt de tactiek van de verschroeide aarde genoemd. Het Nederlandse leger kreeg de opdracht om de dorpen Hengelo, Zelhem, Ruurlo en het land rond Groenlo, Bredevoort, Terborg en Winterswijk te verwoesten.

Driehonderd boeren vermoord

Een paar jaar eerder waren honderden boeren in de Achterhoek al in opstand gekomen tegen de terreur van het Nederlandse leger. Zij noemden zich de Desperaten, oftewel de wanhopigen. De boeren bewapenden zich en vielen het Nederlandse leger aan.

Een Doetinchemse ambtenaar beschrijft een dramatische gebeurtenis op 17 maart 1580. Boeren uit Hengelo, Zelhem en Wisch leden een gruwelijke nederlaag vlakbij de plek waar nu het Slingeland Ziekenhuis aan de Kruisbergseweg staat. Het Nederlandse leger onder leiding van een zwager van Willem van Oranje vermoordde driehonderd boeren. De soldaten namen andere boeren gevangen, verbrandden hun erven en plunderden de boerderijen.

Tweederangsburgers

Pas diep in de zeventiende eeuw keerde de rust een beetje terug in de Achterhoek. Het Nederlandse leger had het gebied definitief veroverd op de Spanjaarden, maar vijandelijke troepen bleven altijd in de buurt. Bovendien moesten katholieke boeren en burgers urenlang wandelen naar Duitsland om een kerkdienst bij te wonen. In Nederland was het calvinisme de enige godsdienst die was toegestaan tijdens de zeventiende en achttiende eeuw. Katholieke inwoners waren tweederangsburgers in hun eigen land.


 Lees ook: 

https://mijngelderland.nl/inhoud/specials/longreads/een-ellendig-bestaan


 

Beschrijving van Ludger uit de 2e vita.

Door Job de Gelder. 

 

Er zijn over Ludger 3 vita’s =levensbeschrijvingen geschreven. De 2e vita is omstreeks 1030 voorzien van 23 miniaturen. Twaalf hiervan worden hier in beeld gebracht. De vita’s geven niet altijd een juist historisch beeld van de heilige. Maar daar waren ze ook niet voor geschreven. Het eigenlijk doel was om de heilige te verheerlijken en alle lof toe te zwaaien.

1 Liafburg De redding van Ludgers moeder:

De grootmoeder van Liafburg was een heiden. Omdat uit het gezin van haar zoon alleen maar dochters werden geboren gaf ze een knecht opdracht de pas geboren baby te verdrinken in een tobbe. Maar de baby, nog geen uur oud, strekte haar armpjes uit en klampte zich vast aan de rand van de tobbe. Een buurvrouw zag het gebeuren en griste de kleine uit handen van de knecht. Thuisgekomen gaf ze het kind een beetje honing. Volgens de wetten van de Friezen was het niet toegestaan om een zuigeling te doden die iets had gegeten. De knecht durfde niet tegen de grootmoeder te zeggen wat er gebeurd was en hij stemde er in toe dat de buurvrouw het kind zou opvoeden. Toen de grootmoeder was overleden, werd Liafburg aan haar moeder teruggegeven.
2 Boekjes maken Ludger is dol op boeken:
Ludger maakte de “boeken” van berkenbast en naaide stukken bast aan elkaar als een boek. Links zit Ludger te midden van een aantal “boeken” en geeft er één aan zijn moeder,Liafburg. Van boven verschijnt de hand van God, die het spel van Ludger zegent.

3 Naar Klooster Ludgers ouders brengen hem naar de kloosterschool van Gregorius:
Thiatgrim, de vader van Ludger (rechts) draagt hem over aan abt Gregorius, met staf. Als gebaar van ontvangst steekt Gregorius de hand uit naar Ludger. Als afscheidgebaar kijkt Ludger op naar zijn vader. Het gebouw op de achtergrond is het klooster.

4 Begrafenis Lubuines Lebuïnus/Liafwinus wordt door Ludger herbegraven:
Als Ludger uit York weer naar Utrecht komt, krijgt hij van de opvolger van Gregorius ( Albrius ), de opdracht om in Deventer de verwoeste kerk van Lebuïnus te herbouwen en om Lebuïnus, die inmiddels overleden was, te herbegraven. Op de voorstelling zien we dat Lebuïnus in de kerkruimte wordt begraven. Ludger, die zojuist in York gewijd is tot diaken mag de begrafenisplechtigheid leiden. Hij houdt het kruis vast en een spreekt de gebeden uit. Een klerk houdt de bijbel voor hem op. In hoofdstuk 15 van de vita Sancti Liudgeri lezen we dat na de dood van Lebuïnus de Saksen weer de kerk verwoestten. Liudger bouwde een kerkje op de plaats waar hij dacht dat Lebuïnus begraven lag, want hij kon het lichaam niet vinden. De fundering was al klaar toen hij een droom kreeg waarin hem werd verteld dat het lichaam onder de net gebouwde zuidmuur lag. De volgende dag werd de muur afgebroken en vonden ze het graf van Lebuïnus. De zuidmuur werd verplaatst en zo kwam het graf binnen de kerk te liggen.
5 BernlefLudger geneest Bernlef: 
De geknielde man is de blinde Bernlef. Hij was een bard=zanger die de heidense heldendaden vertolkte. Ludger is gekleed als burger niet als priester. Het zegende gebaar van Ludger wordt bevestigd door Gods hand uit de wolken. Niet Ludger geneest, maar God.
6 Helgoland Ludger bezoekt Helgoland: 
In de Duitse Bocht ligt een klein eiland, dat in de tijd van Ludger gezien werd als een land vol demonen. Dit is te zien door het fabeldier rechtsboven. Ludger brengt het licht, dat wordt gesymboliseerd door de zon, waaruit de hand van God steekt. In zijn linkerhand heeft Ludger (verbleekt) kruis om de demonen af te weren.
7 Karel de Grote geeft kloosterKarel de Grote schenkt Ludger een klooster.
Karel de Grote gezeten op een troon met op de achtergrond het paleis, schenkt Ludger het klooster Lothusa/Leuze in Henegouwen, om de zendingsarbeid te kunnen bekostigen. Links staat Ludger die de oorkonde voorzien van de tekst ”SIT TUA LOTHUSA”, in ontvangst neemt.
8 Bouw v.h .kloosterBouw van het klooster in Werden: 
Op het bovenste deel van de miniatuur zien we dat er getimmerd wordt voor de bouw van het klooster. De onderste voorstelling toont Ludger als een heilige op de troon, naast de boom waaronder hij begraven wil worden. De mensen rechts naast hem kunnen bouwlieden zijn, die hij aanwijzingen geeft.

9 BisschopswijdingLudger wordt tot bisschop gewijd.
Op 30 maart 805 wordt Ludger in Keulen door aartsbisschop Hildebrand tot bisschop gewijd. De aartsbisschop voltrekt de plechtigheid door uit een hoorn olie over Ludger te gieten
10 Luger sterft Ludger gaat naar de hemel: 
Ludger ligt opgebaard, de blauwe halve cirkel stelt de aarde voor en zijn vrienden staan op hem heen. Zijn ziel, zonder aardse kentekenen zichtbaar gemaakt, wordt door de engelen naar de hemel gevoerd, waar hij met open armen wordt ontvangen.
11 Opbaring te munster Ludger wordt opgebaard:
Ludger sterft in Billerbeck. Zijn lichaam wordt in Münster opgebaard in de Mariakerk, totdat duidelijk is waar hij begraven zal worden. De bevolking van Münster en zijn medebroeders aanbidden de baar. Vermoed wordt dat de persoon met staf en boek zijn opvolger Gerfried is.
12 Overbrenning naar WerdenLudger wordt overgebracht naar zijn klooster in Werden (bij Essen). 
Ludger had tijdens zijn leven al gezegd dat hij in Werden onder een boom bij zijn klooster begraven wilde worden. De bevolking uit Münster was het daar niet mee eens, omdat Ludger de bisschop van Münster was. Karel de Grote besliste dat de wens van Ludger gerespecteerd diende te worden en werd hij naar Werden overgebracht. Op de miniatuur zien we twee monniken die de baar dragen en overgedragen aan de abt van het klooster. Hij heeft een wierookvat en begroet de overledene op liturgische wijze. Rechts vooraan staan de leerlingen van de kloosterschool. Daarachter de kloosterlingen en de bevolking van Werden als de baar uit Münster aankomt.

 

Website opmaak: H.M. Somsen

 

 

Ludger Fiets en wandelroutes.   www.oudzelhem.eu 
Artikel van:  H.M. Somsen
Foto's:  Archief oudzelhem.

 

18LudgerPadOSMLudger route van Zutphen via Hengelo-Zelhem-Halle- Aalten naar Burlo in Duitsland.

P1010209 ludger 29 03 2009
Ludgermonument in Den Elter. Foto H.M. Somsen

18LudgerAutotochtOSM
Auto route van het Ludgermonument in Den Elter  naar Museum Smedekinck in Zelhem

36 Ludger Widapa monument

 Widapa monument in Hengelo. Ontwerp: J. de Gelder. Foto H.M. Somsen.

 

18LudgerFietstochtOSMLudger fietsroute van museum Smedekinck naar het Widapa monument in Hengelo.

 Ludger 34 Museum Smedekinck . Foto R. Wassink

 

Ludgerfietstocht ca. 22 km, over verharde wegen.
                                                                 
 Uitgave; Stichting Oud Zelhem.
Vertrek vanaf museum Smedekinck Pluimersdijk 5 in Zelhem.


-Met de rug naar het museum staand, eerste weg links (fietspad) op, het fietspad gaat over op de (Blekweg), en bij de T- splitsing, rechtsaf ( Stikkenweg) op. (LET OP)!

-Bij de rotonde tweede weg rechts, en de (Stikkenweg) volgen tot einde (fietspad/ventweg) dan rechtsaf (Doetinchemseweg) op, daarna voorbij (benzine station BP), links oversteken de (Zevenweg) op en aan het einde van de (Zevenweg), kruising met de (Hummeloseweg) oversteken, (LET OP)!

-Daarna de eerste weg linksaf, (Kampweg) op, dan de tweede verharde weg links af, (onder het tunneltje door), hierna derde verharde weg linksaf, (Korenweg) op, daarna eerste weg links, (Velswijkweg) op, en na 100 mtr. de eerste weg rechts, (Wisselinkweg) op, deze gaat links over op de (Korenweg)!

-Aan het einde v/d (Korenweg), eerste weg links de (Schooltinkweg) op, dan de eerste weg rechts de (Korenschoof) op, deze gaat over op de (Remmelinkdijk)!

-Aan het einde van de (Remmelinkdijk), De (Kruisbergseweg) oversteken, zeer gevaarlijk (LET OP), hierna de (Remmelinkdijk) verder aanhouden en aan het einde T-splitsing rechtsaf slaan de (Hengelosestraat) op!

-Hierna de vierde verharde weg linksaf slaan, (Steenderenseweg) op en vervolgens de eerste weg rechts, de (Berendschotstraat) inslaan!

-Daarna rechtsaf bij T-splitsing), de (Banninkstraat) in en (let op), vòòr het autobedrijf (Wassink) linksaf slaan, waarna u na ongeveer 100 mtr. het WIDAPA – MONUMENT zult aantreffen! Hierna weer terug naar de (Banninkstraat) en ga dan weer rechtsaf!

-Bij het volgen van de (Banninkstraat), de tweede weg linksaf slaan, (Elderinkweg) op en dan de eerste weg rechtsaf bij de kruising, de (Berendschotstraat) in !

-Hierna de kruising over, (LET OP), en men komt op de (Zaarbelinkdijk),  bij de tweede kruising weer oversteken  en volg verder de (Zaarbelinkdijk), (bij de derde kruising) oversteken  en men komt in (Uilenesterstraat).  Ga de eerste weg linksaf de (Wolsinkweg) in, waar we hierna bij de volgende T – splitsing rechtsaf slaan, (Hengelosestraat) in! (LET OP)!

-Bij het volgen van de (Hengelosestraat), nadert men een zeer gevaarlijke kruising, (LET OP) de (Kruisbergseweg), deze oversteken en komen we in de (Schooltinkweg)!

-Bij het volgen van de (Schooltinkweg), slaan we de eerste weg rechts de (Banninkstraat) in, waarna we aan het einde hiervan linksaf slaan en komen dan op de (Velswijkweg) uit. Deze volgen waarna we de eerste weg rechts nemen, (Wisselinkweg) en fietsen helemaal door tot aan de volgende gevaarlijke kruising, (LET OP), recht oversteken en direct linksaf slaan het fietspad op. Dit fietspad volgen en via de ( Smidsstraat) tot in het centrum van Zelhem!

-We slaan bij de (Chinees) linksaf, komen op de markt, fietsen langs onze mooie Lambertikerk. Deze kunt u bezichtigen (openingtijden op het mededelingen bord) en slaan vervolgens bij de volgende kruising rechtsaf Burgemeester Rijpstrastraat in, deze gaat over in de Halseweg, 2e weg rechtsaf de Brinkweg en bij het bord links naar museum Smedekinck
Pluimersdijk 5 Museum Smedekinck en het Ludgerkerkje.

Het Ludgerkerkje is gelijktijdig met de museum openinguren
van binnen te bezichtigen. Bij de ingang van het kerkje, staat
een informatiebord.


2013/2018: H.M.S.


Etappes

Etappes van het LudgerPad

Het Ludger wandelpad is verdeeld in 12 etappes voor de hoofdroute en 6 extra etappes. Hieronder staat de indeling. De etappes zijn vaak kort. De meeste wandelaars zullen daarom 2 of drie etappes combineren. Bijna alle routes beginnen en eindigen in de buurt van een bushalte of station. Dat kan wel een belbus zijn, zoals bij de Grote Steen of in Halle, Mariënvelde en Zieuwent.

In de eerste maanden van 2023 wordt het Ludgerpad bewegwijzerd. Er is dan geen routebeschrijving nodig. Daarom zullen in de loop van dit jaar de beschrijvingen van de etappes korter worden. De etappes 4, 5, 6, 11, 12, 13, 16, 17, 18 zijn al aangepast aan de route van 2023.

De etappes zijn ook als gpx bestand voor gebruik op de mobiele telefoon. Voor het downloaden van alle gpx bestanden druk op Ludgerpad.zip. Omdat de bewegwijzerde routes vaak afwijken van de oude, zijn momenteel alleen bovengenoemde etappes als gpx-bestand beschikbaar.

nya casino 2024

 

 Etappe Ludgerpad 1

 

De wandelroute over het Ludgerpad. Paars is de hoofdroute, geel de nevenroutes.

Hieronder staan de wandeletappes opgesomd. Door op de naam van een route te klikken, komt u op een pagina met de beschrijving van de route. Tevens ziet u dan een kaartje van die route.

In de routebeschrijvingen en op de kaartjes is een aantal afkortingen gebruikt met de volgende betekenis: B = bushalte, C = café restaurant of snackbar, H = hotel of B&B, K = kampeerplaats, L = Ludgerplek, LA = linksaf, M = museum, P = parkeerplaats, RA = rechtsaf, RD = rechtdoor, Z = zitplaats.

1. Zutphen – Den Elter (6,7 km)
2. Den Elter – Wichmond (4,0 km)
3. Wichmond – Hengelo Gld (8,8 km)
4. Hengelo Gld – Zelhem (7,8 km)
5. Zelhem – Slangenburg (6,3 km)
6. Slangenburg – Halle (8,5 km)
7. Halle – Mariënvelde (5,7 km)
8. Mariënvelde – Zieuwent (4,2 km)
9. Zieuwent – Lichtenvoorde (6,1 km)
10. Lichtenvoorde – Aalten (11,6 km)
11. Aalten – Grote Steen (10,0 km)
12. Grote Steen – Burlo (8,7 km)
13. Grote Steen – Winterswijk (9,3 km)
14. Slangenburg – Doetinchem (8,4 km)
15. Willibrordsabdij – Doetinchem (7,4 km)
16.Halle  -Zelhem (7,2 km)
17. Halle – De Radstake (6,5 km)
18. De Radstake – Aalten (9,2 km)
19. Fietsetappes 1, 2 en 3: Zutphen – Winterswijk (34+32+33 km)

De drie fietsetappes volgen grotendeels het wandelpad, maar dan van station naar station. Omdat u in Burlo niet op de trein kunt stappen eindigt de laatste etappe in Winterswijk waar dat wel kan. De fietsers kunnen ook gebruik maken van gpx bestanden. Voor het downloaden van alle gpx bestanden voor de fietsers druk op  op LFpad.zip.

Etappe Ludgerpad met Lievelde

Rode etappes op het kaartje zijn voor fietsers, vaak ook voor wandelaars. De paarse etappes zijn alleen voor de wandelaars.
Bron Ludgerkring.


Heropening Ludger pad. Heropening van het Ludgerpad.

 Op zaterdag 25 maart 2023 vragen we aan de heer Peter van ’t Hoog, gedeputeerde van de provincie Gelderland, om het Ludgerpad te openen. Dat zal gebeuren in een enigszins feestelijke gebeurtenis bij Museum Smedekinck in Zelhem.

Het Ludgerpad is eigenlijk al 14 jaar oud. De route was te vinden in een boekje dat onder meer te koop was bij de Ludgerkring. Het pad voert langs diverse plaatsen in de Achterhoek die aan Ludger herinneren. Er komt nu een nieuw boekje. Dat boekje wordt uitgebracht door Achterhoek Toerisme. Het zal vanaf april te koop zijn bij diverse VVV’s in de Achterhoek. Houd deze website in de gaten!

Dat is het niet alleen. In opdracht van Achterhoek Toerisme wordt nu ook volop gewerkt aan de markering van de route. Binnenkort is de route dan ook te bewandelen door de paarse en gele bordjes te volgen. Op een vijftal panelen is dan naast de route ook iets te lezen over Ludger. Die panelen komen onder meer in Vierakker, Zelhem en Aalten. Maar veel meer informatie is te vinden in het wandelboekje dat binnenkort voor € 5,95 te koop is.

 

Dorpspomp

 www.oudzelhem.eu
 Artikel door:  H. Jonas en H.M. Somsen
Foto bewerking:  G. Knake
Website opmaak:  H.M. Somsen



dorpspomp

Mei 2004, ter versiering van het marktplein.Foto H. Jonas

wessels1

Een dorpspomp aan de Markt.Foto: uit collectie Eef Oosterink.  Foto in kleur bewerkt. 

dorpspomp3

Een dorpspomp aan de Koestraat tegenover de school.
Deel van een foto: uit collectie Wilco Wechgelaer

witte paard3

Foto: uit collectie Eef Oosterink.Foto in kleur bewerkt.

Het oude pand van 't Witte Paard met rechts ernaast het huis van horloge- en uurwerkmaker Bultena. Links een van de dorpspompen met daarachter de winkel van de dames Bennink. Rechtdoor kijk je op de Weverstraat (nu Hengeloseweg). Eén van de dikke lindebomen op de foto is nog bewaard gebleven en staat dicht bij het oorlogsmonument.

koestraat8

Nogmaals de pomp voor Het Witte Paard, maar nu in de richting van de Koestraat.

Foto: uit collectie Eef Oosterink. Foto in kleur bewerkt. 

 

 

Toeristisch Informatie Punt Zelhem

Artikel door:  H.M. Somsen
Locatie's:  Toeristisch Informatie Punt Zelhem, op diverse locaties in Zelhem.
 Nu Smidsstraat 16a
Website: https://tipzelhem.nl/
Mail: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken..
informatie logo



Logo website TIPzelhemGeel
Logo van het TIP Zelhem 

smoks hanne 2

De T.I.P in het wolwinkeltje in de Stationsstraat.    
Smidsstraat
Tip winkel Smidsstraat  2014-2018
Leerhuis

Tijdelijk onderkomen in het Leerhuis naast de Lambertikerk 2018-2019

Vlag TIP
2020-2022 TIP op de hoek van de Markt en de Smidsstraat bij de Smoks.

Tip Markt 25 web
T.I.P. Markt 25 tot mei 2022.
ZELHEM - 2022  Het Toeristisch Informatiepunt (TIP) Zelhem verhuist van de Markt 25 naar de Smidsstraat 16a. Op 5 mei gaan de deuren open voor toeristen en belangstellenden uit Zelhem zelf.

Smidsstraat 16a
Smidsstraat 16a sinds mei 2022 foto 2016 Google
Smidsstraat 16a verhuizing w

De vrijwilligers zijn momenteel druk aan het verhuizen, ze lopen heen en weer tussen het oude en nieuwe pand met dozen, vlaggen en koffiezetapparaat. “We zijn blij dat we in dit mooie pand kunnen gaan zitten en weer mensen kunnen gaan helpen. De afgelopen twee jaar mochten we een deel van de Smoks gebruiken. We zijn Ron Schoppers daar erg dankbaar voor”, vertelt Caroline Wesselink van het TIP.

In het nieuwe pand komen weer allerlei folders met routes, overnachtingsmogelijkheden en uitjes te liggen. De medewerkers staan klaar om de mensen te ontvangen en te helpen. Ook kunnen verengingen hun activiteiten melden bij TIP. Leden van het Toeristisch Platform Zelhem zullen hun informatie eveneens delen via TIP.

De nieuwe locatie is zes dagen per week geopend.
Op maandag van 13.30 tot 15.30 uur en op dinsdag tot en met zaterdag van 10 uur tot 15 uur.

 Tip Zelhem 2022

Zelhemmertje 2022 verkrijgbaar bij de T.I.P. in de Smidsstraat 19a. Foto coll. H.M. Somsen

   www.oudzelhem.eu
Artikel door:  H. Jonas en H.M. Somsen

 

Op 28 en 29 juli 1947 en op 22 en 23 juli 1948 bracht de Koninklijke Nederlandsche Fabriek van Wollen Dekens, vh J.C. Zaalberg & Zoon, uit Leiden een vakantietocht door in Zelhem. Als dank voor de georganiseerde activiteiten schonk de fabriek een fotoboek aan burgemeester H.J. Langman als voorzitter van de V.V.V.

 zaalberg

Foto uit het album van bezoek van Zaalberg op 28 en 29 juli 1947

zaalberg1

Foto uit het album van bezoek van Zaalberg op 28 en 29 juli 1947

zaalberg2

Foto uit het album van bezoek van Zaalberg op 28 en 29 juli 1947

zaalberg3

Foto uit het album van bezoek van Zaalberg op 28 en 29 juli 1947

zaalberg4

Foto uit het album van bezoek van Zaalberg op 28 en 29 juli 1947

zaalberg5

Foto uit het album van bezoek van Zaalberg op 22 en 23 juli 1948

zaalberg6

Foto uit het album van bezoek van Zaalberg op 22 en 23 juli 1948

zaalberg7

Foto uit het album van bezoek van Zaalberg op 22 en 23 juli 1948

zaalberg8

Foto uit het album van bezoek van Zaalberg op 22 en 23 juli 1948

zaalberg9

Foto uit het album van bezoek van Zaalberg op 22 en 23 juli 1948

 

 

De Sociëteit en kruidenierswinkel van Venderbosch, later van Zadelhoff, Van Dijk en Pannekoek en Germijn stoffen.

  www.oudzelhem.nl
Locatie: Markt 11/27, sociëteit opgeheven
Artikel door:  H.M. Somsen
Fotobewerking:  G. Knake

image001Foto uit de collectie van Eef Oosterink

8 110 Smidstraat 1906Rechts de Sociëteit en kruidenierswinkel van Venderbosch omstreeks 1900 op de hoek van de Markt en de Smidsstraat.
Foto uit de collectie van Willem Hartemink.
1 Markt hoek Smidsstraat 1911 kl
Smidsstraat hoek Markt met het pand van Venderbosch. Foto in kleur gemaakt
18 Markt 11 ca. 1913 klFoto ca. 1912 uit de collectie van F. Wolsink, Foto in kleur gemaakt
1 235 Markt 1913 klFoto uit ca. 1913 met slager van Zadelhoff uit de collectie van Willem Hartemink. Foto in kleur gemaakt
8 150 Smidstraat kl
ca. 1938 Het pand ten tijde van van Dijk en Pannekoek. Foto uit de collectie van Willem Hartemink. Foto in kleur gezet.
markt27 3
1975 Bij een verbouwing van het pand kwam de deur en ramen van de Sociëteit tevoorschijn.
Foto, H.M. Somsen

markt27 41975 Bij een verbouwing van het pand kwam de deur en een raam van de Sociëteit tevoorschijn. Foto, H.M. Somsen

Voor meer geschiedenis over de Sociëteit lees: Departement Zelhem, kasboek

Autocross

 
Bron:
fam. Wentink
fam. ter Maat
Artikel door: H. Jonas

Autocross

Foto van fam. Wentink

 

Autocross

Foto van fam. Wentink

 

Autocross

Foto van fam. Wentink

 

Autocross

Foto van fam. H. ter Maat

 

Autocross

Foto van fam. H. ter Maat

 

Autocross

Autocross op de ijsbaan Dierssen Halfweg. Foto van fam. H. ter Maat

 

Autocross

Foto van fam. H. ter Maat

 

Autocross

Foto van fam. H. ter Maat

 

Autocross

Autocross op de ijsbaan Dierssen Halfweg. Foto van fam. H. ter Maat

 

Autocross

Autocross op de ijsbaan Dierssen Halfweg. Foto van fam. H. ter Maat

 

De Spekvos                                                     www.oudzelhem.eu

Door Bennie Eenink

De feiten anno 2004
Het jubileumboek Zelhem 1200 leverde veel reacties op maar geen nieuwe feiten over de Spekvos. Maar in januari 2004 kwam er plotseling toch nieuws dankzij de heer J. Bosboom uit Vorden. De heer Bosboom is bezig met een onderzoek naar zijn familie waarvan de oorsprong ligt op de boerderij ‘de Bosboom’ in Heelweg. In het archief in Arnhem stuitte hij op documenten uit 1790 betreffende de moord op een man met de bijnaam Spekvos. De documenten die hij gevonden heeft bevatten inderdaad feiten over de moord op de Spekvos en die blijken wat minder romantisch te zijn dan de oude verhalen. Het is een omvangrijk dossier, waar we de belangrijkste details hieronder uit zullen lichten.

Op 9 april 1790 wordt door het Gerigte (de rechtbank, BE) uit Terborg een aantal Meuhoekers verhoord ….om de waarheid te zeggen op het geene hun is gevraagd over en aangaande Derk Jan Ten Brinke bijgenaamd den Speckvos op den 29 der vorige Maand Maart 1790 agter De Hallse maten onder het Rigterampt Zelhem en wel agter een Mate van het Erve Abbing in de Buurtschap Halle is doodgeschoten…

Opvallend is dat de plek van de moord uit de verhalen, achter het huis van de familie Siebelink, Spiekermanweg 6, inderdaad overeenkomt met deze beschrijving. Uit de documenten blijkt dat de Spekvos een buurtbewoner was. Nader onderzoek in de doop-, trouw- en begraafboeken van Varsseveld leert dat Derk Jan ten Brinke, alias de Spekvos, is gedoopt op 29 november 1744, als zoon van Gerrit ten Brinke en Johanna Geessink. Op 26 oktober 1777 trouwt hij met Dersken Veltkamp, jongedochter van Jan Veltkamp. ‘Beide uit het Westendorp alhier’, wordt er in die acte bij vermeld. Dersken is dan al hoogzwanger van haar eerste zoon Jan Hendrik, die 8 december daaropvolgend wordt gedoopt. In totaal krijgt het echtpaar zes zonen, waarvan de laatste (Bernardus) wordt gedoopt op 16 juni 1790, nadat zijn vader is doodgeschoten. Weduwe Dersken Veltkamp (‘gebooren en woonachtig op de Heelweg alhier’) hertrouwd op 22 april 1798 met de weduwnaar Hendrik Jan Jansen.

De eerste die verhoord wordt is Dersken, de vrouw van de Spekvos, toen 36 jaar. Zij vertelt dat zij die dag de maandag na Palmzondag kort na de middag is weggegaan. Haar man was toen nog thuis maar had al gezegd dat hij van plan was om naar de Halse Maden te gaan. Toen zij tegen zonsondergang weer thuis kwam bleek haar man er niet te zijn. Haar oudste zoontje had toen gezegd: Ik wilde wel dat vader al te huis was, ik hebbe na de kant van De Maten horen schieten. Derk bleef echter uit en zij vertelt verder dat zij … al eenige tijd bij de lampe gezeten hadden, haar moeder en Speelharmens Snijder bij haar aan het glas waren gekomen en zij, vresende dat er wat ongemak mogt zijn, gevraagt: Is er met onsen Derk ook ongemak? De snijdersbaas voornoemt geantwoord: Dat konde wel zoo wat wesen. En vervolgens daar bij gevoegt hij kan wel doot wesen of iets diergelijks……

Hier onderbreken we het verhoor even want in dit stukje staan een paar opmerkelijke zaken. Aan het begin van het artikel heb ik geduid op het lange, rechte stuk weg tussen Varsseveld en Halle. Ongeveer in het midden daarvan is er een zijweg, richting Heelweg die de vreemde naam Spulharensweg draagt. Deze weg loopt richting Heelweg, kruist de Generaalsweg en eindigt in de Meuhoek. Het vermoeden is dat deze oude naam is afgeleid van een speelman (muzikant, BE) Harmen. Ook hier komen we dus een aanwijzing in die richting tegen. 
Verder is er sprake van dat de bezoekers aan het glas kwamen, hier wordt mee bedoeld dat zij bij het raam kwamen. Daaruit valt af te leiden dat het huis van de Spekvos ramen had. Daarmee is nog niet gezegd dat het geen plaggenhut was want in Drente kom je ook plaggenhutten tegen met (glas)ramen, maar in elk geval lijkt het er wel op dat het geen uitgesproken primitieve hut was.

Terug naar het verhoor, uiteraard wordt de weduwe ook gevraagd of zij vermoedens omtrent de dader heeft. Dat heeft zij niet, wel heeft haar man haar onlangs verteld: Stampers Bernd kwam daar ook uit de Halderdijks Maten treden met den snaphaan (een snaphaan is een geweer, BE), maar dat betekent niet dat zij hem verdenkt. Ook weet zij niet dat Derk Jan met iemand ruzie had. De uitspaak van Dersken is voor de rechtbank blijkbaar voldoende reden om naar de Stampert (nu Lankhorsterweg 13, Heelweg, BE) te gaan.
Derk Bosboom, in de wandeling, de Stampert genaamd, zegt oud te wesen in de Sestig jaaren. Derk blijkt in eerste instantie slecht van geheugen te zijn. Hij zegt: Derk Jan Ten Brinke bijgenaamd De Speckvos zeer wel gekend te hebben ook altijd goede vrienden met denselve geweest is, dog dat niet veel bij één kwamen.

Tijdens zijn verhoor wordt zijn geheugen steeds beter en later bekend hij dat Derk Jan Ten Brinke wel degelijk de middag van de moord bij hem is geweest. Derk Jan bleek toen licht gewond te zijn geweest: Dat een schoot gekregen hadde die door de bossen gekomen was,daarbij wijsende de kleine vinger aan de linkerhand ,die wat bloede. Dat Ten Brinke niet gesegt hadde hoe, waar en door wie die schoot hem was toegebragt.

Er worden die dag meer Meuhoekers verhoord maar veel leverde dat niet op, Een aantal van hen hebben een schot gehoord, rook gezien of gezien dat iemand viel. Jan Bruijl weet nog het meeste te vertellen:
….Dat eenige Uuren na dato, niet lange voor Zonnenondergang heeft horen roepen, dog niet weet wat er geroepen was. Op dit geroep opziende,een schot heeft gehoord, de damp gesien in Abbing mate, en ook even buijten de mate, Derk Jan Ten Brinke zig omdraijende overzijds ter neder vallen. Na zijn gedagten was de schoot Ten Brinke van ter zijden toegebragt. Dat daarna niemand meer gesien heeft ook niet na de schoot gehoord.
Na dit schieten was hij gegaan na den daar tegenover leggende kamp van Aloff Radstake, die met zijn schoonzoon Jurden Haleming daar op waren eggende en die verhaald dat Ten Brinke bij de mate doot geschoten was en aldaar lag. Dat zij te zamen besloten hebbende bestens voorzigtigste te wesen, niet tot den doodgeschotenen te gaan, hij weder was gaan graven en omzetten. Dat op versoek van Derk Slotboom en eenen Nibbeling op de Keteler wonende onder Varsevelde, vrienden van de vrouw van Derk Jan Ten Brinke, zig met Derk ter Maat, alias ”de Kijk in de Kolk”, na Zelhem heeft begeven om dit voorval aan den Heer Rigter Bekking aldaar berigt hebben gebragt…

Jan Bruijl laat zich net als de andere buurtbewoners niet uit over een eventuele dader maar de rechtbank heeft blijkbaar wel vermoedens, want twee dagen later: 
…… Op Den Elfden April in den Morgen heeft zig den Heer Officier met den Stadholder Aalbers, beijde voogden, ondervoogden en anderen geassisteert, weder begeven na de woning van Derk Bosboom, daar en na gedane visitatie of zig Bernd Bosboom, daarinne mogt bevinden. Ook weder ondervraagd, de zig aldaar bevindende personen. Eerstelijk, de Moeder Hendrika Ter Maat, en heeft deselve geantwoord: ”…. dat zij haar zoon Bernd zedert Zaterdagmorgen, wanneer zij hem ,voor bij de Schoppe had zien staan en toen aan haar gezegt, geef mij de hand, nu ziet gij mij nooit weder, ik wil mij gaan versuijpen, niet weer heeft gezien. Dat daarop was weggegaan…..
Ook vader Bosboom legt een bekentenis af: ……..heeft denzelven schreijende beleden dat zijn jongste zoon Bernd Bosboom, Derk Jan Ten Brinke heeft doodgeschoten. Hij heeft het gedaan maar hij is weg en mag al wel te Amsterdam bij de zielverkoper wesen…

Een zielverkoper had met de ziel niet veel te maken maar des te meer met de ceel of transportbrief. Zielverkopers verleenden huisvesting aan matrozen die dienst wilden nemen bij de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). In ruil voor het door hen geleverde personeel ontvingen zij van de VOC een schuldbrief, die omgezet kon worden als de aangemonsterde de hem voorgeschoten som had terugverdiend. In de praktijk waren zielverkopers ronselaars die zwervers, avonturiers, ex-soldaten en ook gewoon onnozele sukkels aanklampten en in een herberg dronken voerden. De slachtoffers werden wakker in gevangenschap en werden gedwongen aan te monsteren.

Hoe kwam Bernd Bosboom, een jongen van 17 of 18 jaar oud, er toe de Spekvos te vermoorden? De oudere broer van Bernd, Gart Jan weet het ook niet maar meldt wel aan de rechtbank:
….Weet niet dat Ten Brinke met desen zijn Broer of met zijn vader rusie of verschill heeft gehad. …. Dan dat het voor vijff off ses weken was gebeurd, dat de beide grootste jongens van Ten Brinke bij hun huis op de weg getuigens Moeder Hendrika Ten Mate (dit is de moeder van Bernd Bosboom, BE) hadden aangerand en voor alles lelijks uit gescholden.Dat de vader van dese jongens voor zijn deur staande dit hadde aangesien en dat zijne Moeder dit als zijnde een oude vrouw met moeite was ontlopen……
spekvoshutte1Spekvoshutte  Marssestraat 6 Halle. Foto collectie Bennie Eenink

Een andere buurtbewoner Arnd Kunen, …. omtrend sestig jaren oud, wonende onder Varssevelde op de Heelweg , onder het Vossers Rot nabij de Scheidinge van het Hallse … (vermoedelijk boerderij de Kuene, nu Kuenenweg 1 onder Heelweg en bewoont door de familie Schuurman, BE) zegt over de Bosbooms:
….. Dat Derk Bosboom zijn werk was, Besems en Wessers (borstels van berkentakken) te maken, dat Gartjan Bosboom als op geene daghuur was ,dit ook doet,en dat de Jongste Bernd Bosboom zig meest bij huijs ophield en de naam hadde van wat luij te wesen. Dat de vrouw van Derk Bosboom dikwils rond ging bedelen. Dat van die menschen geen kwaad weet te zeggen, dat Bernd Bosboom hem altijd goedig en niet zeer schrander was voorgekomen en dat Derk en Gartjan Bosboom ook al mede niet slim of schrander zijn….. Dat niet weet dat Bernd Bosboom rusie met D J ten Brinke heeft gehad.

Vader Derk Bosboom zegt over zijn zoon:
….. Dat zijn Jongste zoon Bernd Bosboom is genaamd. Dat dese wel 17 off 18 Jaaren oud zal wesen, maar dat zulks niet nader weet te bepalen. Dat dese al mede Besems en Wessers bind, en andere menschen alltemet op het land helpt arbeijden. Had dese zoons nooit ter scholen konnen zenden ,uit onvermogen. Dat ook bij de Predikant niet hebben gaan Leeren en dus ook geen Ledematen der Gereformeerde Kerk…..

De dagen daarna komt de rechtbank weer bij Bosboom, zoon Gart Jan wordt weer ondervraagd en vertelt nu wat meer:
….. Gart Jan Bosboom zegt oud te zijn vier of vijfentwintig jaren. Kan niet Lesen of Schrijven heeft nooit gaan leeren is geen lidmaat,maar dat meest alle Zondagen te Varsseveld in de Kerke gaat. Dat Derk Jan Ten Brinke op die dag als doodgeschoten is,des nademiddags bij hunn aan huijs is geweest, over diverse andere dingen heeft gesproken en onder anderen gesegt: De boschen worden ruw, beginnen vuur te Spijen en ik hebbe in de maate een Schot gekregen. En wanneer hij Ten Brinke gevraagd of niet wist wie hem die Schot hadde gegeven, geantwoord: ”Dat zal ik er nu bij laten, maar morgen bij den Heer van Harfelde verder gaan ondersoeken”.
Dat ook zijn vinger en regter knie vertoond, die bloeden, dat destijds zijn vader ook is te huijs geweest en dit zeggen ook gehoord en mede gezien heeft. Dat zijn Broer Bernd Bosboom toen niet is in Huijs geweest als Derk Jan ten Brinke daar was. Weet niet wanneer zijn Broer was uijtgegaan maar dat wanneer Derk Jan ten Brinke even was weggegaan zijn Broer Bernd van agter de Hutte over de mestvaalte was gekomen, bij de schoppe gaan staan en aan hem en zijn vader verteld: ”Ik hebbe Derk Jan ten Brinke geschoten, maar hij heeft niet genoeg gekregen, nu wil ik hem nog eens schieten”.
Waarop zijn vader Derk Bosboom aan Bernd geantwoord: ”dat moet gij niet doen, dat wil immers niet deugen, als gij hem nog eens schiet, dan moet gij weg”. En hij had aan zijn Broer gezegd: ”Bernd, dat wil niet deugen, als gij nog eens doet, dan moogd gij wel voort optrekken, off iets dergelijks in substantie” . Dat des niet te min zijn Broer de Snaphaan van agter de Hutte gehaald en met pulver geladen. Dat niet verder gesien heeft hoe en waar mede, also hij daarop in de hutte was gegaan…..

Uiteraard kwam de rechtbank met de vraag waarom zij Bernd niet hadden tegengehouden. Volgens Gart Jan: …. dit schieten niet heeft konnen beletten, uijt vreese, dat daarover met zijn Broer rusie zoude krijgen, welke na hem nog ook na zijn vader niet wilde luijsteren……

Gart Jan vertelt verder: ….Dat een half Uur off daaromtrent, in de Hutte zittende een schot had gehoord, daarop buijten was gegaan, ook nog damp gesien hadde en de hond van Ten Brinke voor de Maate lopende….. Later trof hij: ….in huijs komende zijn Broer Bernd heeft vinden zitten bij het vuur met zijn vader en moeder, welke aan hun verhaald en geseijd: ”nu hebbe ik Derk Jan ten Brinke geschoten, dat is blijven leggen”. Dat Ten Brinke hem nog hadde toegeroepen: ”houd u daar maar stille, ik zie u wel, schiet mij niet”, of iets dergelijks. 
Hier op hadde hij aan denzelve toegevoegd: ”Bernd, nu moogt gij wel voortmaken weg te komen.

Een aantal dagen later wordt Gart Jan opnieuw verhoord en nu lijkt er toch iets meer duidelijk te worden want Gart Jan laat zich uit over een mogelijk motief: “… geloofd dat zijn Broer tot dese misdaad gekomen is, omdat de kinderen van Ten Brinke eenige weeken te voren haar oude moeder op de weg hadden aangedaan en zeer gescholden, en hij zelve zou gedreigt hebbe die Hutten waarinne woonden welke in Ten Borge (rechtbank in Terborg) tegen hem hadden gecondschapt (beëdigde getuigenis voor het gerecht afgelegd) te zullen toepalen (versperren) en met de bewoonderen verbranden.

spekvoshutteSpekvoshutte  Marssestraat 6 Halle. Foto collectie Bennie Eenink

Het lijkt er dus op dat er toch meer is voorgevallen rond de Spekvos. Elders in de documenten komt vader Derk Bosboom aan het woord nadat de rechtbank hem duidelijk heeft gemaakt dat men niet gelooft dat een jongen van 17 of 18 jaar op eigen houtje tot een dergelijke daad is gekomen: ….. het tegen alle waarschijnlijkheid spreekt, dat denselven uijt eigen beweging en zonder daarvan vooraf aan hem kennisse te hebben gegeven of overleg gemaakt, dit schieten zou hebben gedaan…. Het antwoord van vader Derk Bosboom luidde: ….. zijn Zoon hadde na dat Ten Brinke, ter Borge was los gekomen, wel eens laten (luiden?), Ten Brinke te willen schieten, dog niet waaromme dit wilde doen, dat die niet veel sprak, maar zo voor zig heen was. Hij hadde hem altijd aangeweest en gebeden dat dog niet te willen doen…

Uit de documenten blijkt dat Vader Derk Bosboom en zoon Gert Jan een aantal dagen gevangen zijn gezet. De rechtbank slaagde er echter niet in te bewijzen dat zij beiden betrokken waren bij de moord en daarom werden zij weer vrijgelaten. Bernd Bosboom bleef spoorloos en daarmee was de zaak voor de rechtbank afgedaan.

Een nieuwe conclusie?
De vondst van de documenten door de heer Bosboom brengt meer duidelijkheid over de moord, maar werpt ook weer nieuwe vragen op. Ten Brincke alias de Speckvos komt uit de getuigenissen niet direct als een misdadiger te voorschijn. Maar waarom zou hij dan de bijnaam de Spekvos hebben gekregen en hoe konden dan die verhalen over de misdragingen van de Spekvos ontstaan? Of is er toch meer aan de hand geweest? In de voorgaande stukjes zegt Derk Bosboom dat: ….. zijn Zoon hadde na dat Ten Brinke, ter Borge was los gekomen, wel eens laten, Ten Brinke te willen schieten… Heeft Ten Brinke gevangen gezeten in Terborg? En wat te denken van het stukje dat handelt over dat de Spekvos ... zou gedreigt hebbe die Hutten waarinne woonden welke in Ten Borge tegen hem hadden gecondschapt te zullen toepalen en met de bewoonderen verbranden…

Wat zou er voorgevallen zijn dat de Spekvos dreigde de buurtbewoners die voor de rechtbank tegen hem getuigd hebben op te sluiten in hun huizen en in brand te steken? En waarom reageerde de Spekvos niet toen zijn kinderen de vrouw van Derk Bosboom mishandelden? Dit terwijl Bosboom de Spekvos in het eerste verhoor een vriend noemde! Was het mishandelen van zijn moeder de druppel die de emmer deed overlopen voor de jonge Bernd en schoot hij daarom de Spekvos dood? En hoe verhoudt zich dit alles met de rol van Derk Jan ten Brinke als oppasser van de Halse Maten? Als hij inderdaad zo’n schurk was zou je denken dat de Halse boeren hem niet als zodanig zouden hebben aangesteld. Of misschien juist wel, hij was iemand waar de mensen bang voor waren en zij zouden het wel uit hun hoofd laten het vee te stelen. En wat is er geworden van Bernd Bosboom? Allemaal vragen waar deze documenten geen antwoord op geven. Misschien dat we er ooit nog eens iets meer over te weten komen, misschien ook niet.

Met dank aan de heren J. Bosboom en H. Ligterink.
beeldBeeld de Spekvos aan de Pluimersdijk. Foto  Bennie Eenink. Kunstenaar John Brandsen en Jacomijn Schellevis.
Materiaal; cortenstaal

Locatie standbeeld Locatie standbeeld. 

Naschrift door Jan Oonk:
In zijn artikel over de Spekvos haalt Bennie Eenink een citaat aan van Derk Bosboom, de vader van Bernd die de fatale schoten loste: ….. zijn Zoon hadde na dat Ten Brinke, ter Borge was los gekomen, wel eens laten, Ten Brinke te willen schieten… En uit het verhoor van Bernds broer Gart Jan blijkt dat de Spekvos ... zou gedreigt hebbe die Hutten waarinne woonden welke in Ten Borge tegen hem hadden gecondschapt te zullen toepalen en met de bewoonderen verbranden… Intrigerende opmerkingen en Eenink vraagt zich dan ook af of er toch meer aan de hand is geweest dan alleen het lastigvallen van de oude moeder Bosboom door de zoons van de Spekvos. Is Derk Jan ten Brinke, alias de Spekvos, eerder veroordeelt en heeft hij gevangen gezeten in Terborg?, is de vraag die zich onvermijdelijk opdringt. Bij een bezoek aan het Gelders Archief in Arnhem daarom maar gauw even gekeken in het Oud Rechterlijk Archief van Terborg. En jawel, in 1789 zijn er twee criminele processen gevoerd, waarvan een tegen de ons bekende Derk Jan ten Brinke.
Helaas is het dossier dermate aangetast door schimmels dat het niet meer ter inzage is. Alleen de bovenste vellen zijn nog in redelijke staat en na enige aarzeling wil de archivaris deze er nog wel uitlichten. Het blijkt te gaan om declaraties en overzichten van gemaakte onkosten rond het proces door allerlei betrokkenen. Het lijkt teleurstellend, maar na enige studie valt daaruit toch nog een en ander af te leiden. Duidelijk wordt dat Derk Jan ten Brinke op 14 mei 1789 is gearresteerd, want dan begint de boekhouder als volgt: den 24 Meij 1789: Door Orders van de Stadholderen der Hoogheijd Wisch, bij de ophalinge van Derk Jan ten Brinke. Een van de kostenposten luidt: De Scholten en verdere assistenten die middag gegeten en gedronken, sijnde veertien personen: 4 gulden en 4 stuiver. Afgezien van de heren van het gerigte zelf zijn dus veertien man opgetrommeld om bij de arrestatie van de Spekvos aanwezig te zijn. Had de Spekvos zo’n gevaarlijke reputatie dat men zo massaal uitrukte? Hoe dan ook, het lijkt er in ieder geval op dat men op zijn minst iets groots op het spoor was gekomen.

Dan is er een notitie waarin Manes Tuit competeert voor kostgeld van den gedetineerden en vervolgens gebannen Derk Jan ten Brinke, ingevolge accoord en toezeggingen van den Heer en stadholderen Aalbers en Schaars. Blijkbaar is de zorg voor Derk Jan ten Brinke tijdens zijn detentie uitbesteed aan Manes Tuit. Een opmerkelijke constructie en mij is niet bekend of dat in andere gevallen en bij andere rechtbanken ook zo ging. Het aantal criminele zaken en daarmee het aantal gedetineerden was beperkt, dus men zal daar mogelijk geen vaste krachten voor in dienst hebben gehad.
Terug naar de kosten die Manes Tuit heeft gemaakt: Van den 24 Meij tot d: 14 septem: 114 dagen à 9 stuiv: wegens de Duurte, volgens bovenstaand accoord: 51 gulden en 6 stuiver. Derk Jan ten Brinke heeft dus 114 dagen vastgezeten, voordat hij op 14 september werd verbannen. Het is te hopen dat Manes Tuit hem in die periode enigszins redelijk heeft verzorgd en er niet nog wat extra stuivers winst uit heeft proberen te slaan ten koste van Derk Jan. Het daggeld van 9 stuivers was blijkbaar aan de hoge kant, want er wordt speciaal bij opgemerkt bij de zo hoge duurte van het koorn.
Er wordt in de declaratie van Manes Tuit nog een extra kostenpost genoemd: Gedurende deze lange detentie verscheijden reijsen den gevangenen bewassen en belapt, waarvoor: 2 gulden en 10 stuiver. Dat ‘bewassen en belapt’ wil zeggen dat Manes Tuit de kleren van Derk Jan bij tijd en wijle heeft gewassen en hersteld. De armejager J. Janssen krijgt nog 12 stuiver per week voor het wekelijks tweemaal reinigen van de gevangenisse en behoeftstoel.

De armejager Janssen is ook degene die hem op 14 september, als het vonnis verbanning is uitgesproken, buiten het territorium van Wisch brengt. Het is niet duidelijk waar dat is gebeurt en evenmin is te achterhalen voor hoe lang de verbanning is uitgesproken. In de praktijk lijkt het allemaal hoe dan ook weinig te hebben betekend. De buurtschap rond de Spekvos was dan wel volledig op Varsseveld georiënteerd, maar feitelijk lag zijn woning al buiten het rechtsgebied van Wisch, op het grondgebied van Zelhem. In ieder geval spoedt Derk Jan zich na zijn vrijlating linea recta naar huis, naar zijn kinderen en naar zijn vrouw. Precies negen maanden na dato wordt zijn zesde zoon Bernardus geboren, maar dan is zijn illustere vader inmiddels niet meer in het rijk der levenden.

Maar waarvoor is Derk Jan ten Brinke nu eigenlijk opgepakt? Helemaal duidelijk wordt dat niet. Op 6 juni 1789 “… heeft het gehele gerigt op een algemeen gerugt dat zig in en bij de woninge of hutte van Ten Brink, bij nauwkeurige visitatie vele verborgen dingen vinden zouden. Zig ten dien einde geassisteert met de voogden, ondervoogden en assistenten derwaarts begeven. Of ze inderdaad iets gevonden hebben en wat dat dan geweest is blijft onduidelijk. In de declaratie van de richter Greving van Boekholt (=Bocholt), voor hemzelf en een aantal getuigen uit zijn rechtsgebied, meldt hij in de aanhef in betracht der gestohlenen Kuhe. Zou daar misschien een sleutel liggen? De opgeroepen getuigen bieden weinig aanknopingspunten al zou er wel uit kunnen worden afgeleid dat het criminele werkterrein van de Spekvos redelijk uitgestrekt was. Zo wordt uit Lichtenvoorde de koekebakker Harmen Rensen opgeroepen, uit Bocholt respectievelijk schoenmakersbaas Valk, hospes Borkes in de Groene Klokke en de Jood Isaac Jacobs. De rechtszaak tegen Derk Jan ten Brinke wordt uiteindelijk aangespannen door de advocaat fiscaal H.W. Aberson te Doesburg als aanklager. Nadere conclusies daaruit durf ik niet te trekken, maar het lijkt duidelijk dat er de nodige financiële haken en ogen aan de zaak hebben gezeten en dat de overheid zich op dat punt benadeeld heeft gevoeld.

Niet alle mysteries rond de Spekvos zijn dus anno 2005 opgehelderd, maar een enigszins samenhangend beeld is er zo geleidelijk toch wel ontstaan. Hoewel de overleveringen niet op alle punten kloppen is het verrassend dat er in de verhalen over zijn rooftochten toch een opvallende kern van waarheid lijkt te schuilen. Het hele geval heeft in de buurtschap blijkbaar dermate indruk gemaakt dat de herinnering meer dan twee eeuwen is blijven hangen.
En wat zou er geworden zijn van die arme Bernd Bosboom van de Stampert, de niet al te snuggere dader die de benen neemt en waarvan tot op heden nooit meer een spoor is teruggevonden? Vader Derk Bosboom zegt over zijn zoon Dat dese wel 17 off 18 Jaaren oud zal wesen, maar dat zulks niet nader weet te bepalen. Weet zijn vader niet beter of probeert hij de omstandigheden wat te verzachten? Bernt is namelijk gedoopt op 4 april 1768 in Varsseveld als Barent, z.v. Derk Bosboom en Hendrica ter Maat en was dus ten tijde van de moord 23 jaar, bijna 24. Er is geen doop bekend van een later geboren Bernt of Barent van dit echtpaar, dus het lijkt er sterk op dat deze Barent degene is die we zoeken. En heeft Bernt/Barent zich na zijn vlucht staande kunnen houden in den vreemde of is hij in handen gevallen van ronselaars of andere ongure individuen? Misschien dat het toeval ooit nog eens wat meer duidelijkheid schept over zijn verdere lotgevallen, maar vooralsnog lijken alle sporen uitgewist.

 Onthulling informatiebord Meuhoek                               Op de foto de onthulling van het bord door Dick Groot Nibbelink (namens Halle’s Belang) en de initiatiefnemers Wim Keunen en Henk Boland.

Kunstwerk Spekvos eindelijk in de Meuhoek op 26-10-2015 
Eerder gepublceerd op de website van Hallle's Belang

Wie van het dorp Halle naar Varsseveld rijdt komt er langs. Na de eerste bocht begint links van de weg de eeuwenoude buurtschap Meuhoek. Een buurtschap die vooral is bekend door het verhaal van de Spekvos, een mysterieuze buurtbewoner die met geweld in zijn levensonderhoud voorzag. Hij maakte het zo bont dat hij in 1790 door een buurtbewoner werd doodgeschoten.

Tegenwoordig geniet de Meuhoek ook bekendheid door de knotelzen. Elzen worden al honderden jaren geknot en onder meer gebruikt als brandhout. Door de afnemende vraag naar deze brandstof en omdat ze een belemmering vormen voor de moderne landbouw zijn veel elzensingels in Nederland gerooid. Maar in de Meuhoek zijn meer dan 3.000 knotelzen bewaard gebleven. Nergens in Nederland staan nog zoveel knotelzen bij elkaar. Sommigen zijn mogelijk meer dan 200 jaar oud. Dit bijzondere landschapsmonument heeft inmiddels een beschermde status. 

In 2006 werd in de voormalige gemeente Zelhem in het kader van een Toeristisch Recreatief Archeologisch Project (TRAP) onder meer een fietsroute uitgezet. Een route langs bezienswaardigheden en er werden een aantal kunstwerken langs de route geplaatst. Ook van het Spekvosverhaal werd een kunstwerk gemaakt. De eisen om voor subsidie in aanmerking komen waren echter zodanig dat het niet mogelijk bleek het kunstwerk van de Spekvos in de Meuhoek te plaatsen. De fietsroute werd in dat geval te lang. Noodgedwongen werd de route ingekort en is de Spekvos destijds aan de rand van het dorp Halle geplaatst. Dit jaar is de fietsroute herzien en toen bleek dat de eisen inmiddels waren versoepeld en dat de routes nu wel langer mogen worden. Twee Meuhoekers, Henk Boland en Wim Keunen hebben daar onmiddellijk op ingespeeld, ze hebben bij de gemeente Bronckhorst suggesties gedaan voor de aanpassing van de route en het kunstwerk van de Spekvos naar de Meuhoek verplaatst. Inmiddels lopen meerdere fiets- en wandelroutes langs de plek waar het kunstwerk dit voorjaar is geplaatst. De gemeente Bronckhorst heeft gezorgd voor een zitbank maar voor een informatiebord ontbrak het geld. En volgens beide heren is dat bijzonder jammer want inmiddels hebben al heel wat fietsers en wandelaars het bankje bij de Spekvos ontdekt.

Dankzij financiële ondersteuning van Halle’s Belang en met hulp van de Stichting Achterhoek weer Mooi (StAM) is het nu toch gelukt een informatiebord te plaatsen met in het kort het verhaal van de Spekvos en de knotelzen.



 

Artikel door:  H. Jonas

Vroeger werd er met met karbid het deksel van een oude melkbus weggeschoten op oudejaarsdag. Om veiligheidsredenen mag dat niet meer en doorvoor in de plaats is het nu knalbal geworden.

 

Knalbal

Halle, 31 december 2004  Foto: Barry Jonas 

Knalbal

Halle, 31 december 2004 Foto: Barry Jonas

Knalbal

Halle, 31 december 2004 Foto: Barry Jonas

Knalbal

Halle, 31 december 2004 Foto: Barry Jonas

Knalbal

Halle, 31 december 2004 Foto: Barry Jonas

 


Bron:

 Internetsite D' Olde Roop

Opgericht op:

 7 januari 1989

Artikel door door:

 H.Jonas en H.M. Somsen
 Internet:  https://salehem.nl/salehem/dolde-roop
www.oudzelhem.eu

 

Midwinterhoorngroep d'Olde Roop is een werkgroep van Oudheidkundige Vereniging Salehem. Zie de diverse onderwerpen in het menu over d'Olde Roop.


Vanaf de 1e Advent tot en met Drie Koningen worden er buiten diverse melodieën geblazen, zoals "d'Olde Roop", De Echo", "Lange Duuster" en "Twee Duuster". Daarnaast verzorgen wij demonstraties midwinterhoorn maken op braderieën en markten of op verzoek.


Op een bijeenkomst in 1989 besluiten de 22 aanwezigen om vijf personen te gaan kiezen die samen het bestuur moeten gaan vormen van de midwinterhoorngroep “d’ Olde Roop”.

Het eerste bestuur werd gevormd door dhr. Pijfers (vzt.), dhr. Arentsen (secr.), mevr. Lovink (penn), mevr. Slooten (lid) en dhr. Berendsen (lid). De eerste activiteiten waren het blazen aan het begin van de 4 vesperdiensten (1989) in Zelhem. De aansluiting bij de oudheidkundige kring van Zelhem ging niet zonder slag of stoot, omdat de midwinterhoorngroep ook buiten Zelhem actief wilde zijn.

In maart 1989 wordt voor het eerst de gedachte besproken om een midwinterwandeling te organiseren nabij De Slangenburg. Dit initiatief was ontstaan nadat op 2e kerstdag 1988 met veel enthousiasme de eindles van de tweede bouwcursus daar was gegeven. Op de vergadering van 4 februari 1989 wordt de officiële naam vastgesteld als “d’ Olde Roop”.

Sindsdien is vormen de klanken van de midwinterhoorn een terugkerende traditie in de Adventstijd in de wijde omgeving van Zelhem.

De midwinterhoornblazers bij kasteel "Het Keldertje" in Doetinchem

Foto:  Internetsite D' Olde Roop

De geschiedenis:
De Germaanse stammen bliezen hun hoorns altijd tijdens de laagste zonnestand. Een gebruik overigens dat de Saksen hadden overgenomen van eerdere bewoners van ons deel van het Europese continent, namelijk de Kelten. Dit alles is geschiedkundig vastgelegd door Tacticus, een Romeins schrijver die dit gebeuren vermeldt rond het jaar 60 na Christus. Een verklaring omtrent de reden van het blazen, juist tijdens de laagste stand van de zon, kon Tacticus echter ook niet geven. Hij sprak de taal der Saksen niet en de Kelten waren al meer dan 100 jaar vertrokken uit dit gebied. Was het om de zon weer hoger aan de hemel te krijgen? Of moesten de boze geesten van de in het najaar ingezaaide velden verjaagd worden om de oogst voor het komende seizoen te garanderen? Een duidelijk antwoord op deze vragen kan niet gegeven worden. Na de Grote Volkshuisvesting en het in elkaar storten van het Romeinse rijk rond het jaar 400, breidde zich langzamerhand het Christelijke geloof uit over Europa. Ook de heidense stammen uit de regio werden door vertegenwoordigers van de kerk benaderd. Het geloof in mythen stierf hierdoor uit.

De hoorn die men destijds gebruikte was waarschijnlijk een uitgeholde runderhoorn. Later, toen de heidenen werden gekerstend is het gebruik door de christenen overgenomen en werd er geblazen om de geboorte van Christus aan te kondigen. Om het effect zo sterk mogelijk te maken bespeelt men vaak de hoorn vanaf de rand van een diepe put, zodat de lage toon extra versterkt wordt. Verder bestond het gebruik om de “natte hoorn” in de put op te hangen zodat deze door het water begon uit te zetten. Hierdoor sloten de beide helften luchtdicht op elkaar. Mede door het gewicht van de hoorn gaf men er de voorkeur aan vanaf de rand van de put te blazen.

Het blazen begint op de eerste zondag van de advent en eindigt op Drie Koningen. Het midwinterhoornblazen geschiedt in een traditioneel gebied, te weten Twente en de Achterhoek met het aangrenzende Duitse gebied. Uit oude documenten blijkt, dat er in 1485 werd geblazen in Sonsbeck, een plaatsje achter Kleve. Dat gebied vormde destijds een geheel met de Achterhoek, omdat de landgrenzen toen anders liepen.

Folklore:
Het symbolische gebruik stierf uit en met de komst van moderne communicatie- middelen verdween ook de praktische rol van de hoorn (bijv. als er bij een boer hulp verlangd werd bij de geboorte van een kalf, werd er ook op een hoorn geblazen). Pas in de vijftiger jaren begonnen liefhebbers, uit folkloristische overwegingen, het hoornblazen in ere te herstellen.

Het maken van een midwinterhoorn. Foto:  Internetsite D' Olde Roop 

Het spelen bij een diepe put. Foto:  Internetsite D' Olde Roop

We organiseren in 2022 weer een bouwcursus midwinterhoorn maken en leren blazen

Bekijk de agenda van dit blaasseizoen.

 

Artikel door:
H. Jonas

Het evenement is verhuisd naar Lichtenvoorde

 

Zwarte-cross

Foto 2004, van www.zwartecross.nl

 

De Zwarte Cross is het grootste muziekfestival van oost Nederland en de meest spectaculaire motorcross van West-Europa. Het weekend staat bekend om haar typische Achterhoekse gezelligheid met bezoekers van jong tot oud. 

In 2003 werd het festival met 30 muziekacts door ruim 40.000 mensen bezocht. Er is voor elk wat wils: muziek, festivalmarkt, kermis, theater, festivalcamping, kinderactiviteiten en ludieke stunts. Dan is er natuurlijk nog de spectaculaire cross zelf waaraan o.a. bekende Nederlanders, brommers, stuntels, specials en zijspannen meedoen. Ook de sportliefhebbers komen ruimschoots aan hun trekken. Zo rijden in de superklasse vele kampioenen mee.
Organisator van het megafestijn is de rockband Jovink & the Voederbietels.

 

Zwarte-cross

Foto 2004, van www.zwartecross.nl

 

Zwarte-cross

De oergezellige crosscamping

Foto 2004, van www.zwartecross.nl

 

Zwarte-cross

De grote muziektent

Foto 2004, van www.zwartecross.nl

 

Zwarte-cross

Een optreden

Foto 2004, van www.zwartecross.nl

 


 

Laatst bijgewerkt:

februari  2022

www.oudzelhem.eu

Aan dit artikel werkten mee:
G.J. Weenk
 - bevolkingsregister
Elly en Harry Somsen - kadaster en huisnummers

Over het kleppermanshuis. Plantsoenstraat 6

 

Oudste vermelding:

1773 muurankers

Oude benaming boerderij:

Kleppermanshuis

Oude straatnaam:

Ruurloseweg

Staat in:

Zelhem- dorp

Verbouwing(en):

1956,-1990

Kadaster 1822:

 

Eigenaar:

Jan Willem Bussink

Woonplaats:

Zelhem

Kadasternummer(s):

N 444 huis,schuur en hof.
N 445 moestuin

 

Bevolkingsregister en huisnummers vanaf 1829:

1829:

46-46 

Jan Willem Bussink en Johanna Gebbink (schoenmaker)

1840-1847:

46-46
-- -46

wednr. J.W. Bussink (van J. Gebbink)
Bernardus Huiskes en Aleida Bussink (dr.)

1848-1850:

46-A56

B. Huiskes A. Bussink

1851-1860:

A56-A66
A56-A66

-- - A66

B. Huiskes A. Bussink vertr. in 1856 naar Hengelo.
Johan Friedrich Hahn en Johanna Willemina Bleumink 
vertr. 1860 naar A16.
Hendrik Jan Praastink en Carolina Velthorst komen in 1860 van A57, het woonhuis rechts.

1861-1870:

A66- A34k
A66-A34k

H.J. Praastink en C. Velthorst.
Jan Willem Radstake en Gerritjen Eelderink komen inwonen.

1871-1880:

A34k
A34k

H.J. Praastink en C. Velthorst vertr. 1872 naar Groenlo.
J.W. Radstake en G. Eelderink.

1881-1900:

A34-A33

J.W. Radstake en G. Eelderink.

1900-1924:

A63-86-- ---
A63-86-A89
--- -86-A89

J.W. Radstake,† 1909 en G. Eelderink,†1904.
zn. Bernard Radstake (klepperman) en Hendrika Grada Toonk † 1904.
Hendrik Regelink tr.1914  met Grada Wesselina Radstake (dr.) komen uit Hengelo

1924-1939:

A89-119- --

wednr. Bernard  Radstake † 1935 van H.G. Toonk

 

A89-119-A135

H. Regelink  en G.W. Radstake

 

 

Ca. 1930 is de oude schuur naast het huis afgebroken, een nieuwe schuur is naar achteren geplaatst en als noodslachthuis gebruik.

1939-1964:

A135-Ruurloseweg 8 en10

C.(Carel) Bruil  en Bertha Regelink (dr.) verbouwing in 1956  
op nr. 10 het voormalige noodslachthuis verbouwd voor PGEM opslag.

1964-1967:

Ruurlosweg 8/10-
Plantsoenstr. 6/8

Omnummering en verandering van straatnaam. 
C. Bruil

1967-1990:

Plantsoenstr. 6/8

C. Bruil

1990-0000:

Plantsoenstr. 6

CA. 1990 H. Bulten † en T Ketz. verbouw woonhuis en aanbouw serre, komen van tegenoverliggende café "Het Witte Paard" aan de Ruurloseweg

 

Plantsoenstr. 8

De PGEM opslag op nr 8 is verbouwd tot gastenhuis.

2008-2020:

Plantsoenstr. 8

Gastenhuis, opgeheven en verbouwd.

2020-0000: Plantsoenstr. 8 Teun  Waard en Margreet Bulten komen van Palmberg 2
     

 

Het Kleppermanshuis
Na de verbouwing in 1773 is in de gevel het nieuwe jaartal aangebracht. De klepperman deed iedere nacht zijn ronde door het dorp; zomers van 11 tot 2 en 's winters van 11 tot 3 uur. Om 11 en 12 uur moest hij klepperend de tijd aangeven.

Tot diep in de jaren twintig van de vorige eeuw liep de laatste klepperman van Zelhem, B. Radstake, nog zijn rondjes door het dorp. Zijn taak bestond uit het controleren of er geen ongeregeldheden in het duister plaats vonden, en het was ook een vorm van brandpreventie. Hij waarschuwde menig boer dat de mestvaalt in de brand was gevlogen, hetgeen vroeger nogal vaak gebeurde. Het schijnt dat klepperlieden zich ook wel met meer culturele zaken bezighielden. Met nieuwjaar boden ze de burgerij een voor de gelegenheid gemaakt gedicht aan. Nog altijd bestaat de term kleppermanspoëzie. Of de Zelhemse klepperman dat deed verteld het verhaal niet.

Klepperman Bernard Radstake heeft tot ca. 1935 iedere nacht zijn ronde door het dorp gemaakt; zomers van 11.00-02.00 uur en s'winters van 11.00-03.00 uur. Om elf uur avonds klepperde hij en riep: elf heeft de klok, de klok heeft elf; ook om 24.00 uur moest hij klepperend de tijd aangeven. Verder bestond zijn taak uit het controleren of er geen ongeregeldheden in het donker plaats vonden.  Hij controleerde het gehele toenmalige dorp en op de verste punten van zijn route in het dorp moest hij ter controle briefjes in een bus deponeren.

 

klepperman 01 Klepper tekening
Tekening van een klepper uit Beelden uit het oude Zelhem

De klepperman en lantaarnopsteker

 

klepperman 02 klepperman 02a lantaar opsteker
De klepperman, tekenaar onbekend 
Tekening uit collectie Eef Oosterink
De klepperman als petroleumlantaarn opsteker

klepperman 03Het kleppermanshuis in 1910 aan de Ruurloseweg. Na 1930 de Platsoenstraat. Foto uit de collectie van Harry Somsen
klepperman 04

Tekening van het kleppermanshuis © door Henk Ooyman
klepperman 05
Foto uit collectie Eef Oosterink
klepperman 06
Foto uit collectie Eef Oosterink
klepperman 07
Foto gemaakt door Henk Klein Hesselink, uit de collectie van Harry Somsen

klepperman 08Foto uit collectie Eef Oosterink
klepperman 09
Mei 2004 Foto gemaakt door Herman Jonas
klepperman 10
Augustus  2004, de achterkant, foto gemaakt door Herman Jonas
klepperman 11
De gang met de trap naar boven. Foto uit een tijdschrift 

De lantaarnopsteker en de klepperman (tekst zonder aanpassing overgenomen)
Door Hendrika Willemina Vos-Oldenhave (1888-1977)

Toen ik als meisje van een jaar of 10, circa 1898, in de zomervakantie in Zelhem ging logeren was de verlichting van de kom van het dorp nog héél slecht. Er stonden op lange afstand van elkander lantarens die op petroleum brandden. Tegen het donker worden, verscheen de lantaarnopsteker met z'n laddertje en onstak "het licht"!
De buitenwegen waren heel mulle zandwegen. Ruurlseweg, Halseweg, en Deutekomseweg. Vaak waren die wegen onbegaanbare modderwegen en de wegen in 't dorp waren vaak niet veel beter.
's Nachts werd Zelhem bewaakt, door de klepperman, die zo tegen tienen 's avonds z'n ronde deed. Griezelig vond ik het, maar ook interessant. Ik moest in die tijd, om half negen naar bed, zéér tegen m'n zin, doch lag ik er in, dan hoorde ik niet eens meer de papklok van negen uur luiden.
Ik moest en zou een keer, de klepperman horen en zien en zo werd ik een keer, door tante Mies wakker gemaakt, en jawel, daar hoorde ik een zware stem, die langzaam riep: "elf uuuren, de .... klok heit ellef" en dan klep-klep-klep tot elf. Helaas kon ik niet zien hoe die "klep" er uit zag. Het was te donker! Aan het begin van 't dorp bieje de Loo'se schole en aan 't eind van het dorp biej Hillen-Ruurlseweg stond een soort brievenbus waar de klepperman een briefje in moest stoppen om te bewijzen, dat hij zijn plicht gedaan had.
Als er een dreigende onweersbui zat, tikte de klepperman op de deuren en ramen: "Opstaan, kom dr uut, wie kriegt zwaor weer!". Om te huiveren van angst. In die tijd hielden alle dorpsbewoners nog vee op stal, behalve de burmeester en den domenee. Achter veel woningen stonden stromieden en zaadbergen, daarom was ieder op z'n hoede voor bliksem inslag. Lange tijd waren er twee kleppermannen in Zelhem, rond 1900 waren dat Van Arragon en Radstake.

Ja, de lantaarnopsteker! Ik zie nog van Til met z'n laddertje op de rug de kamp afkomen en bij het huis van Jacob, een veehandelaar, de eerste lantaarn aansteken. Alleen maar als er geen lichte maan was en ook alleen in de kom van het dorp. Al deed de maan ook helemaal niet z'n plicht dan brandden de lantaarns toch niet.

De herinneringen van Hendrika Willemina Vos-Oldenhave (1888-1977, lees meer over haar familie bij winkel van Oldenhave.

klepperman 121926 Klepperman Gerard Bretveld uit Hengelo later aangesteld als veldwachter in buitengewone dienst tot 1946


 

Het gedicht van de klepperman

Hieronymus van Alphen (1746-1803) schreef een kindergedicht over de klepperman waarin hij beschrijft hoe een kind rustig kan slapen terwijl de klepperman de wacht houdt:


Klepperman

Zou ik voor den klepper vreezen,         
O! die lieve brave man
Maakt, dat ik gerust kan wezen,
En ook veilig slapen kan.
Moeder lief ’k geloof het vast                                             
Dat hij op de dieven past.

Schoon hij loopt door wind en regen,
't Zingen wordt hij nimmer moe,
Goede God! geef hem Uw zegen,
Maar mijne oogjens vallen toe.
Lieve klepper! hou de wagt!

Ik ga slapen: goede nagt! 



 

Bron:

Artikel door:

H. Jonas

 

Op 28 en 29 juli 1947 en op 22 en 23 juli 1948 bracht de Koninklijke Nederlandsche Fabriek van Wollen Dekens, vh J.C. Zaalberg & Zoon, uit Leiden een vakantietocht door in Zelhem. Als dank voor de georganiseerde activiteiten schonk de fabriek een fotoboek aan burgemeester H.J. Langman als voorzitter van de V.V.V.

 

aalberg

Foto uit het album van bezoek van Zaalberg op 28 en 29 juli 1947

 

aalberg

Foto uit het album van bezoek van Zaalberg op 28 en 29 juli 1947

 

aalberg

Foto uit het album van bezoek van Zaalberg op 28 en 29 juli 1947

 

aalberg

Foto uit het album van bezoek van Zaalberg op 28 en 29 juli 1947

 

aalberg

Foto uit het album van bezoek van Zaalberg op 28 en 29 juli 1947

 

aalberg

Foto uit het album van bezoek van Zaalberg op 22 en 23 juli 1948

 

aalberg

Foto uit het album van bezoek van Zaalberg op 22 en 23 juli 1948

 

aalberg

Foto uit het album van bezoek van Zaalberg op 22 en 23 juli 1948

 

aalberg

Foto uit het album van bezoek van Zaalberg op 22 en 23 juli 1948

 

aalberg

Foto uit het album van bezoek van Zaalberg op 22 en 23 juli 1948

 

Stichting Zelhem kibboets “Sde Nechemja”
adopteert de kibboets “Sde Nechemja” in Israel.

Door E. Somsen-Lieverdink en H.M. Somsen.
www.oudzelhem.eu                         

De in mei 1941 opgerichte kibboets, door van oorsprong Nederlanders pioniers, kreeg de naam van de Nederlander Nechemia de Lieme, “Sde Nechemja”.

In 1935-1936 melden enkele 10 tallen Nederlandse joodse jongeren zich aan om in Palestina pioniers werk te verrichten, met het streven om een eigen nederzetting (kibboets) op te richten.

Eenmaal aangekomen werd de groep eerst ingezet op sinaasappel plantages, fabrieken in de haven van Tel Aviv en Haifa en in de Britse legerkampen. Palestina stond toen nog onder Brits beheer.

Het uitbreken van de Tweede Wereld Oorlog bracht hier verandering in.

De Britten wezen de hulp van de groep jongeren af om de Arabieren niet voor het hoofd te stoten.
De groep ging hierop zijn eigen weg en sloten zich aan bij een groep pioniers uit Wenen.
Gezamenlijk werd een gebied in de Choelevlakte uitgekozen in het uiterste noorden van Israel, in Opper Galliea.


Landkaart Kaart met de locatie van de Kiboets in het Noorden.

De bezitters van de gronden, het Joods Nationaal Fonds, welke gronden van de Arabieren gekocht had, gaf het advies om alvast maar te beginnen.

Van Arabieren uit de om liggende dorpen werd bouwmateriaal gekocht en met een vrachtauto werden in de regen van december 1940,  tenten, gereedschap en proviand naar de kibboets, (die toen nog Kfar Giladi genoemd werd) in het midden van de Choelevlakte gebracht. Dat is in de Hule vallei op een plek waar de rivier de Jordaan samenkomt met twee andere bronriviertjes, de Bayas en de Hatsbani.  De grond was er moerassig, een ondoordringbaar malariagebied, maar erg vruchtbaar.

Men begon in het moeras visvijvers aan te leggen, gevoed door het water uit de Jordaan, hierin werd de vis uitgezet.

Door moeilijkheden met de Jewish Agency kon pas in mei 1941 de grondslag gelegd worden voor de definitieve vestiging van de kibboets met de nieuwe naam, “Sde Nechemja”, omringd door Arabische dorpen.

Aan het eind van de 70e jaren ontstond in Zelhem het idee om in een stichtingsvorm, een kibboets te adopteren, zodat de kibboets leden met het ingezamelde geld extra dingen konden aanschaffen.
De stichting werd in opgericht 1973 met als voorzitter Mevr. Sophie Levi-Aussen en enkele andere bestuursleden o.a. Mevr. L. Somsen –Meijer. De man van Spohie Levie-Aussen, Kurt Levie was ook een Palestina pionier maar kon niet op tijd vertrekken.

De Zelhemse vrouwen richten een handwerkgroep op, die hun producten verkochten in o.a. de kantine van de Chr. Landbouw- Huishoudschool, zaal de Ploeg en zomers aan de gasten op de Zelhemse campings.


Verkoop voor de kibboets op de Betteld Verkoop voor de kiboets op de Betteld met o.a. mevr. van Wijnen, mevr. Somsen, mevr. Wechgelaer en mevr. Basten . Foto: H.E. Somsen-Meijer

Sede Nehemya Zelhem certifficaatUitgegeven Certificaat van fl. 5,-- Foto: H.E. Somsen-Meijer

Om de opbrengst te vergroten gaf men niet inwisselbare certificaten á fl. 25,00 of minder uit. De Zelhemse bevolking steunde het goede doel van harte zodat er een groot bedrag kon worden overgemaakt.
Er werd een speeltuin voor de kibboetskinderen ingericht en voor de recreatie ruimte een TV aangeschaft. Maar het mooiste geschenk was toch wel de ambulance die de kibboetsleden nu konden aanschaffen.

Sde Nehemya 1980 televisie van Zelhem 2 Sde Neh. 1980 ziekenauto van Zelhems geld. 1980
TV voor de recreatie ruimte uit Zelhem.
Foto: H.E. Somsen-Meijer
Ziekenwagen van Zelhems geld.
Foto: H.E. Somsen-Meijer

 

De enthousiaste reacties van uit de kibboets werden gevolgd met de vraag om toch vooral een keer te komen kijken hoe het geld besteed was.

Leden van de Zelhemse handwerkgroep vertrokken op 20 mei 1980 onderleiding van de eigen organisator van de reis de 26 jarige onderwijzer Gerrit Buunk die het jaar ervoor als appelplukker een tijdje op de kibboets, Sde Nechemja gewerkt had en een rondreis door Israel had gemaakt. De reis werd op eigen kosten gemaakt.
Vanuit het vliegveld Tel Aviv werd het gezelschap naar een hotel in de stad Jeruzalem gebracht, om van daar uit de oude stad, bezienswaardigheden en de omgeving te bekijken. 

R. Buunk L shauffeur 1980 1980 Rechts; Buunk- Links; de chauffeur. Foto: H.E. Somsen-Meijer

Na Jeruzalem volgt een busrondreis met reisleider Gerrit Buunk en een chauffeur om bij het eindpunt in het noorden bij de Syrische grens aan te komen. De groepsleden laten zich fotograferen met bewapende Israëlische soldaten die de Syrische grens bewaken.

Aan de Syrische grens 1980 Foto: H.E. Somsen–Meijer bij de Syrische grens. Foto: H.E. Somsen-Meijer.

Omdat de kibboets zelf niet genoeg gastenverblijven heeft, verblijft het gezelschap in de guesthouses van het een paar kilometer hoger gelegen Hagoshrim, om van daar uit de omgeving te verkennen.

Logeer huisjes in kibboetshotel Hagoshrim. 1980 Logeer huisjes in de kiboets Hagoshrim 1980. Foto: H.E. Somsen-Meijer.

Om zich toch enigszins verstaanbaar te maken heeft iedereen een woordenlijstje bij zich waar in het Hebreeuws- Engels en Nederlands de 101 bekendste woorden staan.

Lijst met 101 woorden 1980 Sde Neh. Foto’ Lijst met 101 woorden. Foto: H.E. Somsen-Meijer.

Palestina stond onder Engels bewind en zat in de maag met honderden Duitse gevangenen.
Door uitwisseling van deze Duitse gevangenen met Palestina Joden met landbouwaantekening, konden er op 30-6- 1944 diverse kampbewoners, van diverse kampen vertrekken naar Palestina.

De van herkomst Nederlandse pioniers groep en hun gezinnen spraken en schreven ook nog Nederlands.

Namen van de familie’s die de Zelhemse groep bezochten en later nog contact hadden.
Er werden door de groep 13 gezinnen in de kibboets bezocht o.a. Dinie en Reuven Rosen.
Dinie was afkomstig uit Haarlem en een Holocast overledene uit Bergen- Belsen, Reuven/Ruben Rosen, kwam in 1934 uit Duitsland, naar Hengelo-G om daar de landbouw en veeteelt te leren,verder naar Zeddam en Gendt bij Nijmegen, hij vertrok in 1936 naar Israel om de opgedane kennis in praktijk te brengen, samen met 3 jongens en meisjes.

Ruth en Jerry Savir, Rachel en Uri Heumann.
Lilo= Lieselotte Tal- Simons* 1921 Dusseldorf en haar 2e man Herman Tal (Italiaander)*1923
Lilo Cohen, Esther en Moshe Cohen,later Esther en David Kaye genoemd, Shifra Bromet.

Shulamit Ben-Dror= Ursula Henriette Borchardt* 4-7-1919 Duitsland, overleden 21-1-2019 Israel. net als Dinie Rosen een Holocast overlevende van Bergen-Belsen. Ursula Borchardt trouwt in september 1940 met Jochamin Herbert Kalman* 1921 en gaat scheiden op 12-7-1942. Ursula bevalt van hun beider zoontje Peter in Bergen-Belsen.
Peter wordt na de oorlog in Israel Mickey Kalman genoemd.

Ursula

Ursula Henriette Borchardt, trouwt 2e in Palestina met Aaron Ernst Ben Dror en krijgen samen een zoon Shimon Ben Dror*1951 Israel, die in 1973 sneuvelt tijdens de Yom Kippur Oorlog. 

 

 


Jizchar Pimentel* 1913 Amsterdam, overleden in Sde Nechemja, tr. met Henny (Ofra) van Spier* Culemborg overleden 1995 in Sde Nechemja.

Gideon Shelach= Bi Slijper* Amsterdam, trouwt  Aliza Buhadanna. Bi is jeugdleider in de kibboets.

Dov en Aliyah Gershman.

Hun Nederlandse namen waren aangepast aan het nieuwe land.

Sde. Neh. de Jordaan in de kibboets 1980 Sde Nechemja en de Jordaan in de kiboets in 1980

Veel tijd om de Hollandse bezoekers te ontvangen was er niet, omdat de kibboets leden verplicht waren elke dag van ’s morgens zes uur tot s’middags 13.00 uur te werken. Daarna was er tijd voor ontspanning en cursussen.

De 7 urige werkdag werd alleen aangepast als iemand 60 jaar werd of ziek was.

Na het bereiken van de 60 jarige leeftijd werd er vervangende arbeid gezocht.

De kinderen werden vanaf 7.00 ‘s morgens opgevangen in de peuterklas, kinderoppas of school.
De vervolg opleiding werd gegeven in het 3km. verder gelegen Kfar Blum.

Op school werd om 11.00 uur een warme maaltijd genuttigd, hierna gingen de kinderen slapen en om 16.00 uur mochten ze naar huis.

In de kibboets was iedereen gelijk, ongeacht afkomst of opleiding.

Ieder lid kreeg jaarlijks de zelfde bijdrage, voor kleding, meubilair etc.
De maaltijden werden in de kibboets keuken bereid en gezamenlijk gebruikt.
De ligging van de kibboets vlak aan de Libanese grens, zorgt voor extra waakzaamheid onder de mannelijke kibboets leden.

Alle mannen dragen de gehele dag een wapen, ook tijdens de maaltijden zijn de wapens binnen handbereik.

‘s Avonds is het gehele terrein goed verlicht en ‘s nachts wordt er met 2 mannen in een auto gepatrouilleerd, die om 3uur ’s nachts worden afgelost.

history postKibboets Sde Nechemja met de Huliot plastic fabriek.

Om in hun bestaan te voorzien beschikt men o.a over een plastic fabriek “ Huliot Plastic Industry ” waar plastic pijpen en fittingen voor sanitaire installaties en andere bij- producten gemaakt worden.

In deze fabriek werkt men 24 uur vol continu. Een smederij, garage, timmerwerkplaats, electro-werkplaats zorgen voor ondersteuning.

Op de landbouw gebieden, worden gewassen zoals katoen, klaver, avocado, appelen en citrusvruchten geteeld. De grote kippenfokkerij levert tot 600 ton vlees per jaar.

De kibboets oogt als een eenvoudig bungalowpark waarin de leden wonen met hun jonge kinderen. Als de kinderen 14 jaar zijn, worden zij van hun ouders gescheiden om hun opleiding elders te voltooien.

Op de kinderspeeltuin met de door Zelhemse giften gekochte attributen staat ook het monument voor de gesneuvelde mannelijke kibboetsleden.
Sde Neh. Speeltuin geschonken door Zelhem en het monument voor de gevallen mannen Speeltuin gesconken door Zelhem en het monument voor de gevallen mannen.Foto: H.E. Somsen-Meijer.

De laatste dag op de kibboets werd er door mevr. Somsen bij het kinderhuis op het terrein namens de groep een boom gepland.

Sde. Neh. boom plant foto 1980 Sde Nahemya 1980 recreatiezaalDe recreatiezaal. 
Foto: H.E. Somsen-Meijer.

Boom planten op de kiboets op 2-6-1980

 


Op 3 juni 1980 vertrokken de Zelhemmers weer naar huis.

    Sde Nerh. boom planten 2 6 1980 Het plant certificaat 

Het schriftelijke contact over en weer bleef nog jaren duren en stopte met het ouder worden van de dames groep en de minder wordende noodzakelijke hulp bij de kibboets.

De kibboets Sde Nehemja was in 1982 bij zijn 40 jarig bestaan uitgegroeid tot ca. 400 personen en is daarna niet meer gegroeid. Door de Zelhemmers was in die 6 jaar ca. fl.35.000 gulden opgebracht. De dames hadden voor circa 1 cent per uur aan het zelfgemaakt handwerk gewerkt en zijn in 1982 gestopt met de ondersteuning van de kibboets. Maar de dames vonden het waard om daar aan bijgedragen te hebben en waren een geweldige morele steun voor de mensen in de kibboets.

Sde. NehSde Nechemja 1980.


De overwegend op socialistisch gedachtegoed gestichte kibboetsen in Israel kregen in 1970 hulp van 12.000 vrijwilligers, vaak studenten, die een aantal maanden kwamen werken. Dat aantal is sterk terug gelopen tot 100 vrijwilligers in 2001. In 2007 is het aantal opgelopen naar 1500 vrijwilligers. De vrijwilligers krijgen gratis kost en inwoning en in 2007 bedroeg hun zakgeld € 38, - per maand.
Er worden nog steeds speciale kibboets reizen voor jongeren georganiseerd.

Het oude socialistische principe is veelal verlaten en miste steeds meer de aanhangers van het systeem. De maaltijden worden niet altijd meer gezamenlijk gebruikt en de kinderen blijven nu ook langer bij de ouders.

Bronnen:
Nieuw Israëlitisch Weekblad van 8 januari 1982,  13 tewet 5742
Reisverslag mevr. H.E. Somsen-Meijer 1980.
Kranten knipsels uit de 80er jaren.
Website opmaak: H.M. Somsen

 

Ambtenarenregelement

 
Artikel door: H. Jonas

 

Ambtenarenregelement

Dit ambtenarenregelement trad op 1 september 1931 in werking.
Op 14 juni 1932 door de gemeenteraad aangenomen.
Dit regelelement is een soort CAO boekje.

Foto: uit collectie Eef Oosterink

 

BVL Zelhem (Bijzonder Vrijwillige Landstorm)

Dit is een link naar de website van Anja Jansen-Reijmes http://www.landstormzelhem.nl/


Op deze website kom je veel te weten over de BVL (Bijzonder Vrijwillige Landstorm) in Zelhem en omstreken.

Bakfietsrace

 
Artikel door: H. Jonas

 

Bakfietsrace

Een van de eerste bakfietsen race in 1974 bij Dennenlust

Foto uit collectie familie Rietman

Bakfietsrace

Een van de eerste bakfietsen race in 1974 bij Dennenlust

Foto uit collectie familie Rietman

Bakfietsrace

Het bakfietsraceteam, en tevens bedenkers van dit spektakel in 1975

Foto: uit collectie Eef Oosterink

Bakfietsrace

Bij Dennenlust. Foto van de fam. Aalderink

Bakfietsrace

Bij Dennenlust. Foto van de fam. Aalderink

Bakfietsrace

Bij Dennenlust. Foto van de fam. Aalderink

Bakfietsrace

Henk Garretsen en Rudy Hartemink bij Dennenlust . Foto van de fam. Aalderink

Bakfietsrace

Bij Dennenlust. Foto van de fam. Aalderink 

Bakfietsrace

De organisatie en bakfietsen werden professioneler op het Stationsplein

Foto van het internet

Bakfietsrace

Op het Stationsplein. Foto van het internet

 

Subcategorieën

Back to top