De buren Als er iemand overleden was, dan stond de naaste buurman al heel snel op de stoep om zijn medeleven te betuigen en te vragen hoe alles geregeld diende te worden. Hij nam ook het lijstje met namen mee van de mensen die bericht moesten ontvangen. Samen met de buurt ging hij rond om de mensen aan te zeggen. Tegenwoordig doet de naaste buurman dat nog alleen in de buurt. Anderen krijgen een kaartje. De buurt hielp met het schrijven van de kaarten. De meeste zaken zijn overgenomen door de begrafenisondernemer zoals: afleggen, aangifte doen bij het gemeentehuis, enz. Wel verzorgde de buurt nog voor de koffie en de broodjes bij de begrafenis, en de naaste buurman stond in de hal om de gasten te ontvangen. Dat gebruik is tegenwoordig vervangen door de uitvaartleider/ begrafenis ondernemer.
Liekspier Lijkbalk (laatste gebint, voor de paardestal van de boerderij) boven de deel, naast het haakgat waaronder bij een begrafenis de kist voor de laatste maal werd geopend.
De lijkweg en traditie van het klokluiden Bij een een begrafenis verzorgen twee klokken van de Lambertikerk de droeve stoet met hun tonen. Zes mannen luidden de grote klok, terwijl er twee "de sik moesten melken" (de kleine klok luiden). Tegenwoordig gaat dat door een app op de mobile telefoon.
Uit iedere wijk of buurtschap volgde de stoet een vaste weg, de doden - of lijkweg. En bij een vast punt moest het luiden beginnen. Om te weten, wanneer mem moest beginnen, keek men van boven uit de toren. Vanuit de Heidenhoek kwam de stoet via de Barinkweg: was die bij "Lemke's beumke" (Brinkweg) dan moest het luiden beginnen.
De Barinkweg in 2010
Kwam de stoet langs de Brunsveldweg dan was de driehoek (splitsing Brinkweg-Nijmansedijk) het punt dat vanuit de toren in het oog gehouden werd. Uit de richting Halle volgde men de Peppelendijk (Halseweg) en het luiden begon als de stoet tussen het Pelikaansbos en de boerderij van Hillen was.( Halseweg 14) De Papenburg aan de Vrogtenweg was het vaste punt in de route vanuit Oosterwijk. Vanaf de Wittebrink volgde men de Hummeloseweg en tussen de Spijkhorst en de oude Looschool hoorde men de klokken. (Hummeloseweg 43) Tenslotte was de Buursinkmolen, voor de stoet die uit de Wassinkbrink, kwam het punt van waar er geluid werd.( Doetinchemseweg 62)
Barinkweg met een bord met uitleg over de lijkweg. Foto: H.M. Somsen.
Oorspronkelijk ging het luiden tijdens de begrafenis door en hield het pas op als de stoet op de terugweg het punt bereikt had, waar het het luiden ook was begonnen. Het spreekt vanzelf dat men strak de hand hield aan de voorschriften die door de traditie waren vastgelegd ('t hef altied zo ewes). Tegenwoordigstopt het luiden als de stoet op de begraafplaats is. In veel gevallen wordt het luiden achterwege gelaten.
Het luiden als iemand overleden is zoals eertijds gebruikelijk om 10.00 uur voor een inwoner uit het dorp of 11.30 uur voor een inwoner in het buitengebied wordt ook niet altijd meer gedaan. Men hangt het overlijden niet meer aan de grote klok.
Begrafenis over de lijkweg. Krantenknipsel van Gerhard Bruil.
Daaruit is ook de verontwaardiging te verklaren van de oude smid Nusselder rond 1935, toen degenen die de klok moesten luiden per abuis in de verkeerde richting naar de stoet uitkeken boven in de toren, waardoor deze de Markt naderde zonder dat zij het merkten. Nusselder holde zijn werkplaats op de Markt uit en sprong zo in de touwen, waardoor het luiden begon. Verschrikt kwamen de mannen beneden, waar ze werden ontvangen met een: "En als er nou niet geluid wordt dan hoeft het helemaal niet meer".
Was de overledene een grote boer of een kerkenraadslid, dan duurde de plechtigheid op het kerkhof langer vanwege de toespraken. Ook de plaats waar de overledene kwam te liggen werd bepaald door zijn stand. Een daghuurder kwam helemaal achteraan op het kerkhof. Dat ontlokte de dragers dan wel de verzuchting: wi'j möt lange dragen.
Op de derde uitbreiding van de begraafplaats het "Rondeel" is nog sprake van 1e klas graven.
De Lijkkoets De lijkkoets is mei1925 besteld bij Huiskamp Carrosseriebouw in Winterswijk en in september 1925 geleverd aan de diaconie van Zelhem. De lijkwagen voor Zelhem was de eerste lijkkoets die ze bouwden. De wielen hadden eerst ijzeren hoepels, later werden dikke massief rubberen banden gebruikt. In de jaren die volgen gaat Huiskamp zich meer profileren als de specialist in lijkwagens, volgkoetsen en toebehoren als dekkleden, baarkleden, laken, pluimen, tressen en lampen. En heeft dan zo veel werk om tot in de Tweede Wereldoorlog een beeldhouwer -voor hout- in vaste dienst te hebben. De lijkkoetsen die Huiskamp bouwt dateren zo ongeveer uit die periode: 1925-1942. De variatie is groot: van indrukwekkende zijladers, waarbij de kist er aan de zijkant in gaat, achterladers tot ‘glaswagens’, die met glazen ruiten in plaats van alleen draperieën zijn uitgevoerd. Het houtsnijwerk varieert net zo sterk van een eenvoudige guirlande langs de zijkant tot gebeeldhouwde engelen – een engel met een bazuin, verwijst naar het Laatste Oordeel uit het Boek Openbaringen van Johannes. Alles heeft zo z’n symboliek: een kruis op het dak voor de katholieken, te verwisselen met een urn voor de protestanten. En niet te vergeten is er verschil in begraven in eerste, tweede of derde klas. Het meeste verdient Huiskamp aan de eersteklasuitvoering, waarvoor luxere spullen nodig zijn. Maar iedere lijkkoets die Huiskamp bouwt is een rijdend kunstwerk.
De lijkkoets heeft tot 1960 dienst gedaan en is toen voor 20 gulden verkocht aan stalhouder G. Kraaij in Velp. De eerste lijkauto, een verbouwde Panhard, is medio 1958 in gebruik genomen door het begrafenisfonds van Zelhem.
|