Hieronder de beschrijving van de bemanning van de ED 470 in onderstaande volgorde.

T. Brown,  J.J. Condon, D.C. Heather, A.K. Hornibrook, R.S. Meachen,  T. Roberts en  J.G. Miller.



T. Brown

Naam: 

 Thomas Brown

Ouders:  Thomas and T. Brown
Geboortedatum:  1919
Geboorteplaats:  Southport Lancashire Engeland
Servicenummer:  1171420
Rang:  Sergeant
Functie:  Mid-Upper Gunner (rugkoepelschutter)
Service:  Royal Air Force
Overlijdensdatum:  23 september 1944
Plaats van overlijden:  Zelhem
Begraven in:  
Opmerking:  Husband of Hilda Brown, of Southport,
 Lancashire

 

T.BrownThomas Brown.

Vanuit Engeland werd vanuit een forum die onderzoek doet naar Britse vliegtuigcrashes, deze foto opgestuurd met de mededeling dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, de persoon op deze foto Thomas Brown is. Het is mij echter tot op heden nog niet gelukt om familie op te sporen die dit bevestigen kan.

R.A.F. (VR) 1171420 Mid-Upper Gunner (Rugkoepel schutter) sergeant Thomas Brown is overleden op 23 september 1944, oud 25 jaar, verongelukt bij het neerstorten en ontploffen van de Lancaster ED470 aan de Hummeloseweg in Zelhem.
Thomas Brown werd geboren als zoon van Thomas en T. Brown in Southport, Lancashire Engeland. 
Hij heeft een opleiding gehad als rugkoepelschutter om bij Royal Air Force te gaan vliegen.
Hij was de echtgenoot van Hilda Brown uit Southport / Lancashire, Engeland.

Hij steeg op zaterdag 23 september van de basis Skellingthorpe in het oosten van Engeland met nog 135 Lancaster bommenwerpers op om het Dordmund-Ems kanaal bij Gravenhorst te bombarderen. Door teveel tegenstand konden zij de bomlading niet laten vallen en moesten zij aangeschoten weer terug.
Op de terugweg naar Engeland werden ze weer beschoten door een Duitse Juncker 88 nachtjager.
Aanvankelijk dachten ze dat ze de nachtjager van zich af hadden geschud, maar helaas de nachtjager kreeg hun weer in het vizier en begon bij de grens weer opnieuw te schieten, nu met meer resultaat. Het middenstuk van het toestel was geraakt en begon te branden. De staartschutter John Miller, die geen contact meer kreeg met de rest van de bemanning bedacht zich geen moment en sprong boven Eibergen uit het toestel. Hij landde tussen Borculo en Ruurlo en zag het toestel in de verte brandend neerstorten.
Zijn naam als vermist staat op het Runnymede Memorial, Paneel 226


 

J.J. Condon

 Naam:  John James Condon
 Ouders:  John and Mary Condon of Double Bay,
 New South Wales, Australia
 Geboortedatum:  23 april 1920
 Geboorteplaats:  Lismore NSW Australië
 Servicenummer:  412056
 Rang:  Flying Officer
 Functie:  Navigator
 Service:  Royal Australian Air Force
 Overlijdensdatum:  23 september 1944
 Plaats van overlijden:  Zelhem
 Begraven in:  
 Opmerking:  Sergeant (later Flying Officer) (FO)) John James 
 Condon, 61 Squadron RAF of Lismore,
 NSW. A truck driver before enlisting on 21 June
 1941 in Sydney, NSW.
 He undertook pilot training before joining 61 
 Squadron.
 FO Condon was killed on operation flying a   Lancaster LD470 over Germany on
 23 September  1944.
 Source: Australian War Memorial

 

John CondonJohn James Condon.

John James Condon werd op 23 april 1920 in een katholiek gezin geboren. Zijn ouders waren John en Mary Condon en hadden iets buiten Lismore een boerderij met melkvee in het noorden van New South Wales in Australië.
Hoewel zijn voornamen John James waren, was zijn roepnaam Jack. Jack bracht zijn hele jeugd op de boerderij door tussen al de dieren, totdat zijn ouders het boerenleven voor gezien hielden en zo’n 500 Km naar het zuiden verhuisden naar de stad Double Bay een voorstad van Sydney.
In Lismore ging “Jack” naar een katholieke school v.d. Broeders Maristen.
Zijn familie wist nu niet meer niet precies wat zijn beroeps opleiding is geweest, ook niet over zijn motivatie om bij de luchtmacht te gaan. Na zijn schoolopleiding werd hij eerst vrachtwagen chauffeur. Mogelijk heeft hij daarna interesse gekregen, mede door de oorlog om piloot te worden en mee te helpen om deze te beëindigen. Op 21 juni 1941 ging hij op 21 jarige leeftijd in militaire dienst, hij tekende bij de luchtmacht voor de duur van de oorlog plus daarna nog één jaar. Eerst volgde hij zijn opleiding in Australië waar hij ook op 12 januari 1942 al officieel piloot werd en zijn onderscheiding ontving.
Op 15 augustus 1942 vertrok hij naar Engeland voor een voortzetting van zijn opleiding bij de luchtmacht. Aanvankelijk werd hij opgeleid als piloot, later voor navigator, een functie die hij ook uitoefende toen hij deelnam aan missies naar o.a. Duitsland.
Zijn opleiding duurde in totaal bijna drie jaar van 21 juni 1941 tot april 1944. Tussentijds keerde hij nog éénmaal naar Australië terug maar op 16 mei 1944 vertrok hij vanuit Sydney naar Engeland voor actieve dienst of wel om deel te nemen aan de bombardementsvluchten naar o.a. Duitsland.
Op 19 augustus 1944 kwam hij in dienst van het 61 squadron RAAF op de basis Skellingthorpe. Jack zag er goed uit; 1,85 meter lang, woog 75 kilo, had bruin haar en blauwe ogen.
Vanaf die tijd nam hij deel aan vier bombardementsvluchten naar vijandelijk gebied: Kollencourt (Frankrijk), Brest (Frankrijk), Bremerhaven (Duitsland) en Rheydt in Duitsland.
Vijf weken na zijn aantreden op zaterdag 23 september steeg zijn Squadron op van de basis Skellingthorpe in het oosten van Engeland wat zijn laatste vlucht zou worden.

Hun toestel dat naar de Duitse plaats Ladbergen op weg was om het Dortmund-Ems kanaal lek te bombarderen, moest wegens hevige tegenstand terug keren.
Op de terugweg naar Engeland waar ze op die zaterdagavond waren opgestegen vanaf de basis Skellingthorpe samen met 135 andere Lancaster bommenwerpers werden ze weer beschoten door een Duitse Juncker 88 nachtjager.
Aanvankelijk dachten ze dat ze de nachtjager van zich af hadden geschud, maar helaas de nachtjager kreeg hun weer in het vizier en begon bij de grens weer opnieuw te schieten, nu met meer resultaat. Het middenstuk van het toestel was geraak en begon te branden. De staartschutter John Miller, die geen contact meer kreeg met de rest van de bemanning bedacht zich geen moment en sprong boven Eibergen uit het toestel. Hij landde tussen Borculo en Ruurlo en zag het toestel brandend neerstorten.
Jack Condor zat voor in het toestel bij de piloot Keith Hornibrook, met uiterste inspanning vlogen zij verder tot het toestel brandend onderdelen begon te verliezen en neerstortte, vermoedelijk in Zelhem. Daarna kwam de grote klap van de bommen die nog aan boord waren. Een krater met een doorsnede van 20 meter en 5 meter diep was het resultaat. Niemand kwam hier meer levend en heelhuids uit. Bij de ontploffing is minstens één lichaam in delen gescheurd en deels in de omtrek terecht gekomen. Een gevonden stuk is daarvan in Zelhem begraven.
Op deze tocht zijn 14 Lancaster bommenwerpers neergehaald door de nachtjagers, waarvan minsten 5 brandend naar beneden zijn gekomen, waaronder twee toestellen in Zelhem, ook het toestel waar Jack in zat.
Op 8 augustus 1978 werd Jack door het Department of Defence te Canberra Australië officieel dood verklaard.

Zijn naam staat in Engeland als vermist op het Runnymede Memorial, Paneel 257

Artikel uit Het Contact van 17 september 2013


D.C. Heather

 Naam:  Derek Cecil Heather
 Ouders:  Edward Cecil Everest Heather and Ivy Evelyn
 Heather-Taylor of Reigate, Surrey
 Geboortedatum:  8 december 1921
 Geboorteplaats:  Reigate Surrey Engeland
 Servicenummer:  153571
 Rang:  Flying Officer
 Functie:  Bomb Aimer (bommenrichter)
 Service:  Royal Air Force
 Overlijdensdatum:  23 september 1944
 Plaats van overlijden:  Zelhem
 Begraven in:  
 Opmerking:  Husband of Betty Heather-Vann

 

Haether 001Derek Cecil Heather.

R.A.F. ( VR) 153571 Flying Officer Derek Cecil Heather (Officier/bommenrichter) werd geboren op 8 december 1921 in de stad Reigate, graafschap Surrey in Engeland, als zoon van Edward Cecil Heather en Ivy Evelyn Heather-Taylor. Gedurende enkele generaties waren de Heathers horlogemakers en hadden zij in de High Street in Reigate een juwelierszaak waar zij uurwerken en sieraden verkochten. Reigate ligt enkele kilometers ten zuiden van Londen. Derek was een rustige jongen die plezier had in het cricketspel en ook postzegels verzamelde.
Hij behaalde z’n middelbare schooldiploma aan de Reigate Grammar School en ging direct daarna werken bij de verzekeringsmaatschappij St. Helen’s Trust Limited in Londen. Daar leerde hij ook zijn toekomstige vrouw Betty Vann kennen.
Derek’s vader, Edward Cecil Heather, had ook al bij de Luchtmacht gediend, om precies te zijn bij het Royal Flying Corps (R.F.C.) gedurende de Eerste Wereldoorlog. Het R.F.C. was in feite de voorloper van de Royal Air Force.
In 1942 ging Derek in dienst bij de Royal Air Force en werd hij naar Canada gestuurd voor een vliegopleiding. Hij rondde zijn vliegeropleiding af in de zomer van 1943 aan de RAF Empire Flight Training School, Carberry in de staat Manitoba in Canada. Flying Officer Derek Heather trouwde met Betty Vann in oktober 1943. Op dat moment diende Betty bij de vrouwenafdeling van de Luchtmacht, de Womens Auxillary Air Force evenals Derek’s enige zuster Cynthia Heather.

Haether 002Betty en Derek in oktober 1943

Aanvankelijk woonden Derek en Betty in Skellingthorpe, maar begin september 1944 werd besloten om alle getrouwde vrouwen uit Skellingthorpe te evacueren, omdat deze basis ging meedoen aan operationele bombardementsmissies naar Duitsland. De basis en omgeving werd daardoor te gevaarlijk omdat deze primair doelwit kon worden van de Duitse Luchtmacht. Betty, die toen al wist dat ze zwanger was, ging naar haar ouders in Mill Hill een voorstad in het noord-westen van Londen. Daar hoorde zij ook het nieuws dat haar man niet was teruggekeerd van een bombardemenstvlucht naar Duitsland in de avond van 23 september 1944. Op dat moment leefden ook de ouders van Derek nog, Edward Cecil en Ivy Evelyn Heather-Taylor en zijn zuster Cynthia, die nooit trouwde en nog steeds in Reigate woont, zij is nu bijna 90 jaar. De ouders van Derek zijn al lang overleden en de juwelierszaak "Heather & Sons" werd verkocht toen vader Heather overleed. Derek’s vrouw Betty overleed in 1999 en heeft evenals zijn ouders nooit geweten waar Derek precies om het leven kwam. Ongeveer vier maanden nadat Derek vermist was, werd zijn dochter Gillian geboren op 21 januari 1945 in Londen. Betty heeft na de oorlog als alleenstaande moeder een moeilijke tijd gehad en ook Gillian heeft het zeer moeilijk gehad om als kind zonder vader op te groeien.

Haether 003Betty Heather-Vann en Gillian in 1950

Betty hertrouwde in 1951 met Albert Meyers en verhuisde eerst naar Nassau op de Bahama eilanden om in 1954 te emigreren naar California. Daar woont zijn dochter Gillian (68 jr.) nog steeds. Zij trouwde met Thomas Rumsey en kreeg drie kinderen, Heather, Michael en Elissa en zes kleinkinderen, Derek en Amanda Rumsey, Gus en Max Billing en Abigail en Nicholas Campbell.
Flying Officer Derek Heather is overleden op 23 september 1944, oud 26 jaar, verongelukt bij het neerstorten en ontploffen van de Lancaster ED 470 aan de Hummeloseweg in Zelhem, lid van de Royal Air Force, steeg op zaterdag 23 september van de basis Skellingthorpe in het oosten van Engeland met nog 135 Lancaster bommenwerpers op om het Dortmund-Ems kanaal bij Gravenhorst te bombarderen. Hun toestel dat naar de Duitse plaats Ladbergen op weg was om het Dortmund-Ems kanaal lek te bombarderen, moest wegens hevige tegenstand terug keren.
Op de terugweg naar Engeland waar ze op die zaterdagavond waren opgestegen vanaf de basis Skellingthorpe samen met 135 andere Lancaster bommenwerpers werden ze weer beschoten door een Duitse Juncker 88 nachtjager.
Aanvankelijk dachten ze dat ze de nachtjager van zich af hadden geschut, maar helaas de nachtjager kreeg hun weer in het vizier en begon bij de grens weer opnieuw te schieten, nu met meer resultaat. Het middenstuk van het toestel was geraak en begon te branden. De staartschutter John Miller, die geen contact meer kreeg met de rest van de bemanning bedacht zich geen moment en sprong boven Eibergen uit het toestel. Hij lande tussen Borculo en Ruurlo en zag het toestel brandend neerstorten..
Zijn naam als vermist staat op het Runnymede Memorial, Paneel 206 Echtgenote Betty Meyers-Vann, woonde in Mill Hill, Londen. Engeland. Betty Meyers-Vann is overleden in 1999 in Greenbrae, California, USA. Derek Heather heeft nooit geweten dat hij vader zou worden en zijn dochter Gillian heeft nooit geweten waar haar vader is gebleven. Samen met haar tante Cynthia, de zus van Derek Heather, willen ze de crashplaats en het kerkhof in Zelhem, als daar een grafsteen staat voor Derek Heather, nog eens bezoeken. De dood van hun dierbare krijgt dan een invulling en kan worden afgesloten. De dochter en kleindochter van Gillian Rumsey, die in de Verenigde Staten wonen, zijn inmiddels op de crashplaats en bij het graf geweest. Gillian Rumsey komt eens in de twee jaar naar de herdenking van alle omgekomen luchtmachtmilitairen in Engeland, om haar vader te eren.


Albert Keith Hornibrook

 Naam:  Albert Keith Hornibrook
 Ouders:  James Harold and Amanda Louisa Hornibrook,
 of  Wilston, Queensland, Australia.
 Geboortedatum:  4 oktober 1924
 Geboorteplaats:  Wilston, Brisbane, Queensland in Australië
 Servicenummer:  426346
 Rang:  Flying Officer
 Functie:  Pilot (piloot)
  Service:  Royal Australian Air Force
 Overlijdensdatum:  23 september 1944
 Plaats van overlijden:  Zelhem
 Begraven in:  
 Opmerking:  

 

Hornibrook 001Albert Keith Hornibrook.

Albert Keih Hornibrook, Captain / Flying Officer (piloot) R.A.A.F. 426346 is overleden op 23 september 1944, oud 20 jaar, verongelukt bij het neerstorten en ontploffen van de Lancaster ED 470 aan de Hummeloseweg in Zelhem. Albert Keih Hornibrook was lid van de Royal Australian Air Force.

Keith, zoals hij door zijn familie en vrienden genoemd werd, werd op 4 oktober 1924 geboren in Wilston, Brisbane, Queensland in Australië. Hij was de tweede zoon in het gezin van James Harold Hornibrook en Amanda Louisa Hornibrook-Dunnett. Keith had een oudere broer Harold Kevin, die Kevin genoemd werd en die 1,5 jaar eerder was geboren, terwijl na Keith nog twee broers volgden: Gordon die drie jaar later werd geboren in 1927 en ten slotte Graham die in 1937 als nakomertje ter wereld kwam.
Keith was een flinke jongen die zich lichamelijk snel ontwikkelde maar die zijn ouders wel zorgen baarde vanwege zijn trage taalontwikkeling. Pas toen hij twee jaar oud was begon hij wat te praten. Dit viel nogal op omdat Keith in leeftijd niet veel scheelde met Kevin die niet op z’n mondje gevallen was en juist daarentegen heel spraakzaam was en “in woord” het ook meestal voor zijn jongere broertje opnam.
Alle jongens werden gedoopt in de Sint Alban’s Anglican Church in Wilston.
Het kerkelijk leven speelde in het gezin en in de opvoeding van allen een belangrijke rol en daaruit vloeide ook voort dat zij betrokken raakten bij allerlei jeugdactiviteiten die door de kerk werden geleid. Keith zong ook een aantal jaren in het koor van de St. John’s Cathedral in Brisbane.
Alle vier volgden hetzelfde reguliere onderwijs aan de basisschool Windsor State Primary School en daarna voor het vervolgonderwijs aan de middelbare school Brisbane Grammar School.
Daarna ging Keith in de leer bij een elektriciteitszaak, de firma Trackson Brothers in Brisbane waar hij in 1940 ontslag nam om bij de Luchtmacht te gaan.
Hornibrook 002Van boven naar beneden, links: Harold Kevin († Oraniënburg/Berlijn) Albert Keith († Zelhem)  Gordon en de ouders Hornibrook, Amanda Louisa en James Harold met Graham.

Keith had een drietal favoriete sporten: hockey, cricket en tennis. Ook hield hij zich met plezier bezig met kerkelijke activiteiten, waarschijnlijk meer vanwege het feit dat daar een meisje bij betrokken was waar hij een oogje op had: Mavis Fallows die ook zijn vriendin werd en bleef tot het moment dat hij naar Canada en Europa ging om aan de oorlog deel te nemen. Zij spraken af geen verplichtingen ten opzichte van elkaar aan te gaan omdat zij wisten welke tragedies tijdens de oorlog konden ontstaan.
Keith kreeg zijn eerste vliegeropleiding in Australië waar hij de basisprincipes van het vliegen kreeg bijgebracht maar vertrok in 1941 naar Canada om daar zijn opleiding voor piloot te kunnen volgen en behaalde daar ook het pilotendiploma of wel zijn “Wings” waarna hij in 1943 naar Engeland vertrok en waar hij de eerste tijd in Wellingtons vloog voordat de Squadrons waarbij hij was ingedeeld, zoals het 61 Squadron, omschakelde op Lancasters. Op 21 augustus 1944 begon hij zijn loopbaan als piloot op vluchten naar vijandelijke doelen boven bezet Europa.

  Hornibrook 003Van l. naar r.: Albert Keith, Gordon, vader James Harold, moeder Amanda Louisa, Harold Kevin Hornibrook. Op de voorgrond de jongste broer Graham Hornibrook (foto 1941 gemaakt bij hun huis in Wilston, Brisbane. QLD, Australie net voor het vertrek naar Engeland)

De eerste vijf bombardements-missies van Keith bleven voor hem zonder gevolgen. Hij vloog op 25 augustus 1944 naar Darmstadt, op 26 en 29 augustus 1944 naar Königsberg (het huidige Kaliningrad in Rusland) op 18 september 1944 naar Bremerhaven en op 19 september 1944 naar Reydt en dan zijn 6e en laatste missie op 23 september 1944 waarbij zijn totaal aantal vlieguren op vijandelijke doelen op 40 uur en 25 minuten uitkwam.

Op 29 september 1944 gaf de Squadron Leader van het 61 Squadron RAF Skellingthorpe in een brief aan de familie Hornibrook een kort verslag van de vlucht van ED470 en het niet terugkeren van deze bommenwerper met zijn bemanning:

“”Lancaster ED470 ‘W’ verliet vliegbasis Skellingthorpe op 23 september om 19.20 uur voor een bombardements-missie naar Münster. (was niet correct) Sinds het vertrek is niets meer vernomen van de bemanning en daarom is het toestel als vermist opgegeven. Piloten uit andere toestellen die aan dezelfde missie deelnamen rapporteerden dat er volledige bewolking was op de vlieghoogte waar het squadron vloog (± 3 Km) en dat door de bewolking heen wel diverse vuurhaarden werden waargenomen. In het doelgebied werd lichte tot middelmatige activiteit van het luchtafweergeschut waargenomen, maar de activiteit van Duitse jachtvliegtuigen boven het doel en op de terugweg zelfs tot de kustlijn was veel heftiger. Door de collega-vliegers is echter niets waargenomen dat op enigerlei wijze in verband kon worden gebracht met het niet terugkeren van de ED470.
Tot slot volgde dan nog een overzicht van de bemanning.
Op 17 december 1945 heeft vader Harold Hornibrook bij de Luchtmacht een verzoek ingediend voor het officieel dood verklaren van zijn zoon Keith.
Op 4 januari 1946 gaf de Casualty Section van het Department of Air te Melbourne zo’n verklaring aan de familie af.


Keith was na Harold Kevin Hornibrook de 2e zoon van deze familie die tijdens de Tweede Wereldoorlog omkwam. De oudste zoon Kevin werd als piloot met zijn Halifax HR979 op 23 augustus 1943 neergeschoten bij Oraniënburg ten noorden van Berlijn. Daarmee heeft de familie Hornibrook een hoge prijs betaald voor de vrijheid van de westerse wereld.

Hornibrook 004De naam van Albert Keith HORNIBROOK staat als vermist op het Runnymede Memorial, Paneel 257.



R.S. Meachen

 Naam:  Robert Stanley Meachen
 Ouders:  Norman and Elizabeth Victoria Meachen, of 
 Billingham, Co Durham
 Geboortedatum:  1921
 Geboorteplaats:  Billington Durham Engeland.
 Servicenummer:  1124861
 Rang:  Sergeant
 Functie:  Wireless Operator (radiotelegrafist)
 Service:  Royal Air Force
 Overlijdensdatum:  23 september 1944
 Plaats van overlijden:   Zelhem
 Begraven in:  
Opmerking:

 Husband of Doreen Meachen, of Stockton-on-Tees, Co Durham

 

Meachen 001Robert Stanley Meachen

Op 23 september 1944 is sergeant Robert Stanley Meachen de radio telegrafist van de neergekomen Lancaster bommenwerper ED 470 in de omgeving van Zelhem omgekomen.
Robert werd geboren als zoon van Norman en Elizabeth Victoria Meachen in Billington, County Durham. Hij was 23 jaar en nog niet zo lang geleden getrouwd met zijn geliefde Doreen. Zij woonden in Stockton, County Durham in Engeland.
De familie was erg betrokken bij de strijd tegen de Duitse bezetters.


Meachen 002 Meachen 004
Robert Stanley met zijn ouders en Doreen. Trouwfoto van Robert Stanley en Doreen.



Meachen 006De drie broers Meachen



Twee zonen van Norman en Elizabeth Meachen, waren in dienst en vlogen voor de Royal Air Force. Een broer van Robert, Cyrill Meachen vloog in een Spitfire, maar helaas stortte deze Spitfire al in het begin van de oorlog in Het Kanaal en is sinds 1942 als vermist opgegeven. Robert miste zijn broer en wilde er alles aan doen om de oorlog te stoppen. Hij voerde heel wat bombardement vluchten uit, maar op 23 september eindigde ook voor hem de oorlog. Hun toestel werd in brand geschoten door een nachtjager op de terugtocht van hun mislukte missie om het Dortmund–Ems kanaal te bombarderen en de scheepvaart lam te leggen. Brandend vlogen zij over het oostelijk deel van de Achterhoek, gevolgd door een catastrofale crash en daarna een ontploffing van hun bommenwerper. Een crash die met veel vuurwerk van ontploffende munitie en signaal kogels te paard ging. Daarna een enorme grote knal die heel de omgeving kilometers ver, op zijn grondvesten deed schudden en een geweldige krater veroorzaakte.

De ouders van Robert waren op slag ook hun tweede zoon kwijt. Ook Robert kwam op de vermisten lijst net als zijn broer Cyrill. Voor zijn jonge vrouw en zijn ouders restte niets anders dan afwachten waar Robert terecht gekomen was. Dat bericht kwam officieel in 1946. Robert zou in de Waal gestort zijn met het toestel en naar de Noordzee zijn afgedreven.
Onderzoek van het AVOG crashmuseum gaf aan dat dit verhaal hoogstwaarschijnlijk niet klopte. De staartschutter die er uit gesprongen was gaf aan dat hij het toestel had zien neerkomen. Dat moest een eind voor de Waal zijn.

Tot de definitieve opgraving zijn de ouders van deze twee omgekomen jongens van Meachen naar het Runnymede Memorial in Londen gegaan, om op de panelen de namen te lezen van hun niet terug gekomen jongens en konden hun kinderen daar gedenken. Twee oude mensen staande voor die vele panelen met namen van omgekomen en of vermiste vliegers.

Meachen 008                                         Ouders Sgt. Meachens bij het RAF Runnymeade Memorial.


Bij de berging in oktober 2013 zijn genummerde onderdelen van de ED 470 gevonden. Daarmee kregen de nabestaanden de zekerheid van de plek van overlijden. Vermist zijn is erger dan dood en krijgen wij de gelegenheid om ook langs hun graf te lopen, en daarbij stil staan en gedenken welk een offer deze jonge mensen gebracht hebben om ons te helpen bevrijden. In vrede kunnen leven is een groot goed, dat beseffen we pas als we op de televisie beelden zien van andere landen waar het door een gebrek aan verdraagzaamheid steeds mis gaat.

Ruth Hulse, een nicht van Robert Meachen, is naar Zelhem gekomen. “Mijn grootmoeder, de moeder van Robert en Cyril leefde een teruggetrokken bestaan na de dood van haar zoons. Het heeft lang geduurd voordat er weer een glimlach op haar gezicht kwam. Dat gebeurde alleen als de kleindochters haar bezochten. Ruth’s vader John Meachen, de broer van Robert en Cyril was 15 jaar toen de tweede wereldoorlog begon. Zijn ouders weigerden hem af te staan aan het leger, omdat hun twee andere zoon’s ook al in dienst zaten. Ik ben in 1985 nog met mijn vader naar een herdenkingsdienst geweest in St. Clement Danes, de kerk van de Royal Air Force. We wisten dat Robert en Cyril daar werden herdacht. Een jaar later overleed mijn vader. Duidelijkheid over uncle Robert heeft  de familie goed gedaan, zegt Ruth. We hebben altijd een bepaald leegte gevoel binnen de familie. Het is goed dat we in Zelhem aanwezig zijn. We will have te wait and see”.


T. Roberts

 Naam: Tegwyn Roberts 
 Ouders:  Morris and Margaret Roberts, of Denbigh
 Geboortedatum:  1924
 Geboorteplaats:  Denbigh Wales
 Servicenummer:  2205764
 Rang:  Sergeant
 Functie:  Flight Engineer (Boordwerktuigkundige)
 Service:  Royal Air Force
 Overlijdensdatum:  23 september 1944
  Plaats van overlijden:  Zelhem
 Begraven in:  
Opmerking:  


  Roberts 001Tegwyn Roberts. 

R.A.F. (VR) 2205764 Flight Engeneer sergeant Tegwyn Roberts is overleden op 23 september 1944, oud 21 jaar, verongelukt bij het neerstorten en ontploffen van de Lancaster ED 470 aan de Hummeloseweg in Zelhem. Tegwyn Roberts was lid van de Royal Air Force.
Tegwyn Roberts werd in 1924 geboren als zoon van Morris en Margaret Roberts in Denbigh, Wales, Groot Brittanië.

Hun toestel dat samen met 135 andere Lancaster bommenwerpers was opgestegen vanaf de basis Skellingthorpe op zaterdagavond 23 september naar de Duitse plaats Ladbergen om het Dortmunt-Ems kanaal lek te bombarderen, moest wegens hevige tegenstand terug keren.
Op de terugweg naar Engeland werden ze weer beschoten door een Duitse Juncker 88 nachtjager.

Aanvankelijk dachten ze dat ze de nachtjager van zich af hadden geschud, maar helaas de nachtjager kreeg hun weer in het vizier en begon bij de grens weer opnieuw te schieten, nu met meer resultaat. Het middenstuk van het toestel was geraak en begon te branden. De staartschutter John Miller, die geen contact meer kreeg met de rest van de bemanning bedacht zich geen moment en sprong boven Eibergen uit het toestel. Hij kwam neer tussen Borculo en Ruurlo en zag het toestel in de verte brandend neerstorten.
Zijn naam als vermist staat op het Runnymede Memorial, Paneel 237


Als enige niet omgekomen bij deze Crash:

J.G. Miller

 Naam:  John G. Miller
 Ouders:  
 Geboortedatum:  1920
  Geboorteplaats:  
 Servicenummer:  2212940
 Rang:  Sergeant
 Functie:  Rear Gunner (staartschutter)
 Service:  Royal Air Force
 Overlijdensdatum:  1992
 Plaats van overlijden:  
 Begraven in:  
 Operking:  De staartschutter Sgt. John G. Miller weet boven 
 Borculo het toestel te verlaten en overleefd de 
 oorlog.

 

Een foto van sergeant John Miller is tot op heden nog niet voorhanden.

 

John G. Miller Zijn laatste vlucht met de Lancaster ED 470.

 

Vluchtgegevens
Na de drukke bezigheden van de ‘briefing’ van de bemanning, de uitgifte van de vlieger uitrusting stukken, het tanken van de toestellen, het laden van de bommen en munitie en tenslotte het proefdraaien, werd die avond dan eindelijk het sein voor ‘take-of’ gegeven. Achter elkaar stegen de Lancasters op. De Lancaster ED470 steeg op zaterdag 23 september 1944 om 19.20 uur op van het vliegveld Skellingthorpe in Oost-Engeland voor een bombardement op het Dortmund-Ems kanaal bij Gravenhorst en Ladbergen in de buurt van de stad Münster. Het toestel behoorde tot het 61 Squadron van de Royal Air Force en had al 214 vlieguren gemaakt, een behoorlijk groot aantal. Bij deze aanval ging het in totaal om 136 Lancaster bommenwerpers die samen met 5 Mosquito jachtbommenwerpers van de 5e Group Bomber Command de kanaalwanden van het Dortmund-Ems-kanaal moesten bombarderen.
Ronkend verhief de machine zich met de zware bommenlading en sloot zich aan bij de andere toestellen, die in het avondlicht een formatie vormden. Tussen de bemanningsleden die elkaar sinds de opleiding kenden, was in de loop van de maanden een hechte vriendschapsband ontstaan.
Oostwaarts vliegend ging men de duisternis tegemoet.
De bombardementsresultaten waren maar mager te noemen en er was behoorlijk wat tegenstand van het Duitse afweergeschut. Duitse nachtjager vliegtuigen waren zeer actief en achtervolgden de Engelse bommenwerpers. In totaal werden er 14 neergehaald, sommige bommenwerpers botsten in paniek tegen elkaar maar de meeste werden afgeschoten door Duitse vliegtuigen en het afweergeschut. (de FLAK= Flugabwehrkanone) Ook Duitse vliegtuigen werden er afgeschoten. De Lancaster ED470 van het 61 Squadron Royal Air Force met als piloot Flying Officer Keith Hornibrook en staartschutter John Miller, kregen ook met die tegenstand te maken en moesten nog voor het doel omkeren. Met de andere toestellen uit hun groep bommenwerpers, die wel de bommen konden gooien, verlieten zij het doelgebied weer en vloog westwaarts terug richting Engeland.

Het Dortmund-Ems kanaal loopt bij Gravenhorst en Ladbergen door een laagvlakte en ligt daardoor als het ware bovenop het land, tussen dijken. Wanneer de dijken werden stuk gebombardeerd liep het kanaal gewoon leeg en dat gebeurde ook na deze aanval. Ondanks dat het die nacht erg bewolkt was en het kanaal moeilijk zichtbaar, vielen toch veel bommen op de kanaaldijken waardoor deze braken. Het kanaal kwam over een lengte van bijna 10 kilometer droog te staan waardoor er geen scheepvaartverkeer meer mogelijk was naar het Duitse industriegebied. Via dit kanaal werd namelijk vanuit Zweden ijzererts aangevoerd naar het Ruhrgebied waar dat ijzererts werd gesmolten en waar door o.a. de firma Krupp wapens en munitie werden gemaakt voor de oorlogsindustrie. Er moest nogal wat geproduceerd worden omdat de optrekkende geallieerde legers vanuit Frankrijk en België verder oprukten naar Nederland en al bij Arnhem voor de Rijn stonden. De aanvoerlijnen vanuit Duitsland naar het front bij Arnhem moesten gestopt worden. De slag om Arnhem was op 17 september begonnen en het wilde de geallieerde legers maar niet lukken om de Rijn over te steken. De Duitsers op hun eigen grondgebied bestoken moest door de Engelse bommenwerpers gebeuren. Engelse, Australische, Amerikaanse en Canadese piloten vlogen in de bommenwerpers om de bombardementen uit te voeren. Door regelmatig de kanaaldijken bij Gravenhorst te bombarderen en steden en fabrieken in het Ruhrgebied kwam de oorlogsproductie weer enige weken stil te liggen. Door de inzet van honderden krijgsgevangenen waren de dijken echter na ruim drie weken al weer in orde en kon de scheepvaart weer hervat worden en daardoor ook de productie van oorlogsmateriaal.
14 Lancasters, meer dan 10% van de totale eenheid, werd neergehaald. Van dit 61 Squadron bombardeerden 13 toestellen met succes de kanaalwanden, terwijl 4 Lancasters niet terugkeerden. Twee Lancasters keerden terug met volle bommenlading. Een van de vier bommenwerpers die niet terugkeerden was dus de ED470.
Nog boven Duits grondgebied werden ze aangevallen door een Duitse Nachtjager, een Junker 88. Dit waren snelle toestellen die veel wendbaarder waren dan de grote zware bommenwerpers. John deed ook zijn best om de Junker nachtjager te raken, maar kreeg hem niet uit de lucht. Er vond een schotenwisseling plaats waarbij beide toestellen beschadigd raakten en elkaar weer uit het oog verloren. Maar niet voor lang. De Junker was weggedoken en voor John onzichtbaar geworden in het donker. Soms gingen de nachtjagers onder de bommenwerpers vliegen om ze met hun verticaal geplaatste boordkanonnen te beschieten. (de z.g. “Schräge Musik”, “schuine muziek” een ironische Duitse benaming voor deze gerafinneerde bewapening)
Even later troffen ze elkaar weer en ook de 25 jarige boordschutter Sergeant Thomas Brown, uit Southport in Engeland die in de middenkoepel van de Lancaster zat, vuurde onophoudelijk op de nachtjagers. Deze schoten echter ook raak. De ED470 werd getroffen tussen het staartstuk en het middenstuk en er brak op die plaats een felle brand uit. Het toestel vloog toen ongeveer boven Eibergen. Ze waren de Duitse grens al over en zetten vol gas koers richting Engeland, maar ver kwamen ze niet. De staartschutter John Miller had vanuit zijn staartkoepel goed zicht op de buitenwereld en zag in de duisternis zo’n 5 toestellen in moeilijkheden, allemaal met brand aan boord. John Miller probeerde nog via de intercom contact op te nemen met de rest van de bemanning, dat lukte niet. De Intercom had de hele vlucht al slecht gewerkt, maar op dat moment kwam er helemaal geen geluid meer uit. Er was geen contact meer mogelijk met de collega’s voor in het toestel om te overleggen. De bedrading in het toestel brandde al hevig. John had het gevoel dat het voor de rugkoepelschutter Thomas Brown toch al afgelopen was, het vijandelijke vuur was heftig geweest getuige de flinke brand en volgens John moet Thomas Brown al dodelijk getroffen zijn. Hij zit zo goed zichtbaar midden in het toestel en is daardoor een gemakkelijke prooi. “The mid upper, I think, must have got killed.”
John bedacht zich niet lang, draaide zijn geschutskoepel iets open om bij de parachute te komen, het was een kleine ruimte waar hij zat, te klein om zo de parachute om te doen. Hij pakte de parachute, deed hem snel zo goed mogelijk om, maar tijd om alle gespen dicht te maken had hij niet. Hij moest er uit, dit kan niet meer goed gaan was zijn gedachte. Het was nu of nooit. Hij draaide zijn geschutskoepel nu verder open en dook achter uit het toestel de donkere nacht in. Weg van de plek die nu ook een gemakkelijk doelwit was om op te schieten.

Crash
De bommenwerper vloog nog een stukje verder dan Borculo en komt terecht in het weiland bij Willem Toonk die op de boerderij ‘Gasthuisplaats’ aan de Hummeloseweg woont. Het toestel ligt daar nog circa vijf minuten in het weiland te branden als er iets begint te sissen en daarna volgt een geweldige explosie, ja de bommenlading was nog aan boord! Alles vliegt uit elkaar, maar waarschijnlijk ook de grond in. Het is net vuurwerk wat hoog opspat en op grote afstand te zien is. Blauw, oranje, groen, rood alle kleuren schieten als ballen omhoog, munitie, lichtkogels en een deel van de lading ontploft. Voor de mensen op afstand een prachtig gezicht om te zien, maar dichtbij was het een hel. En zand, vliegtuigonderdelen en bemanning spatten in het rond. Het weiland aan de Hummeloseweg wordt hiermee een graf voor 6 Engelse vliegeniers.
Het enige wat huisarts dr. Diephuis de volgende morgen op zondag 24 september 1944 nog vindt is een reepje vlees waarvan hij zegt “dat het afkomstig moet zijn van menselijke lichamen.” Het wordt in een kist gedaan en op de Algemene Begraafplaats van Zelhem begraven. De enige grafsteen die er staat is in feite voor de gehele bemanning.
De Stichting AVOG heeft echter na lang onderzoek alle andere locaties van de overige 13 gecrashte toestellen in kaart gebracht; één toestel blijft over en John Miller zag zijn vliegtuig neerkomen oostelijk van Arnhem terwijl hij boven Borculo’s gebied, richting Ruurlo aan zijn parachute hing. Ver weg kan dat daarom niet geweest zijn, het moet de ‘onbekende’ bommenwerper zijn zoals die in het archief van Zelhem en de Luchtmacht te boek staat.

 

Na de oorlog
Na de oorlog schrijft John Miller over de crash: “In het toestel naar voren kruipen was geen optie, ik zou zeker verbrand zijn, verder overleg was ook niet meer nodig voor mij. Het was duidelijk ik moest er zo snel mogelijk uit.” Ik draaide de staartkoepel opzij zodat ik eruit kon duiken, de parachute vlug en provisorisch aangeklikt en duiken maar! John is de enige die er nog kan uitkomen. De rest blijft -al of niet al dodelijk getroffen- aan boord. John zweeft vanaf een hoogte van ruim 3 kilometer naar de Achterhoekse bodem en dat duurt ongeveer twee minuten. Terwijl hij aan zijn parachute hangt ziet hij zijn Lancaster in de verte neerstorten. Het staartstuk breekt er eerst af en komt ± 2 kilometer eerder terecht bij landbouwer Besselink aan de Korenweg in Zelhem. John komt tussen Ruurlo en Borculo in een weiland terecht vlakbij het zwembad ‘Galgenveld' tussen de Lebbinkbeek en de Olde Schooldijk.
Nu merkt hij pas dat hij gewond is aan zijn linkeroog, splinters van kogels hebben zijn hoofd geraakt, zijn oog begint verrekte pijn te doen en ook zijn schouder doet zeer. Hij heeft door de paniek het parachuteharnas niet goed om kunnen doen, het zat te los en toen de parachute opensprong kreeg zijn schouder een flinke opdonder. Maar goed bij de pakken neerzitten is geen optie. Vlug de parachute en het zwemvest bij elkaar gegraaid en in een vlakbij gelegen sloot gegooid, snel nog een paar takken erover heen, hopelijk is er niemand die wat heeft gezien en valt het niet op zo. Of toch? Even later stemmen en hondengeblaf, verdorie toch Duitse militairen achter me aan? John maakt dat hij wegkomt. Er doemt een beekje op (waarschijnlijk de Lebbinkbeek) Geleerd tijdens de opleiding, erin springen en een eindje door het water lopen en de honden zijn het spoor bijster en dan de kant weer op.
Het werkt! Hij heeft er geen last meer van gehad, man en hond heeft hij niet meer terug gezien of gehoord die nacht. Onderhand is hij wel flink uitgeput geraakt, John wil zo snel mogelijk ergens gaan liggen. Hooibergen zijn geen zeldzaam verschijnsel in de Achterhoek en ja hoor, dichtbij vindt hij er een en deze lijkt hem wel geschikt. ’s Morgens bij het licht worden is hij maar weer opgestapt en gaat op zoek naar een betere schuilplaats, maar ook op zoek naar hulp, want zijn oog begint toch flink pijn te doen.
Een kilometer of twee verder komt een boerderij in zicht, eerst maar eens even kijken of het er veilig uitziet en welke activiteiten zich daar binnen afspelen. Niet veel, het ziet er rustig uit. John neemt de gok, ernaar toe! Aardige mensen, zij helpen hem, hij kan zich er wassen en krijgt wat te eten en te drinken. Na ± drie uur daar geweest te zijn gaat hij verder. Een Nederlandse man gaat met hem mee en na een tijdje lopen komen ze bij een volgende boerderij. Een bijgelegen schuur, die midden in een weiland staat, wordt aangewezen als volgende schuilplaats.
Niet om het goed bedoelde aanbod zo maar af te slaan, maar dit lijkt John toch niks, zijn oog begint weer pijn te doen en John heeft dringend een dokter nodig voor zijn oog. Nee, dan ga ik liever alleen verder. ”About 0700 hrs. on 25 September I made my way to Ruurlo.” John krijgt nog een paar schoenen van de boer, zijn wel twee maten te groot, maar beter dan twee maten te klein en toch altijd nog beter dan zijn vliegerlaarzen die hem anders meteen al zouden hebben verraden. Ook krijgt John andere kleren die hij over zijn vlieger uniform aantrekt. Zijn pistool houdt hij bij zich, voor noodgevallen, als het toch nog eens tot een confrontatie met Duitsers mocht komen.

Maar alleen de weg vinden valt niet mee in een vreemd land en een vreemde taal. Verdorie, een heel eind in de verkeerde richting gelopen, richting Groenlo, daar wil ik helemaal niet naar toe! ”Unfortunately I took the wrong way turning and found myself heading for Groenlo. I retraced my steps and about 1630 hrs. I finally fetched up at Zutphen with my feet badly blistered.” In Ruurlo krijgt John weer de goede weg te pakken richting Zutphen. Aan het eind van de middag op 25 september 1944 komt John Miller in Zutphen aan met flinke blaren op zijn voeten. Ja, wat wil je ook met die te grote schoenen. In een hoofdstraat ziet hij iemand lopen, op de gok vraagt hij om hulp. “I told him I was RAF”. Ik vertelde hem dat ik van de RAF was (Royal Air Force). John mag hem volgen. De man brengt hem bij een vriend, die tandarts blijkt te zijn. Deze helpt John, wast zijn gezicht en behandelt zijn gewonde oog zo goed en kwaad als het kan.
Er moet nog wel een nieuwe schuilplaats worden gevonden. Gelukkig, John blijkt in goede handen te zijn.
Een dag later gaan ze samen op de fiets richting Bathmen, om precies te zijn naar het gehucht Zuidloo en daar vindt hij onderdak op boerderij ‘Achterkamp’. Daar zit al een andere Engelsman Flight Sergeant Leslie Langley. Deze is in dezelfde nacht als John ook als enige uit een andere geraakte Lancaster bommenwerper de LL901 gesprongen. Leslie had op het allerlaatste moment het ontsnappings luik open kunnen krijgen waarop hij uit het toestel sprong en in het weiland direct naast het toestel terecht kwam. De parachute was nog maar net open toen hij op de grond kwam en een verstuikte enkel opliep. Drie andere vliegeniers zijn te laat uit het toestel gekomen en buiten het toestel omgekomen. Het toestel stond in brand en door de grote hitte kon Leslie zijn kameraden niet meer bereiken, zij zijn door de brand omgekomen. Deze Lancaster is om circa 23.30 uur bij Holten neergestort. De zes slachtoffers zijn de volgende zondagmorgen om 11.20 uur al in Holten begraven.

Beiden, overlevenden van de twee toestellen, hebben ze geluk gehad en worden goed verzorgd. John Miller heeft nog steeds zijn uniform en had zijn pistool bij zich. Hij wilde zich verdedigen en op de conventie van Genève beroepen bij een eventuele gevangen name. John en Leslie blijven er ruim een half jaar tot 6 april 1945. Dan stopt er een Canadese jeep voor het huis. In januari 1945 was er op de ‘Achterkamp’ nog een Noorse Spitfire Piloot bij gekomen van het 332ste Squadron in de Royal Air Force. Kåre “Bob” Herfjord had op 4 januari 1945 in het Rijssenseveen achter de boerderij van Lindenberg een noodlanding gemaakt. Op vernuftige wijze hadden ze voor de onderduikers voor de nacht een slaapplek gemaakt in een stroberg op de boerderij. Overdag waren ze meestal in de boerderij. Daar speelden zij veel monopolie, een spel waarbij Langley zijn verleden als medewerker op een bank overduidelijk liet blijken, als het op geldtellen aankwam. Dat monopoliespel heeft hen door het maandenlange wachten op de bevrijding heen geholpen. Met zijn’ drieën halen ze de Bevrijding, nee dat is niet helemaal waar eigenlijk met nog meer personen.
Op boerderij ‘Achterkamp’ zitten ook evacués uit andere plaatsen omdat het in veel plaatsen ook gevaarlijk was. Familie van de eigenaar van ‘Achterkamp’ uit Deventer was ook naar de boerderij in Bathmen gekomen. Er is ook een leuk nichtje bij: Tilly Reterink.
John en Tilly zien wel wat in elkaar, meer dan alleen ‘liefde op het eerste gezicht’. Toen op 6 april een pantserwagen van het Canadese VIII verkenningsregiment de boerderij was genaderd, sprongen de vliegers er in en werden ze, zonder dat er tijd was om afscheid te nemen, terug gevoerd achter de linies. Voor ondervraging ging het verder naar Breda en daarna verder naar Engeland, waar ze op 10 april aankomen. De familie in Engeland was natuurlijk heel blij. Zij hadden meer dan een halfjaar in spanning gezeten of John nog leefde.

Brief.
John Miller schrijft in april 1945 direct een brief naar de moeder van Albert Keith Hornibrook, de piloot van hun toestel. Daarin verteld John Miller over de crash en het neerkomen van het toestel. Een jaar later komt het officiële bericht van de RAF over de crash en de vermeende plaats waar het toestel neergekomen zou zijn in de Waal.

Na de bevrijding gaat John in juli weer terug naar Nederland en naar Tilly, die hij zonder afscheid te nemen heeft achtergelaten. Tilly gaat met John mee naar Engeland en daar trouwen ze. Zij gaan wonen in de Thelwell Lane in Latchford / Warrington Lancashire. De broer van Tilly volgde zijn zus en emigreert óók naar Engeland, en daarna nog een zwager die ook met zijn vrouw naar Engeland verhuist, een kleine ‘volksverhuizing’ vanwege de oorlog. In Nederland was het na de Bevrijding vrij slecht, er was gebrek aan van alles en het voedsel was op de bon.
Een aantal gelukkige jaren volgen bij John en Tilly, maar helaas volgt er in 1949 een echtscheiding. John trouwt daarna opnieuw met de Engelse Rosslyn in Warrington, Lancashire.
Tilly blijft met haar familie wel in Engeland wonen.

Na de oorlog is ook Leslie Langley weer verschillende keren terug geweest bij de familie Reterink op de ‘Achterkamp’ in Zuidloo en op de plaats waar het vliegtuig neerstortte.

Bemanning
De bemanning van een Lancaster bestond normaal gesproken uit zeven man: de piloot (Pilot), de boordwerktuigkundige (Flight Engineer) de navigator (Navigator) de bommenrichter (Bomb-Aimer) de radio-telegrafist (Wireless-Operator) de rugkoepelschutter (Mid-Upper Gunner) en de staartschutter (Rear of Tail Gunner) Ook de ED470 beschikte over een standaardbemanning.

Hieronder de bemanningsleden aan boord van deze Lancaster bommenwerper:


• Staartschutter : Sergeant John G. Miller, 24 jaar. Hij is met parachute gesprongen en heeft als enige
  de crash overleefd. Sergeant John G. Miller is in 1992 overleden.

• Bommenrichter: Flying Officer Derek Cecil Heather, 26 jaar uit Londen UK
• Boordwerktuigkundige: Sergeant Tegwyn Roberts, 21 jaar uit Denbigh Wales
• Radiotelegrafist: Sergeant Robert Stanley Meachen, 23 jaar uit Billingham UK
• Piloot: Flying Officer Albert Keith Hornibrook, 20 jaar uit Wilson Australia
• Navigator: Flying Officer John James Condon, 24 jaar uit Double Bay Australia
• Rugkoepelschutter: Sergeant Thomas Brown, 25 jaar uit Southport UK