Obs. Smidsstraat

Obs. Smidsstraat 1590 - 1846

  • Geschiedenis



    Medewerkers aan dit artikel:

    Foto's uit de archieven van oudzelhem.
    G. Rijsdorp,
    D. Menkveld
    E. Somsen-Lieverdink
    Website opmaak: Harry Somsen.

    Verpondingsregister 1646-1650 in 't Rigterambt Zelhem,
    door Gerhardt Kreijnk:

    4-10¬ De Schole, de Gemeijnte
    daer bij twee stxkens lant in den Enck
    met den hof groot 2. sch. gesaeij.
    geeft daer voor geen pacht.

    Onderwijs in Zelhem is al heel oud. Al voor 1590 wordt er al les gegeven. Rentmeester Haeghen noteert in 1625 in een register: een hofken met een huijplaetse alwaer die schoolmeester op woont ad ½ schepel geseijs, liggend noord ande strate int dorp. Ook de bovenstaande vermelding van het Verpondingsregister die opgemaakt is in de periode 1646-1650. Deze lag in het gebied tussen de weg naar Hengelo en Hummelo. Het was eerst een rooms-katholieke en na de reformatie een gereformeerde school.

    Schoolmeestershuis en de dorpsschool.

    Wanneer het schoolhuis aan de Groote weg van Zelhem naar Doesborgh (Smidsstraat) in gebruikt is genomen is niet bekent.
    Een kasboek in het kerkarchief gaf aan dat in de periode 1754-1800 nogal wat reparaties nodig waren om het gebouw in stand te houden. In 1806 werden de oude gebouwen overgedragen aan de gemeente (Marke) voor 113-2-2 gulden en hierdoor werd de christelijke dorpsschool een openbare school, en het oude gebouw is in 1806 afgebroken en de school herbouwd op dezelfde plaats. Het schoolgebouw bestond uit één vertrek met drie grote ramen op het zuidwesten. Deze grote ramen zorgden vooral in de zomerdag voor hoge temperaturen in het lage vertrek. Het schoolvertrek bevond zich aan de achterkant daar waar de kinderen tot in 1847 les kregen.

    smidsstraat6 8 1De Smidsstraat in 1919 met logement het Roode Hert, Klumper en het schoolmeestershuis met bankje ervoor. Foto W. Hartemink

    Bij de komst van schoolmeester Pieter Hillen in 1750  werden aan het schoolhuis, wegens achterstallig onderhoud de nodige reparaties verricht.

    De zoon van Pieter Hillen, Jan Hillen wordt in 1780 schoolhoofd. In 1786 vraagt hij aan de kerkvoogdij het schoolhuis te vergroten, die een begroting maakt, die uitkomt op Fl. 262.=, maar zou ook veel hoger kunnen uitvallen. Daarom worden alleen de noodzakelijke reparaties gedaan.

    In 1787 doet Jan Hillen nogmaals een poging en slaagt erin de kerkvoogden over te halen, een aantal veranderingen te laten aanbrengen.

    ln 1805 heeft de zolder een beurt nodig en worden nieuwe planken gelegd. Zo zijn er steeds onderhoudswerkzaamheden aan de school en het meesterhuis, die door de kerkvoogden worden betaald.

    In 1819 wordt de zoon van Jan Hillen, Willem Hillen schoolhoofd.

    In 1826 waren door achterstallig onderhoud ingrijpende veranderingen noodzakelijk aan de school en het schoolhuis in Zelhem. Het Markebestuur, hiervoor verantwoordelijk, betaalde aan B. Beulink te Doetinchem f 10.- voor het maken van een tekening en een bestek tot verbetering van de school en het schoolmeestershuis.
    Jan Bel ontving van het Markebestuur in 1828 voor het verbeteren van de school en het meestershuis volgens aanneming f 315.- en voor werkzaamheden buiten het bestek f 8.95. Samen f 323.95. (Een waarlijk hoog bedrag voor die tijd.) Tevens ontving Jan Bel in 1829, f 2.50 voor het maken van een slot aan de voordeur in het schoolhuis.

    Ongeveer 30 jaar heeft Zelhem  Willem Hillen als onderwijzer gehad, die weinig van zijn taak terecht bracht. Van 1826 begonnen de inwoners over hem bij de autoriteiten te klagen. Er werd toen een oplossing gevonden door bekwame ondermeesters aan te stellen. In een periode van 14 jaar kwamen en gingen er 9, geen van hen hield het bij Hillen lang uit. 

    In 1827 kende men nog een tarievenlijst van schoolgeld. Deze bestond uit drie categorieën: zij die alleen in het lezen onderwijs ontvingen (5 cent per week), zij die daarnaast ook leerden schrijven (5 cent per week), zij die ook het rekenen werd bijgebracht (10 cent per week). Tegen het dubbele tarief was er ook avondonderwijs.

    In 1842 komt het Markebestuur (B&W) van Zelhem met een voorstel in het dorp Zelhem een nieuwe school te bouwen op een perceel grond achter de kerk, aan de “Groote weg van Zelhem naar Bocholt”. Ook werd de naam Dorpskeiweg gebruikt. Later werd de straatnaam veranderd in Koestraat en nu Burgemeester Rijpstrastraat.
    In 1844, toen er geen ondermeester meer was en Hillen nog steeds niets aan het onderwijs deed, begonnen de inwoners opnieuw te klagen bij de hogere instanties. Zij verlangden zijn pensionering. Gedeputeerde Staten besloten echter, hem eerst voor zes weken te schorsen, wat een officiële waarschuwing voor hem inhield. Het hielp echter niet: in 1847 werd hem zijn onderwijzersakte afgenomen en in het daarop volgende jaar werd een nieuwe onderwijzer benoemd (J.A. Klokman).

    Op 7 april 1846 werd de eerste steen gelegd voor de openbare school. De nieuwe school met twee lokalen in  de Koestraat werd op 13 augustus 1847 geopend. In 1848 wordt de heer J.A.Klokman als opvolger van meester Willem Hillen. benoemd als hoofd van de nieuwe school.
    In 1854 werd overwogen om in de oude school het gemeentesecretarie onder te brengen. Maar de toenmalige schoolmeester J.A. Klokman kon de oude school blijven gebruiken als onderkomen voor zijn koeien en varkens.


    647 Voorzijde huis meester bouwmeesterHet schoolmeestershuis met het gezin Bouwmeester. Foto: Eef Oosterink

    Het klaslokaal werd in 1867 afgebroken, en het woonhuis bleef tot 1932 de woning voor het schoolhoofd.
    De heer Klokman heeft tot zijn dood in 1870 in het schoolmeestershuis in de Smidsstraat gewoond. In dat jaar komt er de heer J.C.Bouwmeester, hoofdonderwijzer, te wonen, in 1912 verhuist hij met zijn vrouw naar Doetinchem. De volgende bewoners zijn Derk Denkers hoofdonderwijzer en zijn vrouw eveneens onderwijzer. Inmiddels is aan de Doetinchemseweg een nieuwe school gebouwd. 

    In 1933 wordt het schoolmeestershuis bewoond door Karel Woolschot en zijn vrouw Henrieke Wilhelmina Meijerink , die na verbouwing er een groentezaak beginnen.

    Eind negentiger jaren is het pand gesloopt tezamen met naastgelegen huis (Smidsstraat) ten behoeve van nieuwbouw.

    Onderwijzers
    1611: Marten Kesselbauer, goed in lesgeven, kan perfect schrijven en beheerst ook verschillende talen.
    1626: Ernst Cremer
    1639: Bernt Eijkinck (is ook koster van de Kerk)
    ca. 1680: Willem Vedderik
    1697:Hans Jurrien Vedderink (Fedderinck), schoolmeester te Zelhem, geb. circa 1670, overl. na 1751. Tr. kerk circa 1693 Cornelia Hoegen, geb. circa 1672, overl. na 1751. Zij kregen 10 kinderen) en woonde op "Kerkwijkerhof"/ "Kerkwijk".
    1750: Pieter Hillen
    1780-1818 Jan Hillen, zn van Pieter Hillen
    1819-1847 Willem Hillen, zn van Jan Hillen
    1827: Jan Zuidema Broos (hulponderwijzer bij Willem Hillen)
    1843: Iscke (hulponderwijzer bij Willem Hillen)
    1848: J. A. Klokman.
    1870: J.C. Bouwmeester.
    1912: Derk Denkers

         *******************************************

    De lotgevallen van de  onderwijsfamilie Hillen:

    Jan Hille(n)* 1693-1723 Oudkarspel, trouwt Pieterje Pieters* Oudkarspel
    hun zoon Pieter Hille(n)* 9-11-1721 Oudkarspel, overleden 7-3-1772 Zelhem, de ander zoon Jan Hille(n) * 1723 sterft na 29 dagen.
    Pieter gaat naar de lagere school in Oudkarspel, daarna naar de normaalschool (kweekschool) waar hij zijn onderwijzersbevoegdheid haalt, en kan aan de slag als hulponderwijzer in Velsen.
    Hij ontmoet Cornelia Zijlmans* ca. 1721,  met wie hij in 1746 Velsen trouwt.
    Een jaar later wordt zoon Jan geboren* 9-7-1747 Velsen.
    In het voorjaar van 1750 ziet Pieter een advertentie staan waar in Zelhem een schoolhoofd wordt gevraagd.
    Het vorige schoolhoofd heeft ontslag genomen wegens ernstige ziekte en ondertussen verhuisd naar elders.
    Na het schrijven van een sollicitatiebrief , krijgt hij een uitnodiging voor een gesprek  in Zelhem met de schout Herman Becking en dominee Andreas Beeuw.
    Het schoolmeestershuis aan de Smidsstraat 6-8 met inpandige  school is beschikbaar en bestaat uit 2 leslokalen .
    Het traktement ligt rond 410 gulden per jaar, inclusief de baan van koster en doodgraver. Na een paar dagen krijgt hij zijn aanstellingsbrief in huis, aan het begin van het nieuwe schooljaar kan hij beginnen.
    Pieter, zijn vrouw Cornelia, hun bijna 3 jarig zoontje Jan en zijn moeder de weduwe Pieterje Hillen- Pieters reizen met trekschuit tot Doesburg of Doetinchem en verder per postkoets naar Zelhem.
    In Zelhem worden nog eens 4 kinderen geboren, zodat het 7 koppige gezin zuinig aan moet doen. Naast zijn baan als onderwijzer heeft hij in zijn grote tuin ruimte voor een koe en 2 varkens en een stuk grond in de Enk aan de Boeninksteeg.

    De bijbaantjes als voorlezer en voorzanger in de kerk leveren slechts een kleine aanvulling op zijn traktement op. Aan het eind van zijn leven heeft hij dan ook een forse schuld bij Harmen van Til, timmerman o.a. voor het leveren van een doodskist voor zijn vrouw Cornelia Hillen- Zijlmans die overlijdt op 12 juli 1786, 65 jaar oud.
    Pieter Hillen sterft in september 1786 en werd ook 65 jaar.
    Beiden zijn rondom de Lambertikerk begraven.
    Jan Hillen* 9-7-1747 Velsen, maar kwam met zijn ouders en grootmoeder op 3 jarige leeftijd naar Zelhem.
    Hij zit op de lagere dorpsschool waar zijn vader Pieter Hillen , hoofdonderwijzer was.
    Nadat hij de lagere school met goede cijfers heeft afgerond, gaat hij naar de normaalschool (kweekschool) in Doetinchem waar hij zijn onderwijsakte haalt.
    Op 16-3-1772 wordt hij benoemd als onderwijzer aan de openbare school in Eibergen.
    In 1780 gaat hij terug naar Zelhem in de hoop zijn vader op te volgen als hoofd van de dorpsschool , de reden daarvan is zijn huwelijk op 17-12-1780 in de kerk van Ruurlo met Wendelina Smits uit Ruurlo,* ca. 1760, zij overlijdt echter al op 25 jarige leeftijd in Zelhem.
    Jan Hillen trouwt 2e op 27-11-1785 met Aleida Hasz* 6-7-1755 ’s Heerenberg
    Uit dit 2e huwelijk worden 3 kinderen geboren; Willem Hillen* 7-7-1787 Zelhem
    Hendrik Hillen* 12-10-1789 Zelhem overleden 18-10-1789Zelhem, 6 dagen oud.
    Cornelia Hillen* 3-11-1791 Zelhem, trouwt 1801 met Jan Willem Starink* Steenderen
    Als vader Pieter Hillen in september 1786 sterft, is zoon Jan Hillen al 6 jaar terug in Zelhem,  en neemt de taak als schoolhoofd van zijn vader over, maar ook de bijbaantjes in de kerk.

    De Franse tijd, had ook invloed in Zelhem, Herman Becking, hun overbuurman, rigter en openbaar notaris werd ineens “maire” en Jan Hillen, als hoofd van de school “maitre d école”.
    Jan Hillen overlijdt op 13 juli 1818, 71 jaar oud, zijn 2e vrouw Aleida  Hillen-Hasz overlijdt op 16 november 1852, 97 jaar.

    Op het nieuwe kerkhof aan de Kerkhoflaan is op het 1e oude deel, een steen gereserveerd voor bewoners van het schoolmeestershuis.
    1.074 Hillen. G. Schoolmeestershuis 
    Het steentje voor de bewoners van het schoolmeestershuis. Foto: H.M. Somsen

    Willem Hillen* 7-7-1787 Zelhem hoopte net als zijn vader en grootvader onderwijzer te worden, Hij heeft alle papieren op zak, wordt onder zijn vader hulponderwijzer, maar wordt niet automatisch de opvolger van zijn vader, na diens overlijden in 1818, hij mag meedingen.
    Hij stuurt een sollicitatiebrief naar de kerkenraad, waarna hij op 17 maart 1819 bericht krijgt dat hij ingaande 31 maart 1819 benoemd is tot hoofdonderwijzer, tevens koster, voorlezer en voorzanger in de kerk van Zelhem.

    Willem trouwt op 4 mei 1822 in Zelhem met Egberdina ter Hoeve* 31-12-1791 Zelhem
    Alle 5 kinderen worden in het schoolmeesterhuis geboren; Gerrit Jan Hillen*1823-1906. blijft ongehuwd en net als vader onderwijzer, in 1873, hulponderwijzer op Looschool .
    Nicolaas Ernestus Hillen* 1824-1911, komt als landbouwer op Kerckwijk aan de Halseweg.
    Antonie Johan Hillen* 1829-1868, landbouwer.
    Aleida Hillen* 1831-1894, trouwt Berend Venderink nu Stephanotisweg 6

    venderinkFoto boerderij Venderink

    Egberdina Hillen* 1835-1864 , trouwt met neef Gerhard Christiaan ten Hoeve* 1841-1898, bakker in Groenlo.
    Vader Willem Hillen *7-7-1787 Zelhem, begon enthousiast aan zijn loopbaan als schoolhoofd aan de dorpsschool, maar reeds in 1826, 5 jaar na zijn aantreden, begonnen er klachten over zijn functioneren  te komen, negen hulponderwijzers kwamen en gingen, in 1844 kregen de Zelhemmers er genoeg van en verlangden zijn pensionering, ook een schorsing van 6 weken hielp niet. Willem bleef zijn landbouwactiviteiten boven zijn onderwijstaak prevaleren.
    In 1847 werd hem zijn onderwijsakte ontnomen en in 1848 werd J.A. Klokman hoofd.
    Het schoolmeesterhuis aan de Smidsstraat 6-8, moet hij met zijn gezin verlaten en verhuist naar boerderij “Kerkwijk”aan de Halseweg, waar zijn zonen, Nicolaas Ernestus Hillen, Antony Johan en Gerrit Jan Hillen reeds wonen.
    Willem overlijdt daar op 23-1-1854, zijn vrouw Egberdina op 3 -1- 1861, 69 jaar.


    1831 Hillen O.L.S. Smidsstraat 8, conflict met ondermeesters.

    N0.5. Over een ondermeester in de dorpsschool, 11-5-1831.
    De burgemeester rapporteert dat hij ingevolge van het verlangen van de gemeenteraad vervat in dezelfde besluit van den 16 oktober, des vorigen Jaar nr. A. houdende om aan den schoolonderwijzer alhier om reden daarbij aangehaald en op den voet gemeld de verpligting op te leggen zich overeenkomstig de bestaande ordeningen van een geschikten ondermeester te voorzien met overleg van den Heer Schoolopziener, de nodige instantie bij den zelven had gedaan om daaraan te voldoen, dat zulks echter niet tegenstaande de schriftelijke aanmaning van den Heer Schoolopziener tot heden vruchteloos geweest was, en het zich ook deed vermoeden dat gezegde schoolonderwijzer daaromtrent ook bij vervolg weigerachtig zou blijven tenzij door hooger gezag hiertoe verpligt wordene, zoo als ook door den Heer Schoolopziener aan den Burgemeester was te kennen gegeven.
    En hierop gedelibereerd en in aanmerking genomen zijnde dat de ongunstige Staat van het onderwijs alhier de voorgenomen maatregel noodzakelijk maakt en dit daarom boven de Algemene Schoolorde voor de lagere scholen van 23 mei 1806 bepaald, dat in Scholen waar het getal scholieren meer dan zeventig bedraagt zoo als hier het geval is, zoo mogelijk een ondermeester of tweede meester zal worden aangesteld, is goedgevonden hiervan aan den Heer Gouverneur kennis te geven en zijn Hoogedeler Gestrenge hulp in te roepen, om de Schoolonderwijzer alhier, in deze aangelegenheid tot zijn pligt te brengen en zo verder goed gevonden te verklaren dat de gemeenteraad uit aanmerking van het gewigt der zaak bereid is, om zoo veel in hun vermogen mede te werken tot het wegnemen van al die zwarigheden of beletselen die den Schoolonderwijzer regtmatig tegen deze maatregel zou kunnen aanvoeren.
                                                                     Zelhem, den 11 Mei 1831
                                                                     Present L.Hesselink, W.Booltink.


    1831 Ondermeester Dorpschool

    N0. 9 Op den 24 Juni 1831
    Onderwerp; Over het houden van een ondermeester door de Schoolonderwijzer alhier.

    De Burgemeester legt over een brief van den Schoolonderwijzer alhier, d.d. 14 dezer, betrekkelijk het aanstellen van eenen ondermeester door den zelven overeenkomstig de dezerzijdsch genomene maatregelen voorkomende in de handelingen en besluiten van den Gemeenteraad van den 16 Oktober 1830 no. 18, en 23 Maart 1831 no. 5, door den Heer Staatsraad Gouverneur van Gelderland goedgekeurd den 15 April dezes Jaars, no. 3338/30, 2e Afdeeling door den Heer District Commissaris van Doetinchem en Borculo mede gedeeld op den 20 volgende no. 114/1/, en deeze brief het antwoord bevat, op de aanschrijving van den Burgemeester d.d. 11 dezer no. 16, houdende kennisgeving aan den Schoolonderwijzer dat in den loop dezer maand deze zaak zijn beslag moet hebben, ten einde daarvan aan den Heer Staatsraad en Gouverneur berigt kan worden gegeven.
    En hierop gedelibereerd en in aanmerking genomen zijnde dat den Schoolonderwijzer alhier, al sedert de Maand Oktober des voorigen Jaars zoo men aanmeent dat hij niet reeds vroeger zijn verpligting daartoe heeft gekend, kennis gedragen heeft dat hij tot het houden van een gequalificeerd ondermeester verpligt is.
    Dat hij sedert die tijd overvloedig in de gelegenheid is geweest is om daarvoor een bekwaam sujet te vinden, dat overzulks  de Gemeenteraad  zich niet kan inlaten met de middelen door hem in het werk gesteld om daartoe te geraken en nog weiniger met de uitkomsten die dezelve hebben gehad als geheel afhangende van omstandigheden die buiten de gemeenteraad zijn, alzoo de gemeenteraad niet meer in het belang van het onderwijs verlangt of kan verlangen als dat den onderwijzer zich een gequalificeerd  persoon voor ondermeester aanschaft.
    Is goed gevonden de onderwijzer alhier te kennen te geven, dat de Gemeenteraad verpligt zijnde, om van den Staat de zulken aan den Heer Gouverneur kennis te geven, daarmede niet langer durft te wagten.
    Dat overzulks den onderwijzer wel zal doen om het aanzien van het aannemen van eenen ondermeester meer zekere maat regelen te nemen, zoo’t hij aan geen weigering bloot gesteld wordt, welke toch nimmer zullen dienstbaar kunnen zijn, om in de eens genomen maatregel eenige verandering teweeg te brengen, alzoo de gemeenteraad moet blijven persisteren dat aan derzelver billijk verlangen, en dat van de ingezetenen door hem onderwijzer voldaan wordt, waartoe zij hem geen langer uitstel kunnen verlenen, omdat den Heer Staatsraad en Gouverneur voornoemd daarop zoo stellig heeft aangedrongen en de gemeenteraad zelfs gemagtigd om het ontslag van den onderwijzer te promoveren zoo hieraan niet wordt voldaan.

    En heeft de Gemeenteraad verder goed gevonden hem onderwijzer te kennen te geven, dat de raad zich verpligt rekend om alle pogingen tot bevordering van het onderwijs te moeten aanwenden, dat de raad ook daartoe rekend te behoren een billijke bezoldiging en belooning van den onderwijzer die zijne pogingen ten beste van het onderwijs met een goed gevolg aanwend, derhalven de Raad niet in gebreken zal blijven, zoodra den Staat van het onderwijs alhier op die hoogte is, waarvoor het zelve vatbaar is, zoodane voorstellen aan Hun Ed. Groot Achtbare de Heeren Gedeputeerde Staten dezer Provincie te doen als daartoe kunnen strekken, doch dat zij voor het tegenwoordige nog niet meer dan de som van Honderd guldens F100, - jaars, daarvoor aan hem onderwijzer kunnen toezeggen.

    Lesomgeving en benodigdheden.

    143 de schoolmeesterDe schoolmeester in de klas.

    137 ganzeveer en pennemesjeEen meestersstoel in een oud klaslokaal. 

    137 ganzeveer en pennemesje
    Strafwerktuigen zoals zij destijds gebruikt werden. 
    137 ganzeveer en pennemesje
    Het Hanenboek.

    100 advertentie onderwijzer
    Een advertentie voor een onderwijzer. 

    137 ganzeveer en pennemesje
    Het Aap Noot Mies bord om te leren schrijven.


    137 ganzeveer en pennemesje
    De ongeluksvogel. Altijd goed voor een vrije worp.
    137 ganzeveer en pennemesje
    Ganzeveer en pennemesje. 

    139 rekenboek voor meisjes
    Het rekenboek voor meisjes. 

     

Pagina 1 van 2