(Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd in het ADW Contactorgaan nr. 148, april 2015, van de Oudheidkundige Werkgemeenschap Aalten, Dinxperlo en Wisch. En in de Kronyck nr. 154, maart 2015, het tijdschrift van de Oudheidkundige verenigingen Deutekom, Gander en Salehem.)

  

Ormel en Te Rietstap, slachtoffers van het Rademakersbroekdrama.

Een maand voor de bevrijding werden tussen Aalten en Varsseveld door de Duitsers 46 mannen doodgeschoten als wraak voor een onzorgvuldige verzetsactie waarbij vier Duitse militairen omkwamen. Het is nauwelijks bekend dat twee slachtoffers oud-Achterhoekers waren.

Door Bennie Eenink.

De Bievink
Als u bij Varsseveld de autoweg A18 oprijdt komt u al na enkele honderden meters onder het eerste viaduct door. Boven de middenpijler kunt u de naam van dit viaduct zien, de Bievink. Dit viaduct is genoemd naar de boerderij die tot omstreeks 1975 hier stond en toen moest wijken voor de aanleg van de autoweg. In het voorjaar van 1945 was mijn moeder, Bertha Eenink-Vreman, op deze boerderij werkzaam als dienstmeisje. Vrijdag 2 maart 1945 was een koude, winderige ochtend.Het was amper licht toen mijn moeder op de boerderij bezig was om de vensters open te doen. De wind die het voor het gevoel nog kouder maakte blies vanaf de kant van het Westendorp en bracht het geluid mee van een vrachtauto of iets dergelijks. Moeder keek nieuwsgierig die kant op, het kon bijna niets anders zijn dan Duitsers. Even later zag ze uit de bossen van het landgoed Tandem inderdaad een paar Duitse vrachtauto’s te voorschijn komen. Gauw ging ze verder met het openen van de vensters en daarna schoot ze naar binnen. Zo min mogelijk opvallen als er Duitsers in de buurt waren, dat had ze in de afgelopen vijf jaar wel geleerd. Vanuit de woonkamer keek ze tussen de bloemen op de vensterbank door naar buiten en zag even later de vrachtauto’s en nog wat andere voertuigen voorbij rijden richting Varsseveld. Opgelucht haalde ze adem, je wist maar nooit met die Duitsers. Het voorval zou ze al snel weer vergeten zijn als niet rond het middaguur een buurman de boerderij was binnen gekomen met verschrikkelijk nieuws. Tussen Varsseveld en Aalten, in het Rademakersbroek waren die ochtend 46 gijzelaars uit de gevangenis de Kruisberg in Doetinchem door de Duitsers doodgeschoten. Toen wist mijn moeder wat ze die ochtend had gezien, 46 mannen op weg naar hun dood!

De Bark
Veel lezers zullen het verhaal wel kennen. Maar volledigheidshalve vertel ik het hier toch nog in het kort. Bij toeval kwamen op 27 februari 1945 drie Duitse militairen terecht bij de vervallen boerderij "De Bark" tussen Dinxperlo en Aalten. De oprukkende geallieerden kwamen steeds dichterbij en daarom warende Duitsers bezig zich voor te bereiden op de verdediging. De ogenschijnlijk leegstaande boerderij leek hen uitstekend geschikt als opslagplaats, terwijl in het omliggende gebied geschutsstellingen konden worden geplaatst. De militairen gingen de boerderij binnen en zagen dingen die zouden kunnen leiden tot de ontdekking van de dertig verzetsstrijders die daar woonden maar zich op dat moment schuil hielden. De drie militairen en hun chauffeur, die wat verderop in hun auto zat te wachten werden daarom door de verzetsstrijders gevangen genomen.

De verzetsstrijders probeerden de vier Duitsers over te halen om te deserteren, omdat de oorlog toch niet meer zo lang zou kunnen duren. De Duitsers weigerden dat. Daarop besloot de leiding van de verzetsgroep de vier Duitsers op te hangen. Om een wraakactie te voorkomen, besloot men een auto-ongeluk in scene te zetten. De auto met de vier Duitsers werdnabij het Rademakersbroek in Varsseveld van de weg gereden. In de auto waren springladingen aangebracht, om de auto te laten ontploffen. Helaas mislukte deze actie,een deel van de springladingen ontplofte niet. Een Duitse patrouille ontdekte later de auto. Het was de Duitsers al snel duidelijk dat dit geen ongeluk was, maar dat de vier door ophanging om het leven waren gebracht.

De woedende bezetters eisten wraak. Het lukte de Duitsers niet om de daders te vinden en daarom wilde men vijftig willekeurige inwoners van Varsseveld doden. In de dagen daarna werd dat plan gewijzigd en besloot men te kiezen voor het executerenvan “Todeskandidaten”. Om het groeiende verzet tegen te gaan had Hitler in de zomer van 1944 bepaald dat verzetsacties zo hard mogelijk de kop ingedrukt moesten worden. Een hulpmiddel daarbij werden de zogenaamde “Todeskandidaten”. Zonder een proces konden gearresteerde verzetsmensen als represaille wegens een bepaalde verzetsdaad werden gefusilleerd. Soms ging het om mensen die gevangen waren gezet voor relatief kleine vergrijpen, of soms slechts voor het vermoeden daarvan. Als door het verzet er een aanslag was gepleegd en de Duitsers konden de daders niet te pakken krijgen, werden uit wraak een aantal Todeskandidaten doodgeschoten. Meestal werd dit gedaan op de plek van de aanslag. En zo kon het gebeuren dat op vrijdagochtend 2 maart 1945, 46 politieke gevangenen uit de Doetinchemse gevangenis De Kruisberg met vrachtauto's naar de plaats werden gebracht waar de auto met de militairen werd gevonden.Op een korenveld achter de boerderij van de familie Kraaijenbrink werden ze door de executiemilitairen doodgeschoten. De lichamen moesten door boeren uit de omgeving met paard en wagen naar de begraafplaats in Varsseveld worden gebracht. Hier werden ze door gemeentearbeiders begraven in een massagraf. Later werden de lichamen herbegraven in hun woonplaatsen.

Het monument in het Rademakersbroek
13 10 2014 194756

Vier jaar na de bevrijding, op 4 mei 1949 werden in Varsseveld twee monumenten onthuld.Het algemene oorlogs- en verzetsmonument aan de Prinses Irenestraat en het monument aan de Rademakersbroek ter herinnering aan de 46 gefusilleerde verzetsstrijders Het monument aan de Rademakersbroek bestaat uit een gemetselde muur met daarin plaquettes met tekst en namen.Heel bijzonder is in het midden van het monument een glazen stolp met graankorrels. Boer Kraaijenbrink had in de zomer van 1945 gezien dat het graan op de plek van de massamoord hoger en weliger groeide dan op de rest van de akker. Bij de oogst hield hij de halmen apart en bewaarde het graan van de met bloed bemesteaarde. De graankorrels werden later in een glazen stolp gedaan en vormen tot op heden het hart van het monument. De stolp is gevuld met deze korrels als een wel zeer bijzondere herinnering aan de doden. Bovendien verwijzen deze korrels naar de Bijbelse metafoor van een graankorrel in de grond die sterft om een rijke oogst voort te brengen. De tekst van het gedicht op het monument duidt hierop en vormt daarmee met de originele graankorrels een indrukwekkende eenheid.


Warm bloed doordrenkt onze velden
En rijper rijpte hier het graan
O, mocht uit het offer dier helden
Zulk een oogst van vrijheid ontstaan


Ene bi’j ons uut Halle
Ik was nog maar klein maar ik kan me nog goed herinneren dat we een keer naar het monument zijn geweest. Op onze hurken zaten mijn vader en ik voor de glazen stolp die heel veel indruk op mij maakte. Achter ons zat mijn moeder op één van de bankjes op de zijflanken van het monument. Mijn vader liet zijn vinger over één van de marmeren platen met de namen glijden. “Kiek,” zei hij, “ ene bi’j ons uut Halle.” Zijn vinger wees naar “Te Rietstap, D.J. 7.4.13”. Achter die naam stonden komma’s. Ik kon destijds nog niet zo heel goed lezen maar ik wist wel dat daar geen Halle stond. Die komma’s betekenden dat je naar boven moest kijken en daar stond inderdaad achter de naam van iemand anders “Hardenberg”. Dat klopte volgens mijn vader, Te Rietstap woonde destijds al in Hardenberg maar hij was geboren bij ons in Halle aan de Landstraat. De omgeving van Hardenberg was destijds een ontginningsgebied waar wel meer Achterhoekers naar toe waren getrokken om daar een boerderij op te bouwen. Derk Jan te Rietstap was ook al jong die kant op gegaan en omdat hij vier jaar ouder was dan mijn vader en moeder hadden ze hem nooit echt goed gekend, ook al woonde hij destijds in Halle niet ver van hen vandaan.



namen op monument 1 DSC02519  De namen G.J. Ormel en D.J. te Rietstap op het monument.

Over dit drama is al heel veel gepubliceerd. Opmerkelijk daarbij is dat het vrijwel uitsluitend gaat over hoe dit zo vreselijk mis kon gaan. Waarom werden de Duitse soldaten door het verzet gedood? Was dit wel nodig? En waarom mislukte het in scène gezette auto-ongeluk? En wat deed dit met de leden van de verantwoordelijke verzetsgroep? Over de 46 slachtoffers is nauwelijks informatie te vinden.In 1995 publiceerde Bill Bilderbeek een boek over dit drama met als titel: De Bark, bolwerk van een Achterhoekse verzetsgroep. Een zeer gedegen studie naar wat zich daar heeft afgespeeld maar ook in dat boek weinig informatie over de slachtoffers. Dat er zo weinig bekend is over deze mannen komt volgens Bilderbeek waarschijnlijk omdat er niemand uit de Achterhoek kwam.Volgens Bilderbeek was: …slechts één van hen, de 34-jarige Gerrit Ormel,een Achterhoeker van geboorte…

Bilderbeek wist blijkbaar niet dat nog een slachtoffer in de Achterhoek was geboren. Omgekeerd was voor mij nieuw dat er naast Te Rietstap nog een tweede oud-Achterhoeker was gedood. Eigenlijk is toen al het plan voor dit artikel ontstaan. Het is er nooit van gekomen. Nu het dit jaar 70 jaar geleden is, is dat een extra reden om die oud-Achterhoekse verzetshelden alsnog in de herinnering te roepen.

Van neven tot zwagers
In 1908 trouwden in Dinxperlo,Wessel Ormelen Berendina te Rietstap. Uit dat huwelijk werd op 13 november 1910 een zoontje geboren dat Gerrit Jan werd genoemd, met als roepnaam Gerrit.

Een broer van Berendina, genaamd Gerrit Jan te Rietstap woonde drie jaar later in Halle. Daar wordt uit zijn huwelijk met Bertha Colenbrander op 7 april 1913 een zoontje geboren dat de naam Derk Jan kreeg, met als roepnaam Derk. De toen nog kleine Gerrit Ormel in Dinxperlo kreeg dus een neefje, Derk te Rietstap in Halle.

Twintig jaar later, omstreeks 1930 zijn de beide neven, Gerrit Ormel en Derk te Rietstap niet meer woonachtig in Dinxperlo en Halle maar komen we ze tegen in Overijsel, dicht tegen de Drentse- en Duitse grens. Om te begrijpen hoe ze daar terecht kwamen moeten we eerst kijken naar de toenmalige situatie in de Achterhoek. In die tijd werd de ruimte voor startende boeren in de Achterhoek al wat schaarser en ging de prijzen van boerderijen en landerijen omhoog. Voor sommige Achterhoekers was dat aanleiding hun geluk elders te zoeken. In het Contactorgaan van de oudheidkundige vereniging ADW (Aalten, Dinxperlo, Wisch) schreef K.J. Joldersma in 1997:

…Verschillende keren is in het Contactorgaan iets verteld over mensen die vanuit onze streek gingen emigreren naar de Verenigde Staten of naar Canada. Maar in het eerste kwart van deze eeuw vertrokken er ook nogal wat gezinnen naar de gemeenten Gramsbergen en Hardenberg. Daar in Noordoost-Overijssel ontstonden toen enkele veenkolonies. Zo kwamen de Colenbranders van de Keurhorst onder Varsseveld en Ormel uit Dinxperlo als grotere boeren zich vestigen in De Krim.

De meeste Geldersen vestigden zich op Schuinesloot onder de rook van Slagharen. Nu zijn daar allemaal verharde wegen. Dat was toen wel anders: modderwegen met veel wijken, sloten en vonders. Het was een kaal en eenzaam oord waar mensen kwamen te wonen als: Luijmes (uit De Heurne), Te Rietstap (uit Sinderen), De Box (uit Dinxperlo), Lammers, Somsen, Hyink (uit Meddo), Sloëtjes, Huinink, Brus, Kemink (uit Voorst-Gendringen) en Westerveld.

Eerst kwamen de mannen om de schrale dalgrond wat beter' aan te maken', om alvast wat in de grond te zaaien en om te zorgen dat er een boerderij gebouwd werd. Het waren echte pioniers, doorzetters! …

Ook Wessel en Berendina Ormel besloten omstreeks 1920 een nieuwe toekomst op te bouwen in die omgeving. Zij vertrokken met hun zeven kinderen naar De Krim, een klein plaatsje bij Hardenberg.Zo kwam Gerrit daar als jongetje van 10 jaar terecht.

 

Ormel Gerrit JanGerrit Jan Ormel

Bij Derk te Rietstap liep het wat anders. In de omgeving van Hardenberg woonden destijds ook leden van de Te Rietstap familie. Dat waren vooral akkerbouwers. Derk had altijd al meer interesse in akkerbouw dan in veeteelt. En door die familierelatie werd het mogelijk kennis te maken met een akkerbouwbedrijf. Na zijn schooltijd ging hij vervroegd in militaire dienst en vertrok toen uit Halle naar De Krim.

Vader te Rietstap 12 october 1938 trouwdag

Derk te Rietstap op zijn trouwdag, 12 oktober 1938

 


Daar kwamen de neven elkaar weer tegen. Daar bleef het niet bij, de beide neven kwamen in contact met twee zussen. En zo trouwde in maart 1938 Gerrit Ormel met Ankeliena (roepnaam: Liny) van der Vinne. En dat zelfde jaar, in oktober 1938 trouwde Derk te Rietstap met Pietertje van der Vinne.En dus werden twee neven ook twee zwagers. En ook werden ze buren, beide jonge gezinnen bouwden elk een nieuwe boerderij, dicht bij elkaar in Bergentheim, een plaatsje ten zuiden van Hardenberg.


Ormel boerderij ca 1938
De boerderij van de familie Ormel omstreeks 1938.
De boerderij van de familie Te Rietstap was grotendeels identiek.

Het gezin Ormel kreeg drie kinderen, een zoon en twee dochters. De jongste dochter werd geboren zes weken nadat haar vader in Varsseveld was gedood. Ze kreeg de naam Gerda Jantina (roepnaam Gerrie) en werd daarmee vernoemd naar haar vader.

Ormel Vader moeder de 2 kinderen 1944De familie Ormel in gelukkiger tijden, een foto uit 1944 met hun kinderen Werner (1940) en Ali (1941).

Ook in het gezin Te Rietstap werden drie kinderen geboren, twee zoons en een dochter. Ook bij hen werd het jongste kind geboren nadat vader in Varsseveld was gedood. Op 6 juli 1945 werd een jongetje geboren. Derk Jan, met als roepnaam Derk werd zijn naam.

Vader en moeder te Rietstap met Gerrit 1940 en Aly 1943 1944 voor de boerderij

Nog onwetend wat hun te wachten staat, Derk en Pietertje te Rietstap in 1944
voor de boerderij met hun kinderen Gerrit (1940) en Aly (1943).

Onderduikers
Toen de Duitsers op 10 mei 1940 ons land binnenviel braken ook in Bergentheim spannende tijden aan. Derk te Rietstap was al sinds augustus 1939 gemobiliseerd. Hij was ingedeeld bij de geneeskundige troepen en tijdens de meidagen van 1940 gelegerd op de Grebbeberg.Gelukkig doorstond hij die moeilijk tijd ongeschonden. In de jaren die volgden vonden heel wat onderduikers een gastvrij onthaal op de beide boerderijen. “Dat was voor onze ouders vanzelfsprekend,” vertelden hun kinderen later, “ vanuit hun geloof vonden ze dat ze mensen die in moeilijkheden zaten geholpen moesten worden.” Ook Joden waren ondergedoken op de beide boerderijen. En daarvoor kregen de beide echtparen in 1993 de hoogste Israëlische onderscheiding, de ‘Rechtvaardigen onder de volken’.Een onderscheidingdie vooral bekend is als ‘Yad Vashem’. Ook werd het Verzetsherdenkingskruis aan hen toegekend.

Ormel hooien met Wolter Neutel Joop de Levy


Een ogenschijnlijk onschuldig kiekje uit augustus 1944. Op de hooiwagen vermoedelijk een medewerker van Gerrit Ormel. Hij wordt geholpen door Wolter Neutel. Wolter was echter in werkelijkheid de Joodse onderduiker Joop de Levy.

De Trouwgroep van Bergentheim.
De verzetsactiviteiten van de beide families beperkten zich niet tot het huisvesten van onderduikers. Ze waren ook actief betrokken bij het verzet. Zo pleegde Gerrit Ormel met vier anderen op 22 oktober 1944 een overval op het gemeentehuis in Hellendoorn. Met hulp van een betrouwbare ambtenaar verdween onder meer een belangrijke bron van informatie voor de Duitsers, het bevolkingsregister.

Ook waren beiden nauw betrokken bij een verzetsgroep die later aangeduid zou worden als de Trouwgroep van Bergentheim.Trouw was een illegale krant die op initiatief van een groep orthodox-protestantse verzetsmensen werd opgericht. Trouw verscheen voor het eerst op 18 februari 1943. Van de verzetsmensen die het illegale Trouw maakten zijn er in de loop van de oorlog vele honderden opgepakt en gedood. In augustus 1944 werden er 130 in één keer opgepakten in het
SS-concentratiekamp Vught gefusilleerd. De illegale werkers die het blad Trouw drukten en verspreidden werden fel vervolgd door de Duitsers. Toch konden ze niet voorkomen dat Trouw steeds weer met duizenden exemplaren verscheen en overal in het land verspreid werd.De grote interesse in de krant had tot gevolg dat steeds grotere transporten nodig waren. Dit terwijl de Duitsers steeds meer jacht maakten op het blad en de verspreiders er van. Het risico kon deels worden beperkt door de kranten waar mogelijk lokaal te drukken waardoor minder transport nodig was. De Trouwgroep achtte het raadzaam een illegale drukkerij in het stille en moeilijk toegankelijke buitengebied van Bergentheim te vestigen.

Voor de drukkerij in bedrijf was ging het echter mis.Op zekere dag kreeg de hervormde predikant ds. C. Dijkhuis uit Bergentheim een seintje dat men onderweg was om hem te arresteren. Toen de Duitsers bij de pastorie kwamen bleek de dominee verdwenen echter met achterlating van al zijn bezittingen.Twee verzetsmannen besloten ervoor te zorgen dat de pastorie niet leeggeroofd zou worden.Terwijl ze bezig waren allerlei zaken uit de woning in veiligheid te brengen, werd dit opgemerkt door een ongunstig bekendstaande verrader. Deze waarschuwde de commandant van het kamp Erica bij Ommen.Een zeer berucht kamp waar als gevolg van moord, mishandeling, ziekte en ondervoeding tussen 1942 en 1945 zeker 170 gevangenen om het leven kwamen.Vanuit kamp Erica kwammen meteeninactie en men verraste de beide verhuizers, die wegvluchtten.Ze lieten in de haast hun fietsen achter en dat werd ze noodlottig want op beide fietsen was een adresplaatje aangebracht. Beide mannen werden thuis gearresteerd en naarkamp Erica gebracht. Door middel van verschrikkelijke mishandelingen werden zij geprest om namen te noemen van de andere verzetsleden.

Op 12 januari 1945 werden de overige tien verzetsliedengearresteerd waaronder Ormel en Te Rietstap.De illegaliteit van Bergentheim werd een gevoelige slag toegediend.

Na hun arrestatie werden Derk en Gerrit naar kamp Erica gebracht waar ze gemarteld werden om bekentenissen af te dwingen.Destijds woonde ook Jan, een jongere broer van Derk te Rietstap bij hen op de boerderij. Hij vertelde later over de arrestatie: “Ze zijn allemaal naar Ommen gebracht. Mijn broer en Ormel hebben ruim een week in de beruchte bunker gezeten. De voeten van mijn broer waren totaal bevroren, hij is zwaar mishandeld.”

Naar Almelo en Doetinchem
Omstreeks 18 januari 1945 werd de groep gevangenen van Ommen overgebracht naar het Huis van Bewaring in Almelo.Daar zijn ze ruim een maand gebleven. In een brief die gedateerd is op 20 februari 1945 schrijft Gerrit Ormel: “Lief vrouwtje, vandaag heb ik je pas een brief geschreven maar deze er nog maar gauw achteraan. Wij gaan morgen vroeg om zes uur op transport. Waarheen weten wij niet, naar wij vernomen hebben blijven wij in Holland.” Waarom ze weer werden verplaatst is niet met zekerheid te zeggen. Door de opmars van de geallieerden hadden de Duitsers in september 1944 het kamp in Vught moeten ontruimen en waren ook heel wat gevangenen van Vught naar Almelo verplaatst. Mogelijk kampte men daardoor in Almelo met ruimtegebrek. Gerrit zegt er over in zijn brief: … het is hier op ’t ogenblik geweldig vol…Het verblijf in Doetinchem duurde tot die fatale 2 maart 1945.

Monumentale herinneringen

Begraafplaats Bergentheim monument 2014

In Bergentheim herinneren twee monumenten aan het drama in Varsseveld. De eerste bevind zich op de begraafplaats aan de Schapendijk. Op vrijdag op 27 april 1945 werden daar de twaalf verzetsstrijders tijdens een zeer bijzondere plechtigheid herbegraven. Volgens het Salland’s Volksblad van 4 mei 1945: …. onder enorme belangstelling… .

De graven liggen in een halve ovaal, aan de achterzijde begrensd door een gemetselde wand waarop plaquettes zijn aangebracht met de namen. In het midden staat op de muur een afgeknotte klassieke zuil: symbool van standvastigheid, maar ook van een gewelddadig en voortijdig einde.

Het andere monument, voor alle gevallenen in Bergentheim bevindt bij de brug in het centrum van het dorp over het Overijssels Kanaal.

‘Rondom den Herdenbergh’ is het tijdschrift van de Historische Vereniging Hardenberg en Omgeving
In 2004 schreef K. Oosterkamp een uitvoerig artikel in dat blad met als titel: Monumentale herinnering aan de twaalf uit Bergentheim. Een citaat uit dat blad:… De monumenten echter ondersteunen en bevestigen het beeld dat latere generaties zich zouden moeten vormen van deze gevallenen. Nabestaanden, plaatselijke comités en ontwerpers hebben willen uitdrukken in welke geest zij zich hebben ingezet en welk doel hen voor ogen stond...

…Wat ons nu daarbij opvalt, is dat de teksten en de beeldtaal op de monumenten in Bergentheim en op het monument in de buurtschap Rademakersbroek zeer nadrukkelijk getuigen van een inzet vanuit een christelijke geloofsovertuiging. Deze overtuiging motiveerde hen niet alleen om op te komen voor onderduikers en achtervolgden, of om het optreden van de bezetter te hinderen door sabotage en overvallen, maar ook en vooral om zich te weer te stellen tegen een ideologie die zij ervoeren als verwerpelijk en strijdig met alles waarin zij geloofden…


De inzet vanuit een christelijke geloofsovertuiging, zoals Oosterkamp hiervoor omschrijft, kwam op verschillende manier tot uiting. Jan te Rietstap, aanwezig bij de arrestatie van zijn broer: “Op het middaguur kwamen ze de boerderij binnen, terwijl het gezin nog aan het middagmaal zat. Het waren de beruchte kampcommandant Diepgrond en een zekere de Jong, een Duitser, hoewel zijn naam nogal Nederlands klinkt. Twee anderen stonden buiten. We hadden juist gegeten. Mijn broer zei: "Mag ik even danken met mijn gezin?" Dat mocht. Diepgrond reageerde: Ik ben blij, dat ik niet zo'n vroom christen ben als jij."

Gedichten en gedachten
Heel bijzonder zijn de gedichtjes die Derk heeft geschreven toen hij was opgesloten in het Huis van Bewaring in Almelo.Door de bevriezingsverschijnselen, opgelopen in het kamp Ommen en omdat hij ook nog tijdens een verhoor door zijn hand was geschoten kwam Derk in Almelo terecht in de ziekenboeg. Via een arts die aan de goede kant stond, slaagde hij er in brieven en gedichten naar zijn vrouw te smokkelen.Zijn vrouw heeft die gedichtjes later overgeschreven en gepubliceerd.


Gedichten Derk te Rietstap

De omslag van het boekje dat Pietertje te Rietstap liet drukken.

Elf pagina’s telt het boekje, met drie gedichten. Gedichten die u eigenlijk helemaal zou moeten kunnen lezen maar het zal duidelijk dat dit hier niet mogelijk is. Enkele strofen(min of meer op zichzelf staande stukjes) die mijn bijzonder aanspraken in het kader van dit artikel heb ik er uitgelicht.

Het eerste gedicht dat hij schreef op dinsdag 6 februari 1945 heeft als titel: “Gedachtenis aan mijn tijd in het Huis van Bewaring te Almelo”.In dat gedicht zien we Derk ondermeer worstelen met het waarom van de oorlog en vooral de vraag waarom God dit toe laat:


O, Heer, waarom moet de menschheid dit overkomen,
Hadden ze dan geen recht op rust, en vredig wonen?
Had Gij dezen oorlog niet kunnen verhinderen?
En samen doen wonen, als elkaar liefhebbende kinderen?
De mensch, hij wou toch niet den oorlog,
Hij hield hem tegen, met alle macht, maar hij kwam toch,
Waarom! Waarom! Moest dit zo gebeuren
Wat zoveel harten vaneen deed scheuren.

 

Het tweede gedicht is gedateerd op 12 februari 1945 en draagt als titel: “Aan mijn lieve vrouw”.
Het getuigt van zijn grote liefde voor zijn vrouw “Pietie”, zoals hij zijn vrouw Pietertje liefkozend noemde. Het derde gedicht “Eigen levensgeschiedenis” is gedateerd 19 februari 1945, twee dagen voor de overplaatsing naar Doetinchem.

In de gedichten en brieven zijn de beide mannen optimistisch en bezorgd tegelijk.Wat konden de Duitser hen ten laste leggen? Onderduikers waren niet gevonden en ook geen drukkerij of kranten. Dan zou het uiteindelijk toch weer goed moeten komen?

Toch klinkt in de derde gedicht van Derk te Rietstap en dan met name in de laatste strofe zorg door:

Al gaat het ook door een stikdonkere nacht
Gij slaapt niet, maar houdt voor ons de wacht,
Wil dan toch, o Heer, dit alles nog zoo leiden
Dat we eens weer samen, in Uw gunst ons verblijden.
Maar maak ons bovenal toch rustig en stil
Om geheel te volbrengen. Uw Heiligen Wil.
Laten we dan, Pietie, die ik naast mij mocht ontvangen.

Verheffen onze lofgezangen,
Hij is het, die uw voet
Voor wankelen behoedt.

Die wolken, lucht en winden
Wijst spoor, en loop en baan
Zal ook wel wegen vinden
Waarlangs onze voet kan gaan.

Ter gedachtenis. Voor m'n lieve vrouw.
H. v. Bew. Almelo 19-2-'45 van je liefhebbende man. je D.

Dat vooral ook de laatste regels, overgenomen uit eenigeliederen
ons toch allebei, steeds een lamp mogen zijn,
wanneer het soms eens moeilijk of donker mocht zijn.
Zijn trouw is niet bij die van eenig schepsel te vergelijken. D.

Ook de gedachten van Gerrit Ormel zullen heen en weer zijn gegaan tussen hoop en vrees. In de al genoemde brief van 20 februari 1945 schrijft hij:
“Schat, moed houden en het oog op God gericht. Wij hebben vanavond Psalm 123 nog gelezen. Ik hef tot U die in den hemel zit mijn ogen op en bid. En lieveling, als wij dat kunnen en daarop vertrouwen zullen wij alles kunnen dragen wat ons overkomen kan. Wij gaan vol moed en in het geloof dat wij elkander weder zullen zien. Schat pas goed op jezelf en op de kinderen, want jij moet maar zo rekenen dat jij op het ogenblik vader en moeder bent. 
De dag waarop de kleine zal geboren worden weet ik niet precies, wel zowat de tijd maar ik hoop voor die tijd weer thuis te zijn.”

De verwijzing naar Psalm 123 in deze brief was voor de familie Ormel aanleiding later die tekst te gebruiken op de rouwkaart.

2 maart 1945
Die ochtend werden in de Kruisberg bij Doetinchem 46 mannen gewekt en uit hun cellen gehaald. Ze werden geboeid met hun handen op de rug. Waarschijnlijk wisten ze niet wat hun te wachten stond. Ze konden slechts gissen. Misschien weer een overplaatsing? Of toch misschien erger? Toen vertrok de stoet vanuit Doetinchem, door de Slangenburg, door Westendorp, door landgoed Tandem in de richting van Varsseveld. Ze kwamen langs de boerderij waar mijn moeder zich schuil hield achter de bloemen in de vensterbank. Ook in het dorp Varsseveld zal er nieuwsgierig zijn gekeken naar die kleine stoet. Maar niemand zal daar vermoed hebben hoe onbeschrijfelijk waardevol dat transport was voor de Varsseveldse gemeenschap. Niemand in Varsseveld wist toen nog dat 50 mannen en jongens uit het dorp en de buurtschappen die dag gespaard zouden blijven omdat 46 mannen uit die vrachtauto’s zometeen hun leven zouden geven. In het Rademakersbroek werden ze omstreeks half acht in drie groepen voor het vuurpeloton geplaatst en doodgeschoten.


Wat mijn moeder die ochtend bij de Bievink had gezien is haar altijd bijgebleven. Er ging bijna geen jaar voorbij of het kwam ter sprake, op of rond 2 maart. Soms wat uitvoeriger, soms in een paar zinnen. “Ut is now net zo’n weer as toen ze die jongens in ut Rademakersbroek hebt doodeschotten.” Of iets in de trant van:“ toen ik net de vensters los dei mos ik d’r weer an denken, de groezel liep mien oaver de rugge, ik zie ut nog zo weer veur mien…”

Luisterend naar die onuitwisbare herinneringenvan mijn moeder heb ik me vaak afgevraagd wat die gebeurtenissen moeten hebben gedaan met de mensen die dit drama van dichtbij hebben meegemaakt, mensen die de executie hebben gezien, die de lijken moesten wegbrengen naar de begraafplaats en moesten helpen bij de begrafenis. Maar bovenal, wat dit moet hebben betekend voor hun vrouwen, hun gezinnen en verdere familie. 

Tot slot nog één keer weer naar die fatale datum, maar dan in Bergentheim. Daar namen twee jonge, zwangere vrouwen afscheid van elkaar. Liny Ormel bleef thuis, ze was al bijna acht maanden zwanger. Haar zus, Pietertje te Rietstap was ook zwanger, bijna vijf maanden. Zij stapte op haar fiets voor een tocht van ongeveer 85 km naar Doetinchem. Zeker zes uren zou ze moeten fietsen in de koude wind en dan nog weer terug.


Dina Hengeveld-Geurink, destijds wonende in Dinxperlo vertelde later in haar biografie:
"..... Gerrit Ormel en Derk te Rietstap waren beide van mijn leeftijd. Getrouwd en elk een kind verwachtend. Eentje was al zeven maanden onderweg. Dezelfde ochtend was één van de vrouwen op haar fiets op weg gegaan, voor een lange tocht om haar echtgenoot en zijn vriend te zien. Voor beide mannen had ze een voedselpakket meegenomen. Bij de gevangenis aangekomen vertelde men haar dat haar man en vriend die morgen weggehaald waren en gefusilleerd. Verschrikkelijk!!! “




Ormel Moeder met de 3 kinderen 1946
Een foto uit 1946, Liny Ormel met haar kinderen, rechts dochter Gerrie,

geboren 13 april 1945, zes weken nadat haar vader was gefusilleerd.

Moeder te Rietstap met Gerrit Aly en Derk geboren 6 juli 1945 1946
Na de oorlog, in 1946, Pietertje te Rietstap met haar kinderen. Op de voorgrond de kleine Derk,
geboren op 6 juli 1945, drie maanden nadat zijn vader in het Rademakersbroek was gefusilleerd.

Naschrift (2015)
Eigenlijk had dit artikel het verhaal moeten zijn van 46 mannen, van al die slachtoffers. Het zal u duidelijk zijn dat dit ondoenlijk was. En daarom is dit het verhaal geworden van twee van hen. Twee verzetshelden, geboren en gestorven bij ons in de Achterhoek. Ik had het niet kunnen schrijven zonder de inbreng van de kinderen van deze dappere mannen. Ik ben Ali Schippers-Ormel, Aly te Rietstap en Gerrit te Rietstap daarvoor zeer erkentelijk. Zij hebben hun verhalen en gevoelens met mij gedeeld. Hun verhalen hebben ze verteld, met een lach en een traan, veel meer verhalen dan ik hier kwijt kon. En ook hebben ze mij verteld over de gevoelens die blijven. Gerrit te Rietstap: “Voor mij (voor ons) is de oorlog nooit voorbij gegaan. Eerst zie je je moeder er altijd onder lijden, al heeft ze beide taken van moeder en vader geweldig gedaan. Als je zelf kinderen krijgt, mis je de ervaring van hoe hij met ons als kinderen omging. En als je grootvader wordt mis je de ervaring hoe hij als opa met jouw kinderen zou hebben omgegaan.”


Naschrift (2019)

Hiervoor, in het naschrift uit 2015 schreef ik al dat dit eigenlijk het verhaal zou moeten zijn van al die 46 slachtoffers. Voor mij alleen ondoenlijk en ik ben dan ook bijzonder blij dat het Nationaal Onderduikmuseum in Aalten dit heeft opgepakt. Hun project ''Geef de namen een gezicht" wil het persoonlijke verhaal en de achtergrond van de 46 slachtoffers vertellen. Als een gebaar naar de mannen en hun families. Maar ook wil men met deze verhalen jonge mensen laten nadenken over verzet tegen onrecht en de strijd voor vrijheid en vrede. Het project wordt uitgevoerd in samenwerking met de Oorlogsgravenstichting, met subsidie van het Vfonds (Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranenzorg) en met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.