Brunsveld Verhalen
Boerderij Brunsveld
door Betty Blikman-Ruiterkamp.
www.oudzelhem.eu
Boerderij Brunsveld in 1996. Foto: A.M. Gerritsen (Brunsveld)
Boerderij Brunsveld in de Heidenhoek kent een rijke historie.
Dit verhaal is grotendeels eerder gepubliceerd in de Kronyck 172 van september 2019. Het blad van de oudheidkundige verenigingen.
Twee foto’s van herdenkingsstenen in een muur trokken de aandacht tijdens m’n vrijwilligerswerk bij het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers in Doetinchem. In welke muur zouden ze zitten of hebben gezeten? Dat stond er niet bij.
De jaartallen er op -1921 en 1930- lagen dicht bij elkaar. Zou er ergens twee maal brand zijn geweest? Maar bij de achternaam Passmann ging me een lichtje op: de vroegere eigenaren van kasteel Slangenburg, natuurlijk. En ja, na navraag in de buurt te hebben gedaan bleek dat boerderij Brunsveld aan de Brunsveldweg ooit was afgebrand. De boerderij staat diep verscholen in de bossen van Slangenburg aan een zandweg, in het uiterste zuidoostelijke puntje van de voormalige gemeente Zelhem. Het valt onder de buurtschap Heidenhoek. Fietsliefhebbers weten het waarschijnlijk te staan, maar automobilisten vermijden de Brunsveldweg graag, vanwege de kuilen, de plassen of het stof. De huidige boerderij is nog geen honderd jaar oud, maar gezien de gevelstenen zullen de voorganger(s) er beslist anders hebben uitgezien. Maar hoe? Ik ga proberen dit uit te zoeken.
Het wapen van Brunsveld. Foto: oudzelhem.
Enkele eigenaren door de eeuwen heen.
De eerste vermelding van het goed Brunsvelde, Brunsvelt of Bruynsveld, dateert uit 1244, toen het eigendom van de abdij in Elten was. Ook het klooster Bethlehem (1252) komt voor in de lijst van eigenaren. Rond 1600 is dit ene Garrit tho Brunsfelth, net als enige jonkers en juffrouwen van Dorth uit Zutphen. Aan het begin van de registratie van kadastrale gegevens in 1822 was het eigendom van de Silvoldse molenaar molenaar Willem Pierik. In 1895 werd Herr Kommerzienrat Arnold Passmann eigenaar van Slangenburg en dus ook van boerderij Brunsveld.
De eerste gevelsteen
In april 1904 werd er een pachter gezocht voor boerderij Brunsveld. Bernard Jansen, afkomstig van boerderij “De Kamp” in Hummelo solliciteerde hier op. Voor de eeuwwisseling werkte hij in de zomermaanden in Pruisen, de provincie Noordrijn-Westfalen. Dit gebeurde vrij vaak in die tijd. Het ging economisch minder goed in Nederland, met als gevolg dat er weinig werkgelegenheid was. Jansen woonde in het dorp Haarzopf, nu een stadsdeel van Essen-West en trouwde daar met Katharina von Bruch. Zijn familie in Hummelo had hem op de hoogte gebracht van het feit dat er een pachter werd gezocht voor Brunsveld. Hij solliciteerde onmiddellijk, maar de familie Passmann gaf de voorkeur aan een ander, iemand die dringend werk en een dak boven zijn hoofd nodig had. Deze man voldeed echter niet en daarom werd Jansen een paar maanden later alsnog benaderd met de vraag of hij nog geïnteresseerd was. Dat was hij! In oktober 1904 verhuisde hij met zijn vrouw, een zoon en twee dochters naar Zelhem. Daar zouden later nog twee dochters ter wereld komen.
Krantenartikelbij het 50 jarig huwelijk. Bernardus Jansen en Katharina von Bruch in 1948. Foto: Gerhard Bruil.
In die tijd voerde rentmeester G. Beltman het beheer over de Slangenburgse bezittingen. Jongste zoon Robert Arnold was gewond uit de Eerste Wereldoorlog terug gekeerd, maar had in Rusland een nierziekte opgelopen. Robert was bijzonder geïnteresseerd in het boerenbedrijf en de veehandel in het algemeen. Daarom zou hij het beheer, speciaal over de boerderijen, gaan voeren. Hij had het op Slangenburg zo naar zijn zin, dat hij er constant verbleef. Het schijnt dat hij zelfs van plan is geweest om het Nederlanderschap aan te vragen. Het beheer over het agrarische deel van het landgoed deed hij samen met rentmeester Beltman, die deze functie al lang vervulde en waarmee hij goed overweg kon. Het is bijna zeker dat het plan om het toen ongeveer 20 hectare grote Brunsveld te moderniseren uit de koker van Robert Passmann kwam. Het moest aan de eisen van de moderne tijd gaan voldoen. De mechanisatie kwam in die jaren op gang, zodat er ruimte moest zijn om machines op te bergen. Ook de veehouderij moderniseerde. Kortom: er was meer veestalling en meer opslagcapaciteit nodig. Door de verbouwing veranderde hoeve Brunsveld in 1921 totaal van uiterlijk. Aan de ene zijkant van het achterhuis werd een stal en aan de andere zijde een schuur bijgebouwd. Zo verkreeg het een achterhuis met drie puntdaken, wat ook nog eens imposant oogt. De Doetinchemse architect A. van der Linde kreeg de opdracht om de aanbesteding te organiseren. Bestek en tekeningen lagen vanaf 9 mei ter inzage op de boerderij. De bouw verliep voorspoedig. Er werd een gevelsteen ingemetseld met de tekst:
Eerste steen gelegd door de Wel.Ed Heer
R.A. Passmann 3 juni 1921
Foto van de eerste gevelsteen. Foto: Betty Blikman-Ruiterkamp
Maar ondertussen was de gezondheidstoestand van Robert verslechterd. Hevige pijnaanvallen maakten een nier-operatie nodig. Na de operatie stierf hij op 3 september 1921 aan hevig bloedverlies. Hij heeft het vernieuwde bedrijf zelf nooit kunnen zien.
Werken op Brunsveld
Jansen had het naar zijn zin op Brunsveld. Hij hoefde al het werk niet alleen te doen, er was altijd personeel. Een knecht en een meid waren er standaard en meestal was er meerdere aanwezig. Een van de knechten, de 22 jarige Herman Harmsen, haalde in 1925 de krant vanwege de volgende gebeurtenis: hij was op een donderdagmiddag met een (door een paard getrokken) machine aan het grasmaaien. In de buurt liep een jager die een stuk wild onder schot kreeg. Hij vroeg aan Harmsen of de paarden zouden schrikken als hij zou schieten. Harmsen dacht van niet: ze waren zo mak! Toen het schot klonk schrokken de paarden echter zo, dat een mes van de machine bij Harmsen een snee in zijn been veroorzaakte van meer dan 20 centimeter! Hevig bloedend werd hij naar de boerderij gebracht, waar de ijlings ontboden dokter B. Blokhuis uit Doetinchem, de wond hechtte.
Dat Jansen als werknemer gewaardeerd werd door de familie Passmann, blijkt uit het feit dat hem in 1929 een receptie werd aangeboden vanwege zijn 25 jarig dienstverband. De dankbetuiging die hij liet plaatsen vermeldde:
Hartelijk dank aan allen, ook namens mijne familie, in het bijzonder aan de fam. Passmann, die mijn jubileum tot een feestdag hebben gemaakt. B. Jansen. Boerderij Brunsveld. Slangenburg
Meer interesses
Bernard Jansen had veel interesses. Zo was hij geruime tijd onbezoldigd rijksveldwachter van de gemeente Zelhem. Hiervoor ging hij nogal eens met rijksveldwachter Willem Sonderloo uit Zelhem op jacht naar stropers. Als er een werd gesnapt hoorde het soms ook tot zijn taak om deze naar ‘het Gerecht’ te Arnhem te brengen. In de herfst van 1939 verleende de minister van justitie hem eervol ontslag van deze bijzondere bijbaan. Jansen was ook mede-oprichter van de Coöperatieve Boerenleenbank in Doetinchem. Samen met zes anderen ondertekende hij de oprichtingsakte van de bank aldaar. Ook zat hij in een commissie voor het organiseren van de te houden landbouwtentoonstelling in Zelhem in 1924. Hij ging met zijn tijd mee. Als een van de eersten uit de buurt nam hij in 1930 rijles en schafte zich een auto aan. Maar in de zomer van 1930 gebeurde er iets akeligs. Op zaterdag 21 juni zat het gezin Jansen in de voorkeuken aan tafel aan het middagmaal, toen een knecht op de deel ontdekte dat bij een dak van het achterhuis rookwolken opstegen. Hij zag onmiddellijk ook dat op meer plaatsen vlammen om zich heen grepen. Het waaide flink, de wind kwam over een vlakke weide recht op de boerderij af. Het vuur vond gretig voedsel in de voorraad stro en de ongeveer 40 vrachten hooi. Deze waren voor ruim de helft afkomstig van de nieuwe oogst. Met als gevolg dat het woonhuis met de drie aangebouwde stallingen en schuur in slechts een uur tijd in een gloeiende en smeulende puinhoop veranderden. De wagenloods, een autoschuurtje en een afdak werden gespaard, dankzij de hiervoor gunstige windrichting. De Zelhemse brandweer kon, vanwege de afstand en daardoor langdurige aanrijtijd niets meer uitrichten.
De tweede gevelsteen.
Gelukkig werd de schade door de verzekering gedekt, behalve die voor de fietsen van het personeel die bij de boerderij stonden! Hopelijk heeft Passman zich ook op dit punt van de goede kant laten zien. Hoe goed alles verzekerd was, vertelt de historie niet, maar de boerderij werd herbouwd. Niet zoals het was, maar meer zoals het er voor 1921 uitzag: een voorhuis met een even breed achterhuis. Beviel het vorige, royale model niet? Of werd het te duur? Het is ons onbekend. Maar er werd wel een gevelsteen ingemetseld ...
Foto De Tweede gevelsteen. Foto: Betty Blikman-Ruiterkamp
Afgebrand 21 juni 1930. Herbouwd en eerste steen gelegd door de Wel.Ed Heer O.F. Passmann 20 sept. 1930
1961 ca. Foto herbouwde boerderij, Coll. A.M. Gerritsen.
Bernard Jansen heeft er nog enige jaren geboerd en werd opgevolgd door zijn dochter Bertha en schoonzoon T. L. Garritsen, die in 1932 waren getrouwd. In de Tweede Wereldoorlog bood de boerderij nog een schuilplaats aan onderduikers. Het gebeurde zelfs een enkele keer dat Duitse officieren tegelijkertijd woonruimte in het huis hadden gevorderd! Na de oorlog werd Passman’s bezit in zijn geheel door het toen aangestelde Nederlands Beheersinstituut als ‘vijandelijk vermogen’ verbeurd verklaard, en werd het eigendom van de Nederlandse Staat. Iets wat sommige pachters erg speet. Zij hebben nog getracht het tij te keren, door voor hun broodheer te pleiten. Dit leverde echter niets op. Boerderij Brunsveld kwam in handen van Staatsbosbeheer. Het werd vergroot tot ongeveer 50 hectare en verpacht aan de genoemde kinderen van het echtpaar Jansen. Zij werden op hun beurt weer opgevolgd door een van hun dochters, die in 1955 trouwde met A. M. Gerritsen. Zij bewerkten het bedrijf op biologische basis en exploiteerden er ook een kleinschalige camping. Maar meningsverschillen over de exploitatie van de boerderij maakten dat Gerritsen besloot te stoppen.
Nu, anno 2019 is Staatsbosbeheer nog steeds eigenaar, maar staat de royale boerderij er leeg, eenzaam en verlaten bij. Het schijnt anti-kraak te worden bewoond.
En de gevelstenen zitten nog op hun plaats: weerszijden naast de voordeur van het woonhuis.
2006 Boerderij Brunsveld. Foto: H. Jonas.
****************************
Over de onbezoldigde veldwachter:
Gemeenteveldwachters waren aangesteld in de kleinere plaatsen en verdienden een karig loon. Zij mochten betrapte personen alleen binnen de gemeentegrenzen aanhouden. Ging de stroper of dief er vandoor en vluchtte hij daar overheen, had de veldwachter het nakijken. Voor een rijksveldwachter gold dit niet, die mocht ook in andere gemeenten personen aanhouden. Justitie kwam altijd geld en mensen tekort, daarom bedacht men dat het handig zou zijn om onbezoldigde rijksveldwachters aan te stellen. Zo kon het ministerie van Justitie, de in 1856 opgerichte Rijksveldwacht uitbreiden zonder dat dit een dure operatie zou worden. Ook kwam het regelmatig voor dat de plaatselijke gemeenteveldwachter tevens een aanstelling kreeg als onbezoldigd rijksveldwachter. Ook boswachters werden heel geschikt bevonden om deze baan te vervullen. Maar voor Bernard Jansen was dit niet van toepassing. Misschien deed hij het vanwege het avontuur, misschien leverde het hem ook wat status op.
*****************************
Bronnen:
Genealogie Jansen, Halle
Website ‘Oud Zelhem’ Themma: boerderijen
Graafschapbode op Krantenbank ‘Delpher’
Aanbesteding: 10-05-1921
Ongeluk knecht: 19-06-1925
Dankbetuiging: 27-09-1925
Verslag brand: 24-06-1930
Eervol ontslag: 13-10-1939
www.politieacademie.nl
Nederlandsche Staatscourant 25-10-1922
“Kronijck” van Deutekom enz. nr. 70a, 1993
Met dank aan Jan Berends, de familie Somsen en Ton Gerritsen.
Websiteopmaak. Harry Somsen.