Over G.J. Klokman. Zijn werk, zijn instituut en liefhebberijen.
Door Betty Blikman-Ruiterkamp www.oudzelhem.eu
Waarschijnlijk zegt de naam Gerrit Jan Klokman u weinig. Maar mogelijk ook wel. Want, hoewel al lang overleden, haalde hij indertijd regelmatig de krant, bijvoorbeeld als spreker en schrijver in de Achterhoek en daarbuiten. En wie schrijft, die blijft! Hij publiceerde een enorme stroom van verhalen en geschiedenissen, gekruid met humor en satire, zowel in onze landstaal als in het dialect. Met de laatste is hij indertijd echt bekend geworden. Maar behalve dit, is er nog veel meer over te vertellen over deze begaafde man. Hier een poging om het leven van deze bijzondere Achterhoeker te beschrijven.
1910 Rechts naast de dorpspomp het geboortehuis van Gerrit Jan Klokman in de Smidsstraat. Uiters rechts is nog net een hoek van het geboortehuis van Carolina Becking zichtbaar. Foto collectie Eef Oosterink |
1905 Rechts het geboortehuis van Carolina Becking, hoek Smidsstraat -Markt.
|
Gerrit Jan Klokman zag in 1864 het levenslicht in Zelhem, waar zijn vader hoofd van de openbare school was. Deze Jan Anthony Klokman was in 1848 getrouwd met notaris- en burgemeestersdochter Carolina Becking. Hun huwelijk bleef kinderloos en na veertien jaar huwelijk overleed Carolina in 1862. Ruim een jaar later (11-12-1863) huwde Jan Anthony de dochter van de plaatselijke timmerman, Hendrika Bel. Hij was 43, zij 24. Met haar kreeg hij wel kinderen. De eerste was Gerrit Jan, geboren op 28-12-1864. Daarna werden er nog een dochter (1866) en een zoon (1869) geboren. Helaas stierf vader Jan Anthony op 18 mei 1870, slechts 50 jaar oud. Gerrit Jan heeft zijn vader dus nauwelijks gekend. Deze stond vooral in Zelhem bekend als auteur van diverse schoolboeken, hij schreef graag en veel in het Gelders dialect en leverde menige bijdrage aan gezellige avonden. Zoals op de bijeenkomsten van de afdelingen van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, meestal in de vorm van een gedicht, een verhaal of een geestig stukje.
Lees meer over Jan Antony Klokman op deze website onder Personen/namen- Klokman J.A.
1934 De Smidsstraat met rechts naast de kapper het schoolhuis met bankje ervoor.
Foto collectie fam. Ruesink
Een vak leren.
Gerrit Jan Klokman groeide op in een woning aan de Zelhemse Smidsstraat. Daar bezocht hij de lagere school en had hij zijn kameraadjes. In de zomer -vertelde hij later- speelde hij veel buiten en keek rond in het dorp. Daar arriveerden regelmatig Hessenkooplui, die bepakt en beladen de route van de Hessenwegen volgden, in Zelhem arriveerden. Daar verpoosden ze even en zochten er een verfrissing, in bv. café het Rode Hert. Hendrika Bel, de moeder van Gerrit Jan Klokman, heeft haar kinderen dus grotendeels alleen opgevoed. Haar oudste zoon kon goed leren en wilde ook het onderwijs in. Daarom stuurde ze hem naar de toen juist opgerichte “christelijke opleidingsschool voor onderwijzers” in Doetinchem, de Groen van Prinsterer kweekschool. Deze werd in november 1878 geopend en stond indertijd aan de Burgemeester Van Nispenstraat, naast het gymnasium.
Enige praktijkervaring deed hij op in de school te Zelhem. Waarschijnlijk omdat de Doetinchemse kweekschool nog niet geheel op orde was, maakte hij in 1880 de overstap naar de Rijkskweekschool voor Onderwijzers in Deventer. Zo werd hij een kwekeling, een oude term voor iemand die een dagopleiding volgde om onderwijzer te worden. Op twee en drie april 1884 legde hij het eindexamen ‘met goed gevolg” af. En na de zomer ging hij aan de slag op de school van zijn vader, in Zelhem dus. Gerrit Jan was inmiddels 20 jaar en hield bij wijze van hobby al -net als zijn vader- voordrachten, bijvoorbeeld op de Nutsavonden. Dit deed hij zowel in het Nederlands als in het Gelders dialect. Het was vaak ‘eigen werk’, met titels als Dromerijen van een dorpsonderwijzer, Ons Krummeltjen en De arme grootvader. In zijn vrije tijd biljartte hij graag en tijdens de jaarlijkse Sint Lambertusmarkt in Zelhem bleek hij erg goed te zijn in het vogelschieten en biljarten.
Leergierig
Maar hij wilde zijn horizon verbreden. Daarom behaalde hij diverse akten, bijvoorbeeld voor wiskunde en in 1887 voor Nederlandse Taal en Letterkunde, op het niveau voor middelbaar en hoger onderwijs. Toen hij in 1890 ook het diploma voor hoofdonderwijzer op zak had, besloot hij ergens ander te gaan werken. Hij trof een advertentie aan van ene Nicolaas Felix te Oisterwijk. Deze Felix was leraar aan de Koninklijke Militaire Academie geweest en nam in 1884 een opleidingsinstituut in genoemde plaats over. Hij leidde jongens op voor de handel en de militaire academie en zocht speciaal protestante onderwijzers voor zijn instelling. Felix adverteerde in veel dagbladen en ongetwijfeld heeft Klokman hier op gereageerd. Hij werd als secondant (tweede man) aangenomen bij “instituut Felix”, welke was gevestigd in een statig wit huis aan de straat De Lind in het dorp. In de zomer van 1889 vertrok hij naar Brabant. Vóór zijn vertrek uit Zelhem werd hij nog tot erelid benoemd van de vereniging Tot Nut en Genoegen. Bovendien ontving hij het erelidmaatschap van het in 1887 opgerichte jeugdzangkoor Forto, dat voor de eerste maal optrad in februari 1888. De dirigent van Forto was zijn vriend, W.L. Bouwmeester, die we later nog eens zullen ontmoeten.
Gerrit Jan Klokman. Foto collectie J. Knaake In kleur bewerkt door G. Knake
In Brabant
In Oisterwijk trof Gerrit Jan Klokman een op protestante leest geschoeide, goed lopende kostschool aan, die in de overwegend katholieke streek werd geleid door de uiteraard protestante notabel Nicolaas Felix. Het was een opleiding voor “jongeheren uit den gegoeden stand”. Jarenlang waren er 40-50 leerlingen aanwezig en diverse personeelsleden: twee hulponderwijzers, een surveillant, een keukenmeid, een dienstmeid en een gymnastiekleraar. Men kon er terecht voor een militaire studie (voor de afdelingen Genie, Infanterie en Adelborst) en voor een betrekking bij de Belastingen en de Posterijen. Dat de school in die tijd minder goed liep, kwam waarschijnlijk doordat minister van onderwijs A. Mackay in 1889 een wet lanceerde, waardoor particuliere scholen geen financiële ondersteuning meer ontvingen. De spoeling werd dunner, in 1900 waren er slechts zestien leerlingen. Nicolaas Felix sloot zijn bedrijf en het privé-onderwijs voor de protestante elite uit de omgeving van Oisterwijk verdween daardoor voorgoed. Maar inmiddels werkte Klokman daar al niet meer.
Naar Zuid-Holland.
Want eind 1890 was hij benaderd door directeur dr. A.H. Raabe van het Genootschap Noorthey te Voorschoten met de vraag of hij er voor voelde om daar te komen werken als leraar wiskunde. De Graafschapbode vermeldt dat dit “op zeer vererende condities” gebeurde, maar wat deze inhielden is onbekend. Instituut Noorthey in Voorschoten was sinds 1820 gevestigd in een buitenplaats met allure en had ook de protestant-christelijke signatuur. Waren de leerlingen in Oisterwijk al uit de gegoede stand, op Noorthey waren de meest jongens uit een nog wat hoger segment afkomstig. Deze kostschool was ooit gesticht om jeugdige leerlingen geestelijk rijp te maken voor de universiteit. Er waren steeds ± 30 pupillen en de leraren waren meestal inwonend. Het instituut was zijn tijd ver vooruit en werkte met een model voor ontwikkeling, welke pas later in brede kring nagevolgd zou worden. Er werden bijvoorbeeld rond 1850 al lessen gegeven in gymnastiek en schermen en voor de moderne vreemde talen waren native speakers aangesteld. Britse leraren gaven les in cricket en daarna zelfs in voetballen! Beide sporten werden o.a. hierdoor populair in Nederland.
Noorthey te Voorschoten omstreeks 1900 foto Wikipedia: Instituut Noorthey
De tijden veranderden sterk, in deze periode. Toen Klokman in 1891 aantrad, bezat Voorschoten zowel een HBS als een gymnasium, welke veel concurrentie opleverden. De kostschool bevond zich niet meer in de buitenplaats, maar was gevestigd in “Groot Stadwijk” een ruim gebouw naast de Sint Laurentiuskerk aldaar. In het gerenommeerde instituut werd op gymnasiaal niveau onderwijs gegeven. Raabe werd begin 1894 opgevolgd door Dr. J.W. Lely. In 1895 werden er lessen gestart in administratie en boekhouding en een opleiding tot accountant. Verder kon men er vooropleidingen volgen voor het staatsexamen voor de universiteit, opleidingen voor de handel en algemeen ontwikkelend onderwijs. Op dit prestigieuze instituut betaalden de ouders in 1823 al 1200 gulden per jaar en dat zal in Klokman’s tijd vast niet minder zijn geweest. Het was een mooie en leerzame periode voor hem, waarin hij bijzondere mensen ontmoette, bijvoorbeeld de dichter P.C. Boutens. Deze was leraar klassieke talen op Noorthey van 1894 tot 1904. In de zomer van 1907 werd dit instituut definitief opgeheven, wegens te weinig leerlingen. Maar Klokman werkte er toen al niet meer.
Ver van huis, maar toch thuis.
In deze Voorschotense periode is hij getrouwd. Op 24 augustus 1896 werd zijn huwelijk gesloten met Alida Berendsen, een dochter van aannemer H.M. Berendsen uit Laag-Keppel. Ze waren 31 en 26 jaar jong. Dochter Jeanne Antoinette Henriëtte (Anny) werd op 19 november 1897 in Voorschoten geboren en zoon Hendrik Marinus (Henk) op 9 augustus 1901, te Doetinchem, hoewel ze in Voorschoten woonden. Het gezin woonde dan wel in het westen, maar waren in hun hart Achterhoekers gebleven. Er was veel (brief) contact met familie en vrienden daar. En de reis per trein naar de Achterhoek was goed te doen. Net als zijn vader was Klokman enorm gehecht aan de Achterhoekse taal. Toen er aan het eind van de negentiende eeuw werd gesproken over de oprichting van een vereniging die zich toelegde op de ontwikkeling en verbreiden van kennis over de volkstaal en -leven in het oosten van het land, was Klokman daar bij betrokken. Hij voerde al jaren een intensieve correspondentie met professor dr. J.H. Gallée uit Vorden over dit soort onderwerpen. Op 29 augustus 1900 werd te Deventer de vereniging opgericht met de naam: Vereniging tot onderzoek van Taal en Volksleven in het Oosten van Nederland. Het betrof de provincies Overijssel, Drente en het gedeelte van Gelderland ten oosten van de IJssel. Klokman en Gallée waren de belangrijkste voortrekkers, samen met dr. W.L. Bouwmeester te Voorschoten. Deze Willem Laurens Bouwmeester (*1) was ook in Zelhem geboren en onderwijzer van beroep. Hij bezocht het gymnasium in Doetinchem en studeerde letteren in Amsterdam. In 1900 kreeg ook hij een aanstelling op Noorthey. Klokman zal vast een vinger in de pap hebben gehad, wat dit betreft. Bouwmeester vertrok echter al na twee jaar, omdat hij een betrekking aanvaardde aan het Doetinchemse gymnasium. Gallée werd voorzitter van de vereniging en Klokman secretaris. De vereniging ging een orgaan uitgeven met de de naam: Driemaandelijkse Bladen. Waarmee de frequentie van verschijning meteen duidelijk is. Het zou verhalen gaan bevatten over volksgeloof, volksgeneesmiddelen, weersvoorspellingen en verder alles wat met de historische ontwikkeling van het volksleven te maken had. Werk aan de winkel, een kolfje naar Klokman’s hand. De bladen verschenen tot ongeveer 1930, hoewel onbekend is, tot welk jaar Klokman er aan mee heeft gewerkt. Het lijkt niet echt handig om secretaris te zijn van een vereniging in het oosten van het land en zelf in het westen te wonen. Maar in aanmerking genomen dat het postbedrijf toen al goed was georganiseerd, was dit waarschijnlijk geen al te groot probleem. Men had minder haast dan tegenwoordig. Bovendien waren er plannen …
Waar ik nu mijn vreugde zoek, dat is toch in de Achterhoek.
(Vrij naar W. Sluiter, in 1668)
Na ruim twaalf jaar docentschap aan een kostschool, hadden hij en zijn vrouw het idee om terug te keren naar hun geboortegrond. Waarschijnlijk trok hen zowel de familieband als de streek. Maar solliciteren en weer als onderwijzer gaan werken, stond Klokman vast niet aan. Hij wist inmiddels hoe de hazen liepen in onderwijsland en dacht waarschijnlijk: ik begin voor mezelf: een kostschool leiden is leuk werk en levert waarschijnlijk financieel ook meer op. Maar hoe en waar? Natuurlijk ergens in de omgeving waar ze waren opgegroeid. En op een plek die goed te bereiken was met het openbaar vervoer. Dit was het geval in Laag-Keppel. Want daar liep al vanaf 1881 de stoomtramlijn Doetinchem-Dieren v.v. dwars door het dorp. De tramhalte in Laag-Keppel was gevestigd bij hotel De Gouden Leeuw, aan het kruispunt van de wegen Doesburg-Doetinchem en Wehl-Zelhem.(*2) En daar vrij dichtbij, aan wat nu Rijksweg heet, was een paar honderd meter richting Doesburg een kavel grond te koop. Vanwege al deze gunstige condities besloten ze om zich daar te vestigen. Om te kunnen starten moest er een pand komen, waarin minimaal tien leerlingen konden worden gehuisvest. Deze was in Keppel en omstreken niet te koop, er moest dus nieuwbouw komen. Er werd geen openbare aanbesteding gehouden. Dit was ook overbodig, want Alida’s vader was immers timmerman/aannemer. Bovendien kwam het naast de woning van Alida’s ouders te staan. Klokman gaf het royale pand de naam ‘Gelre’, welke helemaal in zijn straatje paste. Het is tegenwoordig een gemeentelijk monument en draagt kenmerken van het neo-classicisme en eclecticisme. Helemaal in de mode van die tijd. Volgens de monumentenbeschrijving is het ‘een passend onderdeel van de gevarieerde bebouwing aan de Rijksweg met een lint van vrijstaande woonhuizen en villa’s, die het dorp een deftige uitstraling geeft.’ De monumentale beuken in de voor- en zijtuin, waarschijnlijk ook in die tijd geplant, onderstrepen de voornaamheid van het gebouw.
Rijksweg 59: Instituut Gelre.
Het woonhuis en internaat Gelre in Laag Keppel Foto collectie B. Klaasen
In augustus 1905 was het woonhuis/internaat gereed en startte het eerste leerjaar. Het huis moet een flink aantal kubieke meters inhoud hebben gehad, want er was plaats voor het gezin Klokman en voor tien tot maximaal twaalf inwonende kostgangers. Het kan niet anders dan dat er indertijd enorm veel gepraat (of geroddeld) werd over deze onderneming. Een kostschool in het kleine Laag-Keppel! Wie stuurt zijn kind daar nu naar toe? Die krijgt hij nooit vol! Zou deze wel levensvatbaar zijn? Maar ook wel: wat een moed!
En wat bleek? Er was klandizie genoeg. Zeker in het begin. Enkele internen waren leerling op het gymnasium te Doetinchem. Ongetwijfeld heeft Klokman hen ondersteund waar het nodig was. Maar hij werkte toch vanuit een wat andere achtergrond dan zijn voormalige werkgevers. Niet als onderwijzer, dat zal waarschijnlijk hetzelfde zijn geweest. Maar als een echte ondernemer voelde hij aan waar de behoefte lag -bijvoorbeeld aan praktische vakken- en daar speelde hij op in. De door hem geplaatste advertenties geven daar enig zicht op. De eerste -in mei 1905- was vrij neutraal:
Instituut ,,Gelre”
Hygiënische inrichting voor opvoeding en onderwijs, ook speciaal voor jeugdige leerlingen, die buitenlucht en leiding nodig hebben, te midden der bosschen en heuvels van Laag-Keppel (Geld.) Prospectus gratis.
Dr. Bosch, Hygiënisch adviseur, G.J. Klokman, Directeur
De hygiënisch adviseur was de plaatselijke huisart H. J. Bosch, wonende op huize Schoonoord, waarmee hij kennelijk een deal had gesloten. Klokman adverteerde in diverse landelijke kranten, zoals De Nieuwe Courant, Het Nieuws van de dag, De Graafschapbode, Het Vaderland en de Zutphense Courant. En uit de tekst van die annonces is op te maken dat hij zich aanpaste aan de markt.
Bijvoorbeeld: een klein getal leerlingen, met huiselijk verkeer; opleiding voor verschillende examens, ook in de handel en de land- en tuinbouw. Later vermeldde hij nog: hoofdelijk onderwijs voor leerlingen die geen klasse kunnen volgen. Slechts eenmaal -in 1906- werden de kosten voor de opleiding vermeld: Leerlingen boven de 13 jaar f. 800,- tot f. 1000,- ’s jaars. Daar het aantal leerlingen voor opvoeding in het gezin maar beperkt kan zijn, is spoedige aangifte gewenst.
Dit laatste geeft duidelijk weer dat ‘Instituut Gelre’ een soort van gezinsproject was. Ook zijn vrouw en de kinderen leverden hun bijdrage. Alida kookte en runde het huishouden, ongetwijfeld met hulp van enig personeel. In de zomervakantie ging iedereen voor zes weken naar huis en had het gezin het rijk alleen. Dat zal een soort vakantiegevoel hebben gegeven. In 1920 was er te weinig personeel en moest er diverse malen geadverteerd worden voor een opvolger. Dat lukte pas na de extra vermelding: tegen een goed loon. In oktober 1924 kreeg Gelre een telefoonaansluiting: nr. 14. De leerlingen kwamen uit alle windstreken: Wisch, Rotterdam, Amersfoort, Hattem, De Rijp, Scheveningen, Zwolle, Amsterdam, Delft, Groningen, etc. Enkele jongens waren afkomstig uit Chili, Indië en Java. Deze droegen wel (meest dubbele) Nederlandse achternamen. Over het aantal leerlingen in latere jaren, zijn jammer genoeg geen gegevens bekend.
G.J. Klokman foto collectie ECAL
Vakgebieden en sport
De opleiding voor de fruitteelt kreeg veel belangstelling. De benaming evolueerde in Fruitcultures. Waarschijnlijk werd er een leraar voor aangetrokken, maar gezien het volgende bericht uit 1913 in de Graafschapbode is het mogelijk dat Klokman zelf deze lessen gaf: De heer G.J. Klokman, Instituteur, Huize Gelre alhier, ontving op de Tuinbouwtentoonstelling te Arnhem voor zijn inzending Fijn Tafelfruit (appels en peren) drie eerste prijzen, zilveren medailles en een tweede bronzen. Of de internen het er naar hun zin hadden en hun opleiding allemaal goed afrondden, is onbekend. Maar uiteraard werden de positieve uitslagen in de krant gepubliceerd. Bijvoorbeeld:
In maart 1913 legde de heer J.P. Heederik, leerling van het instituut Gelre, op maandag, dinsdag en woensdag j.l. met succes het toelatingsexamen af voor de tweede klasse der Rijks- tuinbouwschool te Tiel.
En in 1914: 29 okt. Heden slaagde voor de Cadettenschool te Alkmaar de heer S. van Doorn, leerling van het instituut ‘Gelre’ alhier. In 1915: De jongeheer J.P. van Outeren, leerling van het inst. ‘Gelre’, legde met gunstig gevolg examen af voor het gymnasium te Doetinchem. In 1916: Leerling F. Brunt slaagde voor het toelatingsexamen voor het gymnasium te Doetinchem en in 1915: A. van de Pol, voor de 2e klasse van de Middelbare Handelsschool te Deventer. In 1922: J. van Mansvelt legde het examen af met gunstig gevolg voor de Middelbaar Technische school te Groningen. Duidelijk dat er zeer diverse opleidingen werden gevolgd! Een saillant detail uit deze periode is het feit dat dochter Anny in 1923 met de in 1913 geslaagde Jan Pieter Heederik trouwde. Als dat geen huiselijk verkeer is! Schoonzoon werd bloemist en zoon Hendrik Marinus werd fruitkweker.
G.J. Klokman als redenaar. Foto collectie Fam. Klokman
De positieve herinnering aan de voetbalsport op Noorthey heeft Klokman vast gestimuleerd om deze ook in zijn eigen bedrijf te introduceren. In 1912 hebben enkele leerlingen van ‘Gelre’, samen met andere jongens een voetbalclub opgericht. Het voetbalveld lag niet ver weg, achter van het instituut. De spelers, meest tussen de dertien en zestien jaar, leerden snel. Aanvankelijk streden ze tegen een elftal uit Doetinchem en verloren steeds. De eerste maal met 14-3 en daarna met 5-4. Maar op den duur ging het steeds beter. Nog in hetzelfde seizoen won ‘Gelre’ met 6-0 van ‘Olympia’ uit Doesburg en een week later tegen ‘Eendracht’ uit Varsseveld met 3-0.
Gerrit Jan Klokman en Alida Berendsen bij de voordeur van 'Gelre'. Foto collectie Fam. Klokman
In ruste?
In augustus 1930 was er plotseling groot nieuws in de krant:
Het medisch-pedagogisch instituut Gelre alhier is opgeheven. Het huis wordt verkocht. Klokman hield er mee op! Waren er vanwege de economische depressie te weinig aanmeldingen? Mogelijk, maar het meest voor de hand liggend is, dat de leeftijd een rol heeft gespeeld. Inmiddels was hij 65 en al vanaf 1884 werkzaam in het onderwijs. AOW bestond nog niet, maar hij zal beslist niet armlastig zijn geweest. De vermelding dat het huis verkocht werd, was echter bezijden de waarheid. Hij en zijn vrouw bleven er wonen tot herfst 1943. Wel woonde er nog enkele jaren familieleden bij hen in. Plaats genoeg!
Een heel ander leven: Bestuurswerk
Klokman had stellig plezier in het werken met leerlingen. Maar zijn brede interesses en vooral zijn leidinggevende aard bracht hem in diverse besturen, ook al in de periode dat de kostschool nog volop draaide. Sommige bestuursbanen gaven duidelijk blijk van zijn vrijzinnige en liberale aard. In 1908 waren er bijvoorbeeld plannen om een zelfstandige afdeling van de Nederlandse Protestanten Bond in de gemeente Hummelo en Keppel op te richten. De landelijke ‘bond’ bestond al sinds 1870 en werd beschouwd als een moderne (cq. lichte) stroming binnen de Nederlands Hervormde Kerk. Later kwam er een fusie tot stand met de vrijzinnige tak van laatstgenoemde. In Hummelo en Keppel traden er meteen al 30 mannelijke leden toe, wat in een paar weken tijd opliep tot 83. Klokman zat in het bestuur, samen met o.a. E.J. baron Van Pallandt van Keppel en H. van der Hardt Aberson, (van de ijzergieterij). In april 1909 werd de Kiesvereniging Keppel en Drempt opgericht, een onderafdeling van de Centrale Liberale Kiesvereniging Zutphen voor de verkiezing van leden der Tweede Kamer. Klokman was hiervan zestien jaren bestuurslid. In 1921 werd hij tot voorzitter benoemd in de gemeentelijke Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs. In hetzelfde jaar werd er een plaatselijke Vereniging voor Vreemdelingenverkeer opgericht, waarin hij zitting nam. Ook in datzelfde jaar werd hij bestuurslid van de vereniging tot organisatie van het dorps-en volksfeest.
De familie Klokman in de tuin van 'Gelre" in Laag-Keppel. Zittend van links naar rechts: Gerritdina Klokman-Heijink, Hendrik Marinus jr. op schoot Robbert Hans (van de Roomstraat), Gerrit Jan Klokman, Alida Klokman Berendsen, op schoot Lidy Heederik en Jeanette Henriëtte Heederik-Klokman.
Staand van L naar R: Bernard Hendrik, Hendrikus Marinus Klokman, Gerrit Jan, Maartje Alida Heederik en Jan Pieter Heederik. De foto is gemaakt in 1938. Foto collectie Rinus Rabeling.
Het conflict te Hummelo en Keppel.
Een van de belangrijkste en meest tijdrovende baan was wel zijn functie van raadslid, die begon in 1923. Hij had burgemeester Jan Isaac Cordes voordien al van nabij meegemaakt, want toen deze in september 1920 zijn intrede deed, heeft Klokman de welkomstrede gehouden. Waarschijnlijk werd hij hiervoor gevraagd vanwege zijn welsprekendheid. Maar in het najaar van 1923 werd hij benoemd als raadslid. En een termijn later, eind 1927, ook als wethouder en loco-burgemeester. Uit de uitgebreide krantenverslagen blijkt duidelijk zijn betrokkenheid bij dit werk. Vooral de kwestie rond het arrestantenlokaal in Hummelo, welke al vanaf 1921 speelde, liet hem niet onberoerd. Het ging om de eis van Gedeputeerde Staten om een cachot te bouwen in Hummelo. De raad vond dit onnodig, want er was al zo’n ruimte in de gemeente aanwezig, in de kerktoren van Hoog Keppel. Tot tweemaal toe reisde Klokman met zes andere raadsleden naar het Provinciehuis in Arnhem om hun mening en kijk op de zaak van genoemd lokaal te verdedigen. Pas in december 1928 kon dit onderwerp van de raadsvergaderingen geschrapt worden.
Het jaar 1931 werd echter een soort rampjaar op dit gebied voor Klokman. Er ontstond een ernstig conflict in de gemeenteraad van Hummelo en Keppel, welke leidde tot ontslagneming van de wethouders Klokman en baron R.J.C. van Pallandt. Desgevraagd vertelde Klokman aan de Graafschapbode waar het om ging. Beide heren stoorden zich aan het feit dat burgemeester Cordes herhaaldelijk besluiten nam buiten de raad om. Ook hield hij soms officiële stukken achter en borg ze nadien in het archief op, zonder dat iemand er van wist. Eens, bij de benoeming van een schoolhoofd te Hummelo, waren er 27 sollicitanten, waaruit Cordes er slechts vijf uit had voorgesorteerd, en de overige brieven had ‘verdonkeremaand’. Er waren nog meer feiten te vertellen, maar die wilde Klokman niet kwijt, want dit zou de betrokken personen eventueel schade kunnen berokkenen. Een ander meningsverschil tussen hem en Cordes was al een jaar eerder ontstaan, over een door Klokman (als loco-burgemeester tijdens afwezigheid van Cordes) verleende vergunning voor een na-feestje van de plaatselijke muziekvereniging. Hij wenste hen alvast ‘veel genoegen’. Maar Cordes kwam toevallig vroeg thuis, hoorde van het geval en was het er niet mee eens. Hij stuurde de veldwachter er op af! Hierop diende Klokman een klacht in bij de Officier van Justitie en trad af. Baron Van Pallandt volgde hem. Cordes was witheet en verdedigde zich hevig in de volgende vergadering. Toen hierna echter een stemming werd gehouden werd er weer op de beide mannen gestemd. Van Pallandt bedacht zich en aanvaardde de benoeming. Maar Klokman bedankte aanvankelijk. Pas nadat er voor de derde maal op hem gestemd werd, aanvaardde hij zijn benoeming. Hij heeft zijn tijd als een trouwe soldaat uitgezeten. Maar niet voor lang: in het najaar september van 1931 verliet hij het politieke toneel voorgoed, nadat hij zich niet herkiesbaar had gesteld. Cordes was vast blij deze ‘luis in de pels’ kwijt te zijn.
Tijd voor veel hobby’s.
Nadat de kostschool was opgeheven, had Klokman tijd genoeg voor leuke dingen. Schilderen en tekenen deed hij graag en goed, net als fruitkweken in zijn fruittuin/boomgaard de Haverweide te Drempt.
Hij was een echte natuurliefhebber en bezat een mooie verzameling dagvlinders en ook een van diverse soorten slangen. Houtsnijwerk, timmeren en fotograferen deed hij graag en goed. Hij was een van de eersten in de streek die met kleurenfotografie begon.
Maar er bleef nog veel schrijfwerk te doen, want inmiddels was in augustus 1925 in Laren een nieuwe streekvereniging opgericht, waarin Klokman een rol speelde: de Oudheidkundige VerenigingDe Graafschap. Hij werd voorzitter en ook van het hieraan verwante Mr. Heuvelfonds. Secretaris was de Hummelose huisarts B.J. Westerbeek van Eerten, met wie hij goed kon samenwerken. In augustus 1926 werd de eerste bijeenkomst van de vereniging gehouden in Laren, bij hotel Witkamp. Iedereen was enthousiast. Er werd een foto gemaakt van het bestuur en alle leden. Deze vereniging heeft maar liefst 88 jaar bestaan! In 1930 werd Klokman lid (plaatselijk contactpersoon) van de Nationale Landsspelraad, een toen nog vrij jonge vereniging die oude volksgebruiken, -zang en -dansen weer in ere wilden herstellen tijdens de volksfeesten. De naam refereert aan het woord landsspelen. Deze vereniging heeft echter niet erg lang bestaan en is geheel uit het collectieve geheugen verdwenen. Ook in 1930 werd Klokman nog door de minister van O.K. en W. benoemd als plaatsvervangende gecommitteerde bij de eindexamens voor de kweekscholen. Dit deed hij nog jarenlang, later ook met een vaste aanstelling.
Op 25 augustus van dat jaar ontving hij op een Folkloredag in Borculo, georganiseerd door de Oudheidkundige Vereniging De Graafschap, het ere-lidmaatschap van de vereniging aangeboden. Zelfs de Gelderse rijksarchivaris mr. A.H. Martens van Sevenhoven uit Arnhem complimenteerde hem vanwege zijn inzet. Klokman had ook de leiding van het festival in Hummelo op acht maart 1931. Tevens was hij jarenlang lid van de VVV de Geldersche Achterhoek
Hij schreef graag en vaak voor de Graafschapbode de rubriek Uut den olden tied, soms in het dialect.(1933)
Voorzijde van het boek 'Hendrik-Eume' door G.J. Klokman
In augustus 1934 werd er zo’n Folkloredag gehouden in Borculo, waarop het gerestaureerde museum de Lebbenbrugge werd geopend. De krant vermeldde: Onder leiding van den heer G.J. Klokman te Laag Keppel zullen door 400 kinderen uit de gemeente Borculo kinderspelen worden uitgevoerd, waarbij er vele zijn, die de tegenwoordige jeugd niet meer kent. Het werd een zeer geslaagde dag! Klokman werd in deze maand tot erelid benoemd, nadat hij had bedankt wegens “bijzondere omstandigheden” (niet nader benoemd). Jarenlang hield hij zich bezig met het organiseren van de plaatselijke zgn. Augustusfeesten. Waarin veel folklore voorkwam, maar waar het ook ging over de Witte Wieven, de ‘geiselpoal’, over de rechtspraak op de Wrangebult. In het rondleiden van bezoekers in de parken van Enghuizen, Ulenpas en kasteel Keppel, had hij zelf enorm veel plezier. Op 2 januari 1940 werd de historische gerestaureerde herberg De Radstake te Heelweg officieel geopend. Natuurlijk was Klokman er bij. Hij vertelde de genodigden over het ontstaan en de betekenis van de Hessenwegen. Ook schreef hij de Gids voor den Gelderschen Achterhoek, net als diverse VVV gidsen. Als laatste schreef hij het boek: Over de tijden van weleer in het land van de Oude IJssel tot de Berkel. Deze verscheen na zijn overlijden (*3). Hoewel beslist onvolledig, laat ik het bij deze toch al tamelijk uitgebreide beschrijving van zijn activiteiten(*4). En maakt heel duidelijk hoe het gezin achter hem stond.
In 1938 hadden hij en Alida ‘Gelre’ al verkocht aan hun schoonzoon. Ze bleven er nog wonen tot september 1943. Toen verhuisden ze naar Kapoeniestraat 35, een groot en wat somber huis. Helaas openbaarde zich bij hem in oktober een ernstig ziekte en moest hij opgenomen worden in het Sint Jozef-ziekenhuis. Daar overleed den bekenden folklorist en publicist Gerrit Jan Klokman, 78 jaar oud, op 21 oktober 1943. Hij werd begraven op de begraafplaats aan de Loolaan, ( graf V-054) waar dr. Westerbeek van Eerten -voor de vele toehoorders- een ‘treffend woord ter afscheid’ sprak. De redactie van de Graafschapbode, waarmee hij altijd een goede relatie had, plaatste een uitgebreid In Memoriam. De begaafde, ondernemende en intelligente Gerrit Jan Klokman liet een leegte na, zowel in zijn gezin als in de samenleving.
Zijn trouwe Alida overleefde hem nog een paar jaar. Ze stierf op 10 oktober 1947 te Drempt, thuis bij een van haar kinderen. Huize ‘Gelre’ staat er nog steeds. Het pand werd later in twee wooneenheden gesplitst en heeft sindsdien twee huisnummers. De tuin is kleiner geworden door de aanleg van de Van der Hardt Abersonlaan en de verbreding van de Rijksweg. Wie niet al te snel passeert, kan zelfs de naam op de daklijst nog te lezen, tussen de takken door.
Noten:
(*1) In 1902 werd Bouwmeester aan het gymnasium te Doetinchem benoemd en vertrok uit Voorschoten. Meer over deze man is te vinden op website www.oudzelhem.eu / Bouwmeester,WL , in de rubriek personen/namen. Zij zijn beide in het zelfde schoolhuis geboren.
(*2) Het huidige pand dateert uit 1893, maar had al een voorganger in de 18e eeuw.
(*3) Het was de bedoeling dat het boek uitgegeven zou worden, maar dit is nooit gebeurd! Waarschijnlijk vanwege de oorlogssituatie.
(*4) Een lijst van zijn literaire werk is te vinden in de bibliotheek van het Erfgoed Centrum Achterhoek en Liemers.
Bronnen:
G.J.H. Krosenbrink: serie Letteroogst, nr.1: G.J. Klokman 1864-1943. Staringinst./Mr. J.H. Steenbergenstichting 1993.
Archives Portale: ECAL: Groen van Prinstererschool te Doetinchem 1878-1984.
Wikipedia: kwekeling
www.oudzelhem.nl
Papenvreters van den eersten rang.” De inspanningen van de Oisterwijkse Protestante elite voor ‘eigen’ onderwijs, 1830-1921.
Wikipedia: Instituut Noorthey
www. noorthey.com
De School Anno: Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum: Ouderbijdrage aan de school door Dick van Gijlswijk
H.E. Schreurs-Rooyakker: Hummelo en Keppel in oude ansichten deel 2
Wikipedia: Gelderse Tram
Gemeente Bronckhorst: Redengevende beschrijving Rijksweg 57.
HUA 748: Leeuwenbergh, Gemeente Utrecht: Nederlandse Protestanten Bond.
Krantenbank Delpher: Vnl. De Graafschapbode en de Zutphense Courant.
encyclo.nl: Driemaandelijkse Bladen.
Met dank aan de gebroeders Klokman te Drempt.
Voorjaar 2021 Betty Blikman-Ruiterkamp