Bron: Div. boeken en Bert Schieven
Artikel door: Bert Schieven
Tijdens de Duitse inval in mei 1940 werd Zelhem min of meer zijdelings gepasseerd en de enige materiële schade betrof het bruggetje in de Kruisbergseweg die door terugtrekkende Nederlandse troepen werd opgeblazen.
Het opgeblazen bruggetje in de Kruisbergseweg.
Ook het huis van de familie Kappert (Zelhemmerend) liep hierbij aanzienlijke schade op. Twee inwoners van Zelhem, Eduard Peppelman (24 jaar) en Derk Jan Heinen (19 jaar), sneuvelden tijdens de gevechten op de Grebbeberg. De soldaat J.W. Heezen is gesneuveld in Overschie, hij kwam van geboorte uit de Heurne bij Dinxperlo maar stond ingschreven te Zelhem. Nog twee geboren Zelhemmers sneuvelden tijdens de Meidagen in 1940, te weten. Johan Hengeveld geboren te Halle, hij sneuvelde op 29 jarige leeftijd, ten tijde van zijn overlijden woonde hij in Wisch (Heelweg). En Gerhard Aalbers geboren in Zelhem (de Heidenhoek), hij sneuvelde op 28 jarige leeftijd, ook hij woonde ten tijde van zijn overlijden in Wisch (Heelweg).
E. Peppelman | D.J Heinen | J.W Heezen | G. Aalbers | J.Hengeveld |
Nederland kende van 1909 tot aan 1940 de Amsterdamse tijd, die 20 minuten voorliep op de Europese tijd. Op 16 mei 1940 werd de midden Europese tijd ingevoerd, wat inhield dat alle klokken 1 uur en 40 minuten vooruit werden gezet. Tevens werden de zomer en wintertijd ingevoerd. Dit alles was bedoeld om zoveel mogelijk van het daglicht te profiteren. En werd er dan toch gebruik gemaakt van kunstlicht dan moesten de huizen optimaal verduisterd worden.
Vanaf Juli 1940 tot aan het einde van de oorlog waren er Duitse troepen, in de vorm van luchtdoelartillerie (Flak), in de gemeente Zelhem gelegerd. Zij maakten deel uit van de grote Duitse luchtafweerlinie (de Kammhuberlinie). In het begin bediende men zich van het systeem de Helle nachtjagd, de verlichte nachtjacht. Dit was een systeem dat gebruikt maakte van zoeklichten. Met het vorderen van de oorlog stapten de Duitsers over op het systeem van de Dunkle nachtjagd, de donkere nachtjacht. Dit was een systeem dat meer en meer gebruikt maakte van de Radar. Door deze wisselingen verschilde het aantal troepen te Zelhem nog wel eens, ook de locatie van de stellingen werd diverse malen verwisseld.
Twee Flaksoldaten die in de gemeente Zelhem gelegerd waren.
Het eerste slachtoffer van deze Duitse luchtafweer linie dat in de gemeente Zelhem neerstortte was een Engelse bommenwerper van het type Wellington, het behoorde tot 214 Sqn Raf en voerde de rompcode T2559. Deze bommenwerper stortte neer in de nacht van 30 op 31 augustus 1940 bij de boerderij “De Kappe” in Halle. Volgens ooggetuigen werd het vliegtuig gevangen door zoeklichten Het vliegtuig stortte brandend neer, de volgende ochtend vond men de verkoolde lichamen van de bemanning.
Zes geallieerde vliegers kwamen hierbij om het leven en vonden op de begraafplaats van Halle hun laatste rustplaats. Meer informatie over dit vliegtuig bij het hoofdstuk 'Verhalen': Het verhaal achter de Britse oorlogsgraven in Halle, en onder de rubriek luchtoorlog.
De Graafschapbode drukte op 2 september 1940 foto's af van het neergestorte vliegtuig aan de Aaltenseweg in Halle, zonder bijschrift.
Het oude herdenkingskruis op het kerkhof van Halle,
gemaakt door aannemer A. Middeldorp uit Zelhem.
Foto van fam. H.W. Wesselink
Enkele verordeningen die bijna dagelijks in de krant verschenen.
Op 6 oktober 1940 werd de Zelhemse afdeling van de Nederlandse Unie opgericht, bedoeld als tegenhanger van de NSB. Hun kantoor werd ingericht in het huis van Herman Diersen aan de Stationstraat waar elke vrijdagavond een spreekuur gehouden werd, waar men met allerlei vragen terecht kon. De Nederlandse Unie had enorm veel succes, en werd daarom eind 1941, door de Duitse bezetter weer verboden.
Links de bekendmaking van de oprichting afdeling Zelhem in de Graafschapbode. Rechts het allereerste aanplakbiljet van de Nederlandse Unie.
In oktober 1940, om 7.00 's morgens, werd burgemeester Rijpstra opgepakt en naar Arnhem gebracht. Daarna werd hij doorgevoerd naar de strafgevangenis in Scheveningen. Naar de reden hiervoor kan men alleen maar gissen. Gelukkig kwam hij na enkele dagen terug.
De winter van 1940 was zeer streng, er waren 92 vorstdagen en de laagste temperatuur was -16.7°.