Over de molen: | ||
Oudste vermelding: | 1646 (Kreynck) | |
Oude straatnaam: | Grooteweg van Doesborgh naar Zelhem Grintweg |
|
Huidige adres: | Hummeloseweg 76 | |
Staat in: | het dorp | |
Verbouwing(en): | 1889-1890: bouw van de beltmolen 1955: restauratie van de kap 1970: restauratie molen |
|
Kadaster 1822: | ||
Eigenaar: | Wolter Coops mede eigenaar in 't gemeen, koopman | |
Woonplaats: | Doetinchem | |
Kadasternummer(s): | N 1047 olyslager erf Op de kadasterkaart van 1820 staat: de Oly Molen ingetekend, in 1829 is het geroyeerd N 1048 windkorenmolen |
Bron:P. van Velde | Artikel door:P. van Velde |
Deze windkorenmolen treffen we al aan op 18 september 1471 als eigendom van Herman van Middachten. De heer van dit kasteel in De Steeg bezat namelijk het windrecht in Zelhem. In deze tijd waren de korenmolens meestal in bezit van adellijke families die er vaak hun bastaardzonen als eigenaar op zetten. Op hun beurt verpachtten zij de molen aan derden als bron van inkomsten. De pachtgelden samen met de heffingen op de wind stonden borg voor een leuke bron van inkomsten. In 1541 krijgt Karel van Gelre er een buitenechtelijk kind bij, die bij de erfdeling van de Middachtengoederen de windmolen in Zelhem toebedeeld kreeg. Hij moet aan zijn twee halfzusters in het klooster te Arnhem jaarlijks 20 mud rogge uit de molen leveren. Dit zal vermoedelijk de pacht zijn van de molen die de pachter jaarlijks betaalde. De standert korenmolen was in 1686 in het bezit van Baron van Weede en Balgoyen en zijn gemalin de Baronesse van Raesvelt. Jantje Dimmendaals was de pachteres, zij was weduwe van Jan Coops in 1689, in 1692 wordt zij ook nog genoemd als pachteres. Door het huwelijk van de dochter van de eigenaar gaat de molen over in Duits adellijk bezit, in 1732 wordt Furstin Sophia Everdina tot Anholt-Berenburg, gemalin van Furst Cristiaan tot Schartzenburg-Sonderhausen, de eigenaresse. Metgen Enserinck, weduwe van Hendrick Coops, was toen pachteres. In 1755 heeft Johannes Jacobus Cremers de molen als onderpand, wegens geleend geld aan de Douariëre tot Schwartsenburg - Sonderhausen. In de zeventiende eeuw sprak men van De Windmolen op de Enck in het archief Aartsbisdom van Utrecht, deel VI, pagina 396. In 1804 verpachtte Hendrick Hesselink deze Zelhemse molen tot 1818 aan Derck Coops. Ze kregen echter onenigheid over de pacht en/of het onderhoud van de molen, waarna Derck Coops zelf een molen laat bouwen aan de Wiekenweg te Zelhem. Dit was de zogenaamde Nieuwe molen van Zelhem. De standertmolen wordt in 1820 verkocht aan Teunis Molenkamp. Tot op dit moment zijn zijn nakomelingen er gevestigd. Op het terrein van deze molen aan de Hummeloseweg is, na een aanvraag van de weduwe Becking op 10 mei 1833, een oliemolen gebouwd op de plek waar nu het dubbele woonhuis staat van de familie Molenkamp. In 1919 wordt de standertmolen afgebroken. Er wordt een moderne maalderij gebouwd die tot 1966 als zodanig in gebruik geweest. De dierenspeciaalzaak van Molenkamp en Te Pas is er nog steeds gevestigd. Op het oude molenerf is een nieuwe woonwijk gebouwd van 18 woningen. Het wijkje wordt Möldershofke genoemd, maar van de oude molen is er niets terug te vinden.
De standert korenmolen was niet bijzonder groot te noemen. Ze had een gemiddelde roedelengte (wieklengte) van 20 á 22 meter en een houten bovenas met ijzeren stroppen er omheen. Daarnaast had ze een houten wiekenkruis en zelfs een dubbele wafel op de binnenroede. Als er niet zoveel wind stond werden er zeilen op de wieken gedaan om het rendement te verbeteren. De voornoemde standertmolen was niet de enige molen van dit type in de omgeving. Op Den Dunsborg aan de Hengeloseweg tussen Zelhem en Hengelo heeft bij het molenaarshuis Muldersfluite de standaardkorenmolen gestaan van de heer van Kervenheim. Deze molen werd De Olde Kaste genoemd en heeft bestaan van 1659 tot 1933. Daarvoor heeft er in de buurt al eerder een molen gestaan. Dat was de Wyntmoelen tot Hengell op den Goy die als leengoed van de heerlijkheid Baer aan de IJssel uitgegeven werd aan Gadert Kockert. Van 1484 tot 1686 was deze molen in eigendom van de familie Van Kervenheim, die ook de landgoederen ‘t Zelle en ‘t Kervel bezat. In de periode tussen 1689 en 1818 is deze molen meermalen in gebruik (pacht) geweest door verschillende Coopsen en/of hun echtgenoten/echtgenotes.
Op 20-4-1897 krijgt Teunis Molenkamp toestemming voor het oprichten van een stoomkorenmolen Dorp A116a, op 21-9-1907 voor het plaatsen van een petroleummotor in stoomkorenmalerij Dorp A110, op 28-4-1916 voor het plaatsen van een zuiggasmotor in korenmalerij Dorp A141. Alle toestemmingen voor het plaatsen waren verleend op kadastraal nummer N2174. |
Verpondingsregister 1646-1650 in 't Rigterambt Zelhem, door Gerhardt Kreijnck: |
400-0 |
Windt ende Rosmeulen, huys ende hof 1 sch. den Heer van Middachten toestendigh Pacht 400-0-0 vrij gelt Den Steenbalcken, Cruijswerck ende reparatie heeft dit jaer gecost - 225 gl. |
Verpondingsregister 1646-1650 in 't Rigterambt Zelhem, door Gerhardt Kreijnck: |
24-0 6-16 |
Mr Henrick Coeps huys bij hem bewoont end hof 2 spint gesaeij, te samen Een stuck uijt den Olden Conninck van 3 sch. gesaeij, komt hem eijgen |
Meer informatie over de fam. Coops: |
Het dorp Sellem getekend op een kaart uit 1577 |
Foto uit collectie Willem Hartemink |
Tekening © door Henk Ooyman |
Foto uit collectie Eef Oosterink |
Foto uit collectie Eef Oosterink |
Lees meer bij Molenkamp Dierenspeciaalzaak en Fa. Molenkamp - te Pas |