Voormalige Pastorie Richtershuis /Saelstede en schuur.  Stationsstraat 20 , van 1795-1850

Aan dit artikel van de Stichting Oud Zelhem werken mee:
Gerrit Rijsdorp 
12 Eeuwen Lambertikerk 
G.J. Weenk - bevolkingsregister
Sikke Postma- Historicus
Elly en Harry Somsen - kadaster en huisnummers

 

Over de Pastorie:

 
Oudste vermelding:   1795
Oude straatnaam:   Brissenstraat
Opmerking:   Deze kavel heeft honderden jaren bewoning gehad. In 1625 is  dit perceel   naast de kerk met daarop de Duinckhoff in beheer bij de rentmeester   Haeghen van de Geestelijke Goederen in Doetinchem (klooster Sion)
Staat in:   Het Dorp
Eigenaar:   na 1804 Zelhem, hervormde Pastorie (Geestelijk Rentambt)
Woonplaats:   Doetinchem
Kadasternummer(s):   N 1150 moestuin
 N 1151 pastoriehuis met tuin.
 N 523 schuur en erf (van de oude pastorie De Weeme)

 Een goedgekeurde verbouwings tekening voor de pastorie, maar niet duidelijk dat het op deze plaats gestaan heeft of een tekening voor de Wheeme was. welke uiteindelijk niet verbouwd is.

De volgende bron wordt Ds. Derk Hummelinck.

1753- 1795 Gerardus Boelen *1723, gaat met emeritaat 1795 en Ϯ 22-12-1806.

In de kerkelijke gemeente komt na ds. Boelen Derck Hummelinck in beeld. Geboren Groenlo 1758, kleinzoon van wijlen Derk Hummelink, ontvanger verpondingen in Zelhem, bij wie Derck als kind deels werd opgevoed. (bron L) Hij is predikant in Oostgrafdijk. Als oud-inwoner preekt hij nog wel eens in Zelhem en heeft bij de Zelhemmers een goede reputatie. Hij wordt beroepen en komt in 1796 naar Zelhem.

Waar hij gaat wonen wordt nergens aangegeven, maar niet in de pastorie, waarin dan nog ds. Boelen woont, zoals de verkoopbrief van 1804 aangeeft. Het gezin van ds. Hummelinck telt in 1801 negen kinderen en dat vraagt ruimte. Hij zal de oude Wheeme zeer goed kennen en volkomen ongeschikt vinden. Voor hem reden naar iets anders uit te zien.

 

Er zijn vier bronnen die enig licht werpen op de situatie.

In het Oud Rechterlijk Archief van het Drostambt Zutphen zijn gegevens te vinden:

 1721 (bron F)

Verwins brief van RigterCrabbenborghuijs en hoff, uytgeveerdigt voor Derk Hummelink, op den 27 Dec[em]b[e]r 1721

1799 (bron F)

Opdragt van een huijs, weere en hoff met de eenezeyde naast het huijs van Wessel Grutterink en met de andere zeyde met den hoff, naast het huijs van Hendr. Beussinkx, door Johan Arnold Hummelinck en dessen vrouw Sara van der Trans, aan D. Hummelinck praedicant te Zelhem en A.J.T.G. Nes, ehell. op      Eodem (is den 19 maart 1799)

1804 (bron F)

Opdragt van een huis en hove zullende dienen tot een wooning voor den tijdlijken praedicant door ds. D. Hummelink en A.J.T.G. Nies, ehel. aan het Doetinchemsche Geestelijke Rentambt dezes Kwartiers, op  den 27 october. 1804

De verwinsbrief van 1721

Derck Hummelink (bron J) trouwt 26-09-1717 met Anna Hendrika Crabbenborg, dochter van de Zelhemse richter Engelbert Crabbenborg. Rond 1720 heeft de richter Crabbenborg financiële problemen, waardoor beslag wordt gelegd op zijn eigendommen om die eventueel te kunnen verkopen. Het huis waarin de rigter woont wordt in 1721 gekocht door zijn hierboven vermelde schoonzoon, de ontvanger Derck Hummelink voor 1620 gulden.

Diens zoon Diderick Hummelink trouwt 1757 met Anna Elisabeth Bom en hun eerste kind is Derck Hummelink, de latere predikant van Zelhem. Mogelijk heeft Derck samen met z’n broers, na het overlijden van hun tante Berendina Albertina Hummelink rond 1797, het huis van hun grootvader geërfd. Zijn broer Johan Arnold Hummelink, die in Groenlo woont, regelt de verkoop en registratie daarvan, wat blijkt uit de ‘opdracht’ van 1799.

Volgens die koopbrief  d.d. 16-04-1798 c.q. opdracht van 19-03-1799 in het ORA verkopen Johan Arnold Hummelinck en zijn vrouw Sara van der Trans het, door comparanten en eijgenaeren bezeten, in relatio met meerderen, huijs, weere en hoff aan hun broer Derck Hummelinck, de predikant en zijn vrouw A.J.T.G. Nies.

Derck Hummelinck, predikant, die in dat huis woont, verkoopt het volgens de verkoopbriefvan 1804 aan het Doetinchemsche Geestelijke Rentambt met een bijzondere bepaling die luidt:

 

(…..) en zal strekken tot een pastorie huijs voor den predicant van Zelhem, der verkooperen eigendommelijke huis en hof kennelijk staande en gelegen in het  Dorp  Zelhem, tans door verkooperenselve bewoond en gebruikt en zulks op Conditien als volgt.

 

-Ds. Boelen moet voortaan de huur van 50 gulden, eerder betaald aan ds. Hummelink, direct aan het   Rentambt betalen.

 

-Na het overlijden van ds. Boelen, of bij eerder vertrek uit de oude Wheem, zal de pastorie door het   Geestelijk Rentambt worden afgebroken en zullen de oude huisplaats, hof en weide bij elkaar gevoegd   worden.

  -Op de Wheem zal op kosten van het Geestelijk Rentambt een schuur van drie gebinten voor   brandhout en koren voor den tijdelijke predikant worden gebouwd .


MIN05180N01, 03-10-2002, 16:16,  8C, 8876x12118 (988+195), 125%, Minuutplan_Div,  1/80 s, R62.1, G33.8, B33.3Kadasterkaart uitsnede 1822 met de Wheemgronden. Hierop staat de pastorie de Wheeme niet meer aangegeven na de sloop, na 1806 maar wel de nieuw gebouwde schuur van drie gebinten voor brandhout en koren die voor de tijdelijke predikant Derk Hummelinck is gebouwd aan de Brissenstraat, ( Stationsstraat.) De op deze kaart staande schuur is ca. 1911 afgebroken voor de bouw van een woonhuis met smederij door J.W. Bosman. ( heden Fietshuis Jansen Stationsstraat 22)

Waar staat het huis dat in het vervolg pastorie voor de predikanten zal zijn?

De kadastrale kaart van 1822 geeft aan dat het op de hoek van de Doetinchemseweg en de Stationsstraat staat.(N1150+N1151)

Kadasterkart image005

zwarte letters:

A = Doetinchemseweg

B= naar links Smidsstraat; naar boven de Markt

C = Stationsstraat; eerder Brissenstraat

D = Oranje Nassaustraat

E = Barinkweg

N1150 = moestuin 2080 m2

N1151 = pastoriehuis met tuin 390 m2

rode letters:

S-8 = Saelstede 8 (globale duiding)

S-9 = Saelstede 9 (globale duiding)

B = Brissenhof (mogelijke plaats)

D = Diaconiegrond (vroeger armengaerden?)

RH = Rigtershofken (mogelijk plaats)
   

In 1625 lagen in dit gebied ondermeerde armengaarden en de saelsteeden.

De oude armengaerden kunnen in wezen altijd al eigendom van de diaconie zijn geweest, maar zijn in het armenrekenboek van 1645 niet als zodanig terug te vinden.

De twee saelsteden vallen onder Onser Lieven Vrouwen Vicarie Collator en worden in 1625 genoemd in het Register dat door de Rentmeester Geestelijke Goederen Doetinchem is samengesteld. De grootte van de percelen staat erbij in spint of schepels.

Uit de in 1625 vermelde gegevens is getracht ongeveer de plaats te bepalen, zoals dat gedaan is op de tekening.

Kleine ster            = mogelijke plaats van Saelstede 8 (1½ spint)

Grote ster             = mogelijke plaats van Saelstede 9 (1½ schepel)

Rode D                 = diaconiegrond, mogelijk eerder armengaerde

Rode B                 = mogelijk lag hier de Brissenhof.

De ene Saelstede is verpacht aan Henric Britz (naamgever Brissenstraat?), In 1662 wordt het perceel binnen Zutphen verkocht. (koper onbekend).(bron B)

De andere Saelstede is verpacht aan Jan Wilbrinck en in 1662 wordt ook dit perceel binnen Zutphen verkocht. (koper eveneens onbekend)(bron B)

Door het ontbreken van verkoopbrieven is niet na te gaan wie welk perceel pachtte.

In 1763 (bron C) laat de Landdrost de onder zijn beheer vallende landerijen in Zelhem controleren en dan worden de twee Saelsteden niet meer genoemd.

Richtershuis-Saelstede.
Het statige huis domineerde het dorpsbeeld van Zelhem. Het eerbiedwaardige is ooit gebouwd op een middeleeuwse kelder van circa 8 X 10 mtr. Die kelder is voorzien geweest van grote tonggewelven en twee enorme vierkante pilaren die de ruimte in zes vakken verdeelde. Drs K.J. Steenhouwer is van mening dat kelders van deze grootte na 1650 niet meer zijn gebouwd. Het perceel waarop de pastorie stond wordt in in 1625 Saelstede genoemd.

Wanneer ds. Hummelinck in 1797 predikant in Zelhem wordt, gaat hij in de boerderijwoning wonen, hoek Stationsstraat - Doetinchemseweg, die hij in familiebezit heeft. Blijkbaar heeft geslacht Hummelinck geldgebrek en willen in 1804 het huis met bijbehorende grond verkopen aan het Geestelijk Rentambt Doetinchem. Het gaat om de Saelstede waar het huis op staat. In diezelfde akte wordt vastgelegd, dat het huis waarin hij woont voor altijd bestemd moet worden en blijven als woning voor een Zelhemse predikant. Daarmee wordt zijn woning verheven tot pastorie voor Zelhem. De familie Hummelinck ontvangt hiervoor 4.200 gulden.

Kort na de verkoop klaagt ds. Hummelinck dat de pastorie erg slecht was en erg klein is om te bewonen met zijn 9 kinderen. De rapporteur stelt een verbouwing voor, aangepast naar de wensen van de predikant. In 1805 wordt het pand grondig verbouw.


Bouwtekening2 voor het te verbouwen pand ?

Bouwtekening 3, met de uiteindelijke voorgevel van de verbouwde Pastorie ? of is de schuur uiteindelijk naar voren gehaald zoals te zien is op de kadaster tekening van 1822. Dan zijn deze tekeningen dus niet juist.

Het perceel waarop de pastorie in 1822 staat is 390 m2groot. Uitgaande van die belijning is de grootte van het perceel circa 15 x 26 meter en de breedte van het huis zal circa 13 meter zijn geweest.

Onder dit huis was wel een grote gewelvenkelder van ca.8 x 10 m met twee middenkolommen, die na de afbraak in 1858 is gebleven als deelfundament voor de nieuwe pastorie. Het betekent zonder meer dat het een belangrijk huis is geweest en een bepaalde functie kan hebben gehad.



17 Kelder Pastorie Tekening van H.M. Somsen van de kelder onder de pastorie. 

In 1763 (bron C) laat de Landdrost de onder zijn beheer vallende landerijen in Zelhem controleren en dan worden de twee Saelsteden niet meer genoemd. Het perceel waarop de pastorie in 1822 staat is 390 m2groot. Uitgaande van die belijning is de grootte van het perceel circa 15 x 26 meter en de breedte van het huis zal circa 13 meter zijn geweest. Van dit huis zijn geen tekeningen of nadere gegevens bekend. Onder dit huis was wel een grote gewelvenkelder van ca.8 x 10 m met twee middenkolommen, die na de afbraak in 1858 is gebleven als deelfundament voor de nieuwe pastorie. Het betekent zonder meer dat het een belangrijk huis is geweest en een bepaalde functie kan hebben gehad.

Het onderhoud van de pastorie
Op 22 april 1823 wordt met de beheerder van de pastorie, ‘Domeinen’ geheten, een overeenkomst afgesloten. Deze overeenkomst houdt in dat Domeinen het onderhoud afkoopt voor ƒ. 2000,- en op het Grootboek Nationale Schuld (GNS) ƒ. 4000,- bijschrijft tegen 2½ %, zodat jaarlijks een bedrag van ƒ. 98,-kan worden overgeschreven naar de Ned. Herv. Kerk te Zelhem voor het onderhoud. In 1824 blijkt er veel onderhoud te zijn. Het bestek vermeld o.a. nieuwe vloeren in de woonkamer, vernieuwen keuken, 12 nieuwe vensters, houten pomp aan de buitenzijde om de kelder leeg te pompen bij wateroverlast en het gehele huis van binnen en buiten schilderen.

Ondanks de verbouwing is de pastorie in 1848 weer dringend aan verbetering toe, maar dat duurt nog 10 jaar. Kerkvoogden maken plannen. Ideeën genoeg. De woning ligt beneden het peil van de straat. Wateroverlast. Een reddeloos gebouw. Regent het, dan moet de dominee de kamer leeghalen waar het lekt, en het water opvangen in tobbes.

kadasterkaart pastorieDeel uit de kadasterkaart met de pastorie gronden. 
N1150 = moestuin 2080 m2 . N1151 = pastoriehuis met tuin 390 m2

Nieuwe pastorie
Het kerkbestuur is de onderhoudsdure pastorie meer dan zat. Een nieuwe pastorie kost ongeveer ƒ. 4000,-. In 1848 gaat er een verzoek naar de Synode voor een subsidie van ƒ. 3000,-.

Drie jaar later, eind 1851 gaat er weer een brief de deur uit. De woning ligt beneden het peil van de straat. Wateroverlast! Herstel kost tenminste ƒ.1500,-. Afbraak en hergebruik van oude materialen is een mogelijkheid en…. de gemeenteleden hebben tweehonderd(!) gulden bijeen gebracht. Uit het z.g. pastoriefonds komt jaarlijks zo’n ƒ. 98,- aan inkomsten.

De lage bijdrage van de gemeenteleden verbaast het Provinciaal College van Toezicht. Men wil wel eens de jaarrekeningen over de laatste tien jaar zien! Ds. Van Sijll die al sinds 1833 predikant in Zelhem is en in de pastorie woont, gaat naar Arnhem om voor zijn pastorie te pleiten. Daar hoort hij dat de kerkvoogden niet op de brief van het Provinciaal College van Toezicht hebben gereageerd. Nu schrijft hij heel boos, een brief aan de kerkvoogden: Een reddeloos gebouw. Regent het ’s nachts, dan moet hij eruit; de kamers waar het lekt leegruimen en het water in tobbes opvangen!!!

Dan, eindelijk, in maart 1853 eist het P.C.v.T. dat binnen acht dagen antwoord komt op hun brieven. De president-kerkvoogd voelt wel nattigheid. Weer gaat men langs de huizen collecteren voor de pastorie. De toegezegde opbrengst wordt nu ƒ.300,-. In maart 1854 grijpt Ds. Van Sijll zijn kans. Er komt visitatie. Hij vraagt de kerkvoogden wat hij moet antwoorden op vragen over de kerkelijke gebouwen. Hij moet eerlijke antwoorden geven, vindt hij. Weer wordt gecollecteerd. Nu wordt de toegezegde opbrengst ƒ 368,35. Dan wordt E.J. van Ebbenhorst Tengbergen benoemd als kerkvoogd. Die wil wel eens weten hoe dat zit met de pastorie. Ook hij krijgt de kous op de kop. De aangevraagde subsidie bij de synode wordt afgewezen. Reden: Kerkvoogden hebben een slecht beleid gevoerd. Men had moeten reserveren voor een nieuwe pastorie.

Uitgeven van aandelen

En weer gaan de kerkvoogden de gemeente door om geld bij elkaar te sprokkelen. En nu wordt de toezegging ƒ 830,-. Ook denken kerkvoogden aan een aandelenlening. Tachtig aandelen van ƒ 50,- is ƒ 4000,-. Wanneer dan de goede materialen van de af te breken pastorie weer gebruikt kunnen worden, dan zou het moeten lukken. Bouwkundige Berkhout van Rijkswaterstaat, de instantie die in die tijd ervaring heeft met de bouw van kerken en pastorieën, maakt een plan. Van de oude pastorie kunnen 68.000 stenen en 6000 dakpannen worden hergebruikt. Ook nog wat deuren en kozijnen. Op 10 juli 1857 vindt de aanbesteding plaats; Arnold Middeldorp wordt de hoofdaannemer en Alof Middeldorp en Gerrit Jan Bel zijn de mede-aannemers. Nu komt de nieuwe pastorie weer op die oude gewelvenkelder te staan. Ds. Van Sijll, de toekomstige bewoner, wil als afsluiting van de tuin aan de wegzijde een voornaam ijzeren hek. Hij heeft dat zelf vóórgefinancierd.

Die aandelenlening is voor elkaar gekomen. Vijftig aandelen, waarvan Ds. Van Sijll er 21 voor zijn rekening heeft genomen. Maar ook problemen. Toezeggingen van financiële bijdragen werden niet gestand gedaan. Men had, zeiden sommigen, willen bijdragen aan het herstellen van de oude pastorie, niet aan het bouwen van een nieuwe…… In de tweede plaats zijn toezeggingen gedaan door Hallenaren die niet zijn nagekomen. Zij zijn in 1858 zelfstandig geworden en hebben hun eigen kerk en pastorie moeten bouwen. Zij die tussen inschrijving en nu minvermogend zijn geworden, worden van de lijst geschrapt. Anderen wil men hun toegezegde bijdragen laten ‘verdienen’ door voor de pastorie werkzaamheden te verrichten.

De volgende Pastorie in 1858 staat op de oude kelder aan de Brissenstraat ( Stationsstraat) hoek Doetinchemseweg.