Burgemeester dr. M.A. Brants                             www.oudzelhem.eu
door Betty Blikman Ruiterkamp.


Dit verhaal is reeds eerder geplaats in het blad van de Historische Verenigingen Deutekom en Gander. De Kronyck 182, 46ste jaargang februari 2022


1 M.A. Brants kl
In kleur bewerkte foto van dr. M.A. Brants.

 

Maurits Antoni Brants was burgemeester van de gemeente Zelhem in de jaren 1895 tot 1906. Geen man van dertien in een dozijn, zoals zal blijken …

Spillere sætter ofte pris på den bekvemmelighed, et casino med hurtig udbetaling bedste casino med hurtig udbetaling tilbyder.

Brants werd op elf juni 1853 op de Wildenborch in Vorden geboren. Zijn vader, Jan Isaäc Brants, was lid van de Provinciale Staten van Gelderland en wethouder van de gemeente Vorden. Zijn moeder stamde uit het deftige geslacht Van Löben Sels. Ze kregen zeven kinderen, waarvan Maurits Antoni de vijfde was.


1a wildenborchjpgDe Wildenborch in de tijd van de familie Brants. Foto Website Wildenborch.


Deze jongen had een helder verstand en -waarschijnlijk geïnspireerd door zijn vader, die gepromoveerd was in de natuurkunde-  studeerde hij in Utrecht wis- en natuurkunde met biologie als specialisatie. Zijn proefschrift (uit 1881) handelde over: Het spijsverteringskanaal bij zoogdieren en vogels. Na zijn promotie ging hij in 1881 aan de slag als docent in Zutphen. Brants gaf les in plant- en dierkunde aan de gemeentelijke Hogere Burgerschool. En bovendien in Natuurlijke Historie aan de Burger Dag- en Avondschool. Dit deed hij van 1881 tot 1895. Inmiddels was hij in maart 1883 getrouwd met jonkvrouwe Rigtje Johanna van Andringa de Kempenaer, afkomstig uit Leeuwarden. Haar vader stamde uit een invloedrijk geslacht, met in die tijd diverse Kamerleden en bestuurders.


2 Schwartzenberghuis LeeuwardenHet Schwartsenberghuis aan de Grote Kerkstraat 24 in Leeuwarden waar de familie Andringa de Kempenaer ook woonde.


Het echtpaar Brants betrok in Zutphen het enorme herenhuis ‘De Rode Haan’, op de hoek van de Spittaalstraat en de Martinetsingel. In 1884 werd daar zoon Jan Isaac geboren en drie jaar later dochter Amelia Gerardina.



1b De Rode Haan ZutphenHet herenhuis en monument De Rode Haan op de hoek van de Spittaalstraat en de Martinetsingel in Zutphen. Foto de Rode haan.


Vertrek
Brants was in Zutphen op diverse fronten actief. Ongeveer negen jaar lang was hij bestuurslid van de landelijke vereniging ‘de Nationale Christen Geheelonthoudersvereniging’, voorzitter van de plaatselijke afdeling van deze club en richtte hij een afdeling hiervan op in Apeldoorn. Ook was hij betrokken bij de ‘Arbeidsraad voor de bouwvakken van de Werkliedenvereniging Patrimonium’ te Zutphen.

Bijzonder was het om te lezen, dat hij en zijn vrouw in 1892 William Booth ontvingen, de oprichter van Het Leger des Heils. Daar waren lang niet alle Zutphenaren blij mee. Dit -nog zeer jonge- leger werd argwanend bekeken, het had in de ogen van de mensen in die tijd heel vreemde vormen van godsdienstverkondigingen! 

Waarschijnlijk kunnen we de Zutphense Courant geloven, wat betreft de volgende afscheidsgroet: Men las het nieuws van zijn vertrek met leedwezen. De beide instellingen lijden een verlies. Dr. Brants hoorde tot die bekwame, tactvolle en beschaafde leraren, die een sterke en goede invloed op de leerlingen uitoefenden en zich aan hen weten te verbinden. Wij weten zeker dat hij moeilijk te vervangen is, maar wensen hem veel geluk in zijn nieuwe werkkring. Zijn leerlingen boden hem nog “op feestelijke wijze ‘een souvenir’ aan.

Een andere baan
In Zelhem was burgemeester Jan Gijseweenink na een langdurige ziekteperiode op 28 oktober 1894 overleden. Hierdoor was er  op het gemeentehuis werk blijven liggen en daarom hoopte men op Brants’ snelle indiensttreding. Al op 21 december 1894 werd hij bij Koninklijk Besluit in Zelhem benoemd als burgemeester. Hij vroeg in Zutphen eervol ontslag aan en verkreeg dit snel, omdat de tegenwoordigheid van den nieuw benoemde burgemeester te Zelhem zeer gewenst was. Hierdoor ontstond er voor de Zutphense scholen een probleem: door wie moesten de leerlingen op het eindexamen worden voorbereid? Men sloot een compromis: Brants zou het lopende schooljaar de lessen aan de examenklassen blijven geven, maar zich verder aan Zelhem wijden.

Hij ging in Zelhem aan het werk per 1 januari 1895. Op acht februari 1895 volgde zijn installatie in de raad door voorzitter wethouder Termaat. Hij werd hartelijk welkom geheten, legde de vereiste eden af en kreeg de ambtsketen omgehangen. Zelf sprak Brants ook een rede uit, met een verklaring over zijn positieve intenties. Tenslotte werd hij nog benoemd tot gemeentesecretaris.

Vanuit het ruime pand aan de Spittaalstraat in Zutphen betrok het gezin Brants de woning in het gemeentehuis. Dit was het gedeelte aan de rechterkant van het gebouw: aan de kerkzijde. Er werd nog wel het een en ander aan verbouwd. Architect Ovink uit Doetinchem gaf hiervoor adviezen. De gemeente trok f. 400. uit voor de aanpassingen. Brants zelf schonk een flinke bijdrage in de kosten: ruim f. 980. Begrijpelijk werd dit cadeau onder dankzegging aanvaard.


5 GemeentehuisHet gemeentehuis in Zelhem. In het rechtergedeelte de ambswoning van burgemeerste Brants.


Een hartelijke ontvangst
Zelhem had weer een burgemeester. En wat voor een: een overtuigd lid van de Antirevolutionaire Partij en een dito christen. In die tijd hoorden het gros van de A.R. leden tot de orthodoxe stroming in de Nederlands Hervormde kerk. Zo ook Brants. Dat was nog niet zo heel bijzonder, maar hij was ook zijn leven lang geheelonthouder, vegetariër en bestrijder van vivisectie. Duidelijk geen doorsnee Nederlander!

Brants was dan al wel geïnstalleerd, maar de feestelijke intocht werd pas op twee mei daaropvolgend gehouden. Op die datum was het prachtig feestweer! Ochtends om acht uur speelden leden van de muziekvereniging muziek vanaf de kerktoren. Rond half 11 werd de familie Brants per rijtuig opgehaald aan de gemeentegrens tussen Hengelo en Zelhem. (waarschijnlijk bij ‘Muldersfluite’) Daar was een  ereboog opgericht en werden ze hartelijk ontvangen door de wethouders en de raadsleden, die ook allen ‘in sierlijke rijtuigen’ waren gekomen. Er was een erewacht van 60 ruiters, honderden ingezetenen en het muziekcorps. Wethouder Ruesink heette hen welkom, waarop Brants antwoordde dat hij hoopte nuttig en aangenaam samen te werken, tot bloei der gemeente. Toen reed men via Velswijk naar Zelhem, waar de feestcommissie hen opwachtte. Overal werd gevlagd, waren er erebogen opgesteld en huizen versierd met vetpotjes en lampions. Een feestdag met muziek en dans: er werd nog lang over nagepraat!

Aan de slag
Behalve zijn beroep van burgemeester/gemeentesecretaris/ambtenaar vervulde Brants nog meer functies. In april 1895 werd hij kandidaat voor de AR kiesvereniging in het district Zutphen voor de Provinciale Staten.

Bovendien werd hij eind 1901 gekozen tot lid van de Provinciale Staten van Gelderland, voor het kiesdistrict Doesburg. Dit bleef hij tot 1906. En in 1903 besloot ook de afdeling Ede van de anti-revolutionaire kiesvereniging ‘Bijbel, Nederland en Oranje’ om Zelhems burgemeester kandidaat te stellen. Aan de Nationale Christelijke Geheelonthoudersbond besteedde hij als spreker veel tijd. Uit een krantenbericht van oktober 1895 blijkt dat er indertijd jaarlijks ca. 140 miljoen gulden aan alcoholische drank werd uitgegeven. Er ontstond een probleempje op dit gebied toen er beslist moest worden over de vergunning tot het houden van het volksfeest in Wittebrink. Dat mocht, als het maar niet op een zon- of feestdag viel. Maar de Wittebrinkse kermis werd al jarenlang gehouden op de tweede pinksterdag! De burgemeester, als hoofd der politie, had daar moeite mee, maar delfde het onderspit. 

Brants was zeer ruim bedeeld met retorische gaven. De keren dat hij een toespraak hield over ‘de naamloze ellende van ons volk door het drankgebruik’ voor een vereniging, zijn bijna niet te tellen. Zowel in Rotterdam, als (in mei 1903) in het Middachterbos, dat door graaf Bentinck welwillend was afgestaan voor de Vereniging voor Geheelonthouders. Wat zou geheelonthouder Brants hebben gedacht toen hem ter ore kwam dat begin november 1896 een landbouwer en zijn knecht uit de gemeente Zelhem veroordeeld werden door de arrondissementsrechtbank te Arnhem omdat ze ‘ontuchtige handelingen’ hadden gepleegd met een meisje in Heidenhoek? Zij waren zelf ‘onder invloed’ en hadden haar eerst dronken gevoerd. De mannen kregen zes en twee maanden gevangenisstraf toebedeeld.

Nog een illustratie over zijn stokpaardjes: in december 1902 werd er in Enschede een vergadering gehouden van de Geheelonthoudersbond met afgevaardigden van vele Enschedese verenigingen. Het onderwerp was deze keer niet alleen het alcoholmisbruik. Er was op dat moment namelijk een wet in de maak tegen het propaganda maken voor bordelen. Hiervoor werden drie sprekers uitgenodigd, waaronder Brants. Hij sprak over de noodzakelijkheid van een Rijkswet tegen die pestholen, waardoor ons volk zedelijk en stoffelijk te gronde gaat! Hij noemde de prostitutie ene pestilentie die het mensdom zedelijk en stoffelijk ten gronde bracht. Op de jaarvergadering van de Nationale Christen-Geheelonthouders Vereniging sprak hij bijna altijd.

In een vergadering van de Tweede Kamer (waarvan hij lid was van maart 1903 tot januari 1907 voor het kiesdistrict Ede) was er in april 1904 de voortzetting van de beraadslagingen over het wetsontwerp tot herziening van de drankwet. Hij werd min of meer aangevallen door Kamerlid Piet Nolting over de toestanden in het dorp Zelhem, waar veel te veel alcohol zou worden gebruikt. Brants’ antwoord was: “Nolting moet zelf weten of hij vergissingen wil publiceren, maar ik constateer met blijdschap dat deze gemeente, wat dit onderwerp aangaat, met kop en schouders boven vele ander gemeente in de buurt positief uitsteekt!

2a International Organisation of Good Templars membership certificate 1868
1868 Internationale Orde van Goede Tempeliers is een niet-gouvernementale organisatie voor geheelonthouders. In Zelhem was ook een loge van de I.O.G.T. "Om der kinderen wil".

In de gemeenteraad
Het is onmogelijk om alles te beschrijven wat er in de gemeenteraad werd behandeld, maar sommige aspecten zijn net iets meer vermeldenswaardig dan andere. Men vergaderde meestal op zaterdagochtend, vanaf 10 uur. Een enkele maal op een doordeweekse dag, maar steeds in de ochtend. Een onderwerp wat regelmatig ter sprake kwam, was het “Fonds Becking”. Deze nalatenschap van de rijke notaris/burgemeesters weduwe Becking werd beheerd door B. en W. Deze moest verantwoording afleggen aan de gemeenteraad. Het had als doel het nijpende gebrek te verlichten voor behoeftige leden van de Nederlands Hervormde Kerk. In juli 1901 besprak men echter een heel ander onderwerp, voor de zoveelste keer. Want het ontbrak Zelhem aan een gemeente-veearts. Als er een paard of een koe dood ging, gaf dat grote financiële schade voor de eigenaar. Maar was zo’n dure man wel nodig?Er waren nog veel boeren die vertrouwden op ongediplomeerden, die zich uitgaven als alwetend op dit gebied. Maar de raadsleden waren van het nut van een gestudeerde functionaris doordrongen. Men besloot om nogmaals een oproep in de krant te plaatsen, waarin een hoger salaris werd geboden. Dit plan lukte, en het aantreden van de eerste veearts was een flinke vooruitgang!

Een ander unicum voor Zelhem, was dat in november 1899 met algemene stemmen werd besloten om de raadsvergaderingen te beginnen en te beëindigen met een gebed. Raadslid Eenink had dit voorgesteld en begrijpelijk dat Brants -met zijn orthodoxe inslag-  hier volkomen mee instemde. (Of zou het initiatief soms van hemzelf zijn uitgegaan?) Toen was nog de vraag of het een vrij gebed moest worden of een van een standaardformulier. Men stemde hierover en het vrije gebed won met zes tegen vijf. Twee maanden later introduceerde de gemeente Aalten het ambtsgebed ook. De krant meldde: naar voorbeeld van Zelhem. En daarna: Het is te verwachten dat de gemeenteraden in de Achterhoek dit voorbeeld zullen volgen, om bij de kiezers niet de schijn van ongodsdienstigheid op zich te laden.

Zelhem was geen rijke gemeente, er moest op van alles beknibbeld worden. Zoals  rond de verjaardag van de koningin in 1902. De schoolkinderen zouden een kleine traktatie ontvangen. Iets lekkers, dat niet meer dan 10 cent per kind mocht kosten. Maar wel werd afgesproken dat ze dan met de eerstvolgende kermis niets zouden krijgen! 

Bijbanen
Vrij snel na zijn aantreden werd Brants, als opvolger van Gijseweenink, benoemd tot lid van de Commissie voor het Ruurlose Broek. Omdat hij de vergaderingen daarvan (in Ruurlo) bijwoonde, bracht hij steeds verslag uit aan zijn gemeenteraad. In grote lijnen ging het over het volgende: In dit gebied met zijn drassige bodem viel weinig te verdienen, dus wilde men er vruchtbare grond van maken. Door met ossen getrokken ploegen diepe voren in het land te trekken, werd het gebied rijp gemaakt voor verdere bewerking.

13 Ontginning met zes ossen 2Ontginning met zes ossen. Foto OudZelhem.

De nieuw gegraven sloten voerden het teveel aan water af naar de beken. Maar deze konden het grote aanbod niet verwerken. Er was een waterschap nodig om dit goed te kunnen regelen. Brants was een voorstander van een op te richten waterschap. Maar hij kreeg de raad niet mee, op dit gebied. Ook in de omringende gemeenten (Vorden, Aalten, Ruurlo, Zelhem, Lichtenvoorde en Wisch) was men daar niet happig op. Veel te duur! Men deed zelf wel wat nodig was! Het duurde nog tot 1919 eer het Waterschap Baakse Beek werd opgericht, die het probleem uiteindelijk verhielp.

Vivisectie
Brants was een fervent lid van de toen nog jonge Vereniging tegen de Vivisectie. Tijdens een vergadering hield hij een betoog tegen vivisectie, met een tekst uit de Bijbel (Spreuken):  De rechtvaardige kent, dus erkent ook het leven van een dier. Eens, op een zitting van de Tweede Kamer op 12 december 1903, sneed hij samen met een ‘collega’ het onderwerp vivisectie aan. Hij drong aan op krachtige en beperkende wettelijke maatregelen. Er werd hem beloofd dat er een onderzoek naar zou worden gedaan. Vooral op Gymnasia en de H.B.S. werkte men veel met vivisectie. Als voorbeeld: om de bloedsomloop aan een kikvorspoot te zien, werd er gewoon in een levend dier gesneden. Hierdoor werd de jeugd op het idee gebracht dat dieren wreed mochten worden behandeld! En dat moest veranderen.

Maar toch…
Toen in 1904 de Staatscommissie inzake de Jacht werd ingesteld om te onderzoeken welke verbeteringen er moesten worden aangebracht aan de wet tot regeling van de jacht, de afschaffing van de heerlijke jachtrechten en het verkrijgen van een redelijke vergoeding voor wildschade, werd o.a. Brants hiervoor als lid aangewezen. Dit onderwerp lag helemaal in zijn lijn, jagen was een van zijn grootste hobby’s. In het najaar van 1897 bijvoorbeeld, was de wildstand hoog. Er waren veel hazen, patrijzen en zelfs fazanten in het veld. Ook de stand van de korhoenders was hoger dan voorgaande jaren, maar Brants wist er dat seizoen vijf te schieten! Tussen haakjes: ook de gemeente-veldwachters hadden een goede vangst: ze vingen beide een stroper, net als jachtopziener Kraaijenbrink.

Toch wringt het ietwat: pro jacht en anti. Dat vonden meer mensen. Ene X publiceerde een ingezonden brief in de Graafschapbode van 19 december 1903 met de volgende inhoud:

Eene Vraag. De heer Brants, lid der Tweede Kamer, trok dezer dagen te velde tegen het nemen van proeven op levende dieren ten bate van de wetenschap. De heer Brants nu is jager, bezit eene uitgebreide verzameling van door hemzelf opgezette dieren, vermaakt zich met de buks met het schieten van weerlozen vogels en doodt ’s avonds de argeloze diertjes in de slaap, om te voorkomen dat zij zijne veranda verontreinigen. Vraag: Waaraan heeft men zich te houden: aan de woorden van het Kamerlid, of aan de daden van den heer Brants?

Of en hoe Brants zich tegen deze aanval heeft verdedigd, is jammer genoeg onbekend!

Erfarna spelare väljer ett casino med snabba bankuttag för att säkerställa att deras vinster snabbt når deras konto.

Vertrek
De Graafschapbode wijdde er op 17 januari 1906 slechts een kort bericht aan: Zelhem. Bij Koninklijk besluit is de heer M.A. Brants, burgemeester dezer gemeente, met 1 februari a.s benoemd tot burgemeester der gemeente Schiedam. Het Rotterdams Nieuwsblad plaatste  op dezelfde datum een heel verhaal over zijn komst, waarin zijn leven in grote lijnen werd geschetst, iets wat meer kranten deden. Er was veel liefhebberij geweest voor de Schiedamse burgemeesterszetel, er waren 90 sollicitaties ingekomen. Dat minister P. Rink (B.Z.) voor Brants koos, lag in de lijn van de politieke richting van de meerderheid der burgerij en de raadsleden. Tenminste volgens de ene krant. Maar een andere beweerde het tegenovergestelde: Schiedam, een grote gemeente, had steeds een  liberale burgervader gehad. De anti-revolutionairen vormden maar een kleine groep. Toch hoopte men dat deze benoeming een zegen zou zijn voor Schiedam. Immers: de vertrekkende burgemeester Versteeg, -aanvankelijk ook een vreemde voor de Schiedammers- had door zijn minzaamheid en openhartig optreden de achting van de Schiedamse burgerij verworven.

Sommige kranten noemden de aanstelling van Brants: een zonderlinge speling van het lot dat net die burgemeester, die feller dan alle anderen tegen Schiedam heeft gestreden, juist daarheen geroepen wordt!

De laatste raadsvergadering in Zelhem werd gehouden op zaterdagochtend 27 januari 1906 en verliep volgens de agenda. Dat hij als burgemeester vertrok was al geregeld, maar ook ontsloeg de raad hem nog ‘op de meest eervolle wijze’  als gemeentesecretaris en ambtenaar van de Burgerlijke Stand. Na enkele toespraken werd er hartelijk afscheid genomen. Brants’ afscheidswoorden waren vol dank voor de goede samenwerking onderling. Zelhem was hem zeer vertrouwd geworden! Natuurlijk waren sommige mensen enthousiast over zijn beleid, maar anderen juist over zijn vertrek. Vooral aan zijn persoonlijke stokpaardjes ergerde men zich soms. Daar sprak hij vaak, lang en eigenlijk altijd over! Maar voor het stoffelijk welzijn van de gemeente had hij goed gezorgd. Tijdens zijn burgemeesterschap was er veel goeds tot stand gekomen. Er werden wegen aangelegd en verbeterd, waterleidingen uitgebreid, woeste grond ontgonnen, een vaktekenschool gesticht, een dokterswoning en een veewaag gebouwd, straatverlichting aangebracht, het dorp verfraaid en het drankmisbruik met succes bestreden.


Stadhuis Schiedam
Stadhuis in Schiedam. Foto. M. Minderhoud.

In Schiedam
Het moet voor Brants een enorme verandering zijn geweest: van een gemeente met ± 4000 inwoners naar een met 27000! De landelijke pers stortte zich enthousiast op den bijzondere benoeming, door bijvoorbeeld  te voorspellen dat de nieuwe geheelonthouder/burgemeester alle jeneverstokerijen zou gaan sluiten! Alom meende men deze benoeming ‘hoogst eigenaardig’! En -heel toevallig- was de gemeentesecretaris ook geheelonthouder. Zou dat wel goed gaan? Maar Brants voerde een mild beleid, wan hij had geen zin om de industrie tegen te werken of te laten verdwijnen. Trouwens al vanaf 1895 was er in de gemeente een afdeling van de nationale Christelijke Geheelonthouders Vereniging. Nadat hij enige tijd aan het werk was, schreven de kranten over het algemeen positief over hem. Wel nam hij in januari 1907 ontslag als lid van de Tweede Kamer, omdat dit niet bleek te combineren met het burgemeesterschap van zo’n grote plaats. Bijzonder was het feit dat de gemeenteraad in januari 1907 besloot om de jaarlijkse kermis af te schaffen. Wat in Zelhem niet lukte, werd daar wel doorgevoerd!

Twee jaar later tobde hij met zijn gezondheid. Hij leed aan een ‘keelziekte’ en was vaak benauwd. Kennelijk ging dit weer voorbij en was er begin 1910 sprake van dat hij kandidaat voor het burgemeesterschap van Leiden zou zijn. Maar dat bleek loos alarm. Hijzelf ontkende het in alle toonaarden…. In februari daaropvolgend waren er echter geruchten dat Brants zou gaan bedanken voor zijn ambt te Schiedam. Ook dit ontkende hij. Waarschijnlijk was dit praatje gestoeld op het feit dat hij een woning in Dieren had gekocht. Deze zou echter pas vijf jaar later te betrekken zijn. Maar eind maart 1910 bleek het dan toch waar: Brants deelde de gemeenteraad mee dat hij besloten had om per 1 oktober zijn ontslag aan te vragen. Prompt kwamen er reacties. Eén krant (Het Volk) schreef zeer negatief over Brants burgemeesterschap. Zijn leiding in die paar jaren was ‘onvast’, waardoor hij weinig ontzag opwekte. En men wilde nu graag een katholieke burgemeester! Een andere schreef zelfs dat zijn aftreden geen groot verlies zou zijn: ”Vier jaar lang hebben de teugels van het stadsbestuur slap gebengeld in zijn handen. Als hij er al eens een ruk aan deed, was dit om te remmen. De vereniging Volkshuisvesting hielp hij om zeep, een school voor achterlijken werd door zijn toedoen niet opgericht en onder zijn bewind wist Rotterdam het beste hapje van Schiedam tot zich te trekken”. Tja, smaken, maar vooral meningen- kunnen verschillen!

Vertrek.

Toen Brants eind september 1910 de laatste raadsvergadering leidde, sprak hij zijn waardering uit over de ondervonden samenwerking en uitte de beste wensen voor de welvaart van de stad. Hij memoreerde, dat toen hij in 1906 aantrad, de stad op een dood punt stond, maar zich nadien begon te ontwikkelen. Het was voor hem belangrijk geweest die drang tot uitbreiding in goede banen te leiden. De Europesche Waterweg moest bloeien! Hij had er vertrouwen in gehad, al was de financiële kant behoorlijk moeilijk. Als afscheidscadeau kreeg hij van de raadsleden een veldkijker en de 80 ambtenaren boden hem als herinnering een fotoalbum aan met 26 foto’s van de mooiste plekjes in de gemeente. Waarschijnlijk was er ook een foto bij van het onder zijn bewind aangelegde volkspark, het Sterrebosch. Men riep hem ‘een voorspoedig vaarwel’ toe. Een maand eerder had hij van H.M. de Koningin ter gelegenheid van de viering van haar geboortedag een onderscheiding ontvangen in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Naar een opvolger hoefde men niet lang te zoeken: men koos voor een ‘insider’, wethouder M.L. Honnerlage Grete. Deze had in een ziekteperiode al voor Brants waargenomen en kende dus het klappen van de zweep. Het gezin Brants vertrok naar het schilderachtige De Steeg in de gemeente Rheden. Daar woonden familieleden, zowel van hem als van zijn vrouw. Hij, zijn vrouw en hun dochter werden op de dag van hun vertrek hartelijk uitgezwaaid door enkele wethouders, raadsleden en vrienden.

In ruste?
Niet bepaald! Er was nog steeds veel dat hem boeide. Zo schreef hij in het novembernummer 1912 van het blad: De levende natuur, over het feit dat hij in het Ruurlose Broek, op een uur afstand van Ruurlo, een zwarte specht had gezien. Deze zwarte vogel met een rode kruin was toen nog zeldzaam in ons land. Hij was bestuurslid van de vereniging Middernachtzending, die tegen prostitutie streed. Middernachtzendelingen postten avond aan avond en probeerden bezoekers van prostituees op hun schreden te laten terugkeren. Ook sprak hij tijdens een conferentie van deze vereniging in Musis Sacrum over: Het seksuele vraagstuk in zijn tegenwoordige fase. In december 1913 kwam hij vanuit De Steeg naar de Achterhoek om in een (bomvolle) zaal van hotel Avenarius in Ruurlo een lezing te houden over het Ruurlose Broek.



3 Aquarel Brants voor de ontginning Aquarel van het Ruurlose Broek voor de ontginning, geschilderd door Gijsbertus Derksen.


Hij had er archieven op na geslagen en vertelde hoe het uit 3000 hectaren bestaande gebied, aanvankelijk bestond uit bos, heide en zompen met hier en daar aan de randen een menselijke nederzetting in de vorm van hutten en een enkel versterkt huis. In 1125 liepen er nog beren en tot veel latere tijden kwamen wolven ook veel voor. De Commissie van het Ruurlose Broek wilde het gebied tot ontwikkeling brengen en vroeg daarvoor alle eigenaren om medewerking. Ook zou hij graag willen zien dat zij hun jachtrecht aan de commissie gaven. Deze zouden dat kunnen verpachten voor een paar duizend gulden en van het Broek een renderend weideland maken. Hij verduidelijkte de oude toestand en de eventuele nieuwe, met twee aquarellen, speciaal voor dit gebruik gemaakt, door de Zelhemse schilder G. Derksen.



4 Aquarel Brants na de ontginning Aquarel van het Ruurlose Broek zoals het er na de ontginning kon uitzien.


En twee maanden later reisde hij nogmaals naar de Achterhoek. Deze maal om een ander stokpaardje te berijden. Zowel in Zelhem als in Halle hield hij een lezing over het onderwerp dat werd aangekondigd als “local option”. Later werd het gewoon “plaatselijke keuze” genoemd. Het doel van deze lezingen was om een meerderheid van het Nederlandse volk zover te krijgen dat men koos of er wel of niet een drankwinkel in hun woonplaats mocht worden gevestigd. Dan zou artikel 4 van de Drankwet veranderd kunnen worden. Het plan was om over dit onderwerp een volkspetitionnement te houden. Dit was een vorm van vergaande democratie: de bevolking mocht beslissen over een eventuele drooglegging van hun gemeente. Maar al snel hierna begon de Eerste Wereldoorlog en belandde “plaatselijke keuze” ineen lade. In 1925 verscheen er nog een rapport over, maar hiermee werd later niets meer gedaan.


6 halseweg10
De Bongerd, Halseweg 10.

 

Verhuizen
Tot verrassing van velen keerde het echtpaar Brants en hun dochter in 1919 vanuit De Steeg terug naar Zelhem. Waarom is onduidelijk. Laten we het er maar op houden dat de Achterhoek trok! Ze vonden een mooi plekje om te bouwen aan de kant van Halle. Waarschijnlijk was dit perceel ooit de boomgaard van de iets verderop staande, maar nu verdwenen boerderij Kerkwijk. De eerste steen voor De Bongerd (Halseweg 10) werd gelegd op 13 sept 1919. Op een ingemetselde steen staat de tekst: Psalm 127, vers 1: Als de HEER het huis niet bouwt, vergeefs zwoegen de bouwers. Het werd een zeer royale woning voor vader, moeder en dochter.



7 halseweg10 eerste steenEerste steen Halseweg 10.


Gelukkig had mevrouw Brants altijd hulp in huis. En meer dan één. In 1920, bijvoorbeeld, vroeg ze per een november eene nette dienstbode voor keuken- en huiswerk, om met behulp van een tweede meisje de werkzaamheden te verrichten. Brants zelf werd steeds minder actief. Toen in 1923 de Commissie voor het Ruurlose Broek werd opgeheven, omdat inmiddels het waterschap De Baakse Beek was opgericht, kon hij letterlijk een punt achter dit onderwerp zetten. Helaas overleed in mei 1923 zijn vrouw, 70 jaar oud. Ze werd een paar dagen later ‘onder grote belangstelling’ begraven. De krant vermeldde: “Zij en haar dochter, trouwens de hele familie, heeft in deze gemeente in stilte veel leed verzacht en veel goeds gedaan, waardoor een groot deel van de gemeenschap de droefheid deelt met de familie. Gelukkig is de scheiding de Christenen, waaronder zij behoorde, maar tijdelijk, en haar ziel opgevaren in eeuwige heerlijkheid.”

8 M.A. Brandts Grafsteen familie Brants op de algemene begraafplaats in Zelhem.
Foto H.M. Somsen.

 

Daarna liet Brants eigen gezondheid ook steeds meer te wensen over. Op 29 november 1929 overleed hij, na een zeer langdurige ziekte, 76 jaar oud. De Graafschapbode herdacht hem uitgebreid en besloot met de woorden: Thans is er aan dit welbestede leven een einde gekomen, een leven dat geheel in dienst van God en de medemensen was gesteld. De begrafenis -op het eenvoudige, landelijke kerkhof in het dorp Zelhem- was zeer druk bezocht: vrienden, autoriteiten, vertegenwoordigers uit Schiedam en de kerkenraad. Burgemeester Rijpstra voerde het woord, alsook de gemeentesecretaris van Schiedam. Ds. Goedhart (uit Halle) hield een korte “predicatie”. Na een dankgebed en een psalm gezongen te hebben, verliet men de dodenakker. Het gemeentebestuur had voor een palmtak op de kist gezorgd: het symbool van de overwinning op de dood.

Lees ook het artikel over Huize de Bongerd en de kinderen Brants.

Bronnen:

Delpher Krantenbank
www: Parlement.com
www: Antirevolutionair
www: Oud Zelhem
Broekgebieden in het stroomgebied van de Berkel
RUG, kenniscentrum landschappen. Betsie Pinkert 2017
Erfgoedcentrum Zutphen: Adresboek 1895
Historisch Nieuwsblad 4/2009: De middernachtzending.
J.C. van der Stel: Vijf eeuwen drankbestrijding en alcoholhulpverlening in Nederland. 1995.
Met dank aan Harry Somsen voor inlichtingen en illustraties.
Afbeelding Wildenborch uit de coll. van de Wildenborch.