Ds. Derck Hummelinck    Stichting Oud Zelhem
       
Bronnen:  12 Eeuwen Lambertikerk door Gerrit Rijsdorp

Internet/DTB NGG Zelhem
Internet/DTB NGG Groenlo
Internet/ Lidmaten Harderwijk NG (NH) 1741-1814
Internet/Genlias
Register Ovl Hengelo akte 68
Register Ovl Zelhem akte 17

Artikel door:  Rob Weetink, G. Rijsdorp en   H.M.Somsen
       
Naam:  Derck Hummelinck    
In functie:  20-03-1796 - 09-01-1833     
Geboorteplaats:  Groenlo Datum:  14-03-1758
Overleden te:  Hengelo Gld. Datum:  19-12-1836
Vader:  Dirk (1730-1783) Moeder:  Anna Elisabeth Bom
Gehuwd met:  Antonetta Johanna Theodora Geertruyd Nies Geboortedatum:  Ruurlo, ± 1760
Overleden:  Zelhem, 01-04-1829    
Vader:  Kasper Johan Ludolph Nies  Moeder:  Anna Wilhelmina Margaretha Lich
Kinderen:    Geboren:  
   Diderica Johanna Elisabeth    25-03-1787

      Kinderen overleden: 

 Casper Johan Ludolf   23-03-1788   vóór 1799   Anna Henrica Wilhelmina Catharina   23-03-1788   09-09-1822   Henrica Bernarda   13-12-1789   21-12-1874   August Antoon   03-04-1791   27-09-1823   Derk   1792   19-12-1836   Sophia Agatha   16-02-1798       Casper Johan Ludolph   16-07-1799       Maurits Daniel Waegenaar   31-08-1801  

 

Heeft gewoond in: richtershuis-saelstede-schuur de pastorie Doetinchemseweg 2 

 

Ds. Derk Hummelinck is de zoon van de Groenlose burgermeester Dirk Hummelinck, die in 1783 overleed. Hij is deels bij zijn grootvader Derk Hummelinck opgevoed. Zijn opa woonde op boerderij Aalderink.

Studie Theologie: waarschijnlijk in Harderwijk (hij was daar ca 1783 lidmaat NG (NH)). Wanneer ds. Hummelinck in 1796 naar Zelhem komt, gaat hij wonen in het huis op de hoek van de huidige Doetinchemseweg en de Stationsstraat dat tot zijn eigendom behoort. Die woning verkoopt hij in 1804 aan de Domeinen onder voorwaarde dat die woning bestemd blijft als de pastorie voor Zelhem.

Dochter Henrica Bernarda Hummelink was getrouwd met met Jacob Adolf, Baron van Heeckeren, zij woonden op boerderij Regelink in Hengelo.


Derck Hummelinck.

Door G. Rijsdorp

Derck Hummelinck gedoopt Groenlo 14-03-1758. Huwt A.J.Th.G. Nies. Zoon van Derk Hummelinck, burgemeester van Groenlo en Anna Elisabeth Bom. Kleinzoon van Derk Hummelinck, ontvanger van de verpondingen in Zelhem. Het gezin van ds. Hummelinck telt maar liefst negen kinderen, te weten: Diederica Johanna Elisabeth ged. Oene/Epe 25-3-1787, Anna Henrica Wilhelmina Catarina ged. Oene/Epe 18- 3-1788, Caspar Johan Ludolph Nies ged. Oene/Epe 18- 3-1788, Henrica Bernarda ged. Oene/Epe 08-12-1788, August Anton ged. Oene/Epe 1-4-1791, Derk *Egmond aan Zee? 1792, Sophia Agatha *Zelhem 16-2-1798, Caspar Johan Ludolph *Zelhem 16-7-1799 en Maurits Daniel Waegenaer *Zelhem 31-8-1801. De jongens zijn jong overleden of ongehuwd gebleven.

Derk Hummelinck is kandidaat-predikant Oene/Epe 9-7-1786. Egmond aan Zee 15-4-1792. Oostgraftdijk 30-8-1795. Zelhem 20-3-1796 en bevestigd door zijn zwager P.J. Victor14, predikant in Ruurlo. Op 27 december 1832 gaat er een brief van ds. Hummelinck naar de kerkvoogdij, waarin hij schrijft: Na mijn losmaking, die acht dagen na nieuwjaar staat te geschieden …….Hieruit blijkt dat hem vanaf 9 januari 1833 emeritaat is verleend.

Merkwaardige beroeping
 Er is behoefte aan een nieuwe predikant. De kerkenraad stelt een lijst samen met een achttal kandidaten, om daaruit een keus te maken. Wanneer ds. Glashorst van Almen een week later een vacaturebeurt vervult, zijn kerkenraad en gemeenteleden daar zo tevreden over dat men hem beroept. Maar zijn antwoord is negatief. Verder schrijft de notulist op 21 oktober 1795: Dat men de nominatie moet klaarmaken, doch dat vrouw Hummelink van haar zonen zoude gezegd hebben dat als wij ds. Hummelink…….

Op 22 september 1795 stelt de kerkenraad een nominatie samen voor het beroepen van een predikant. Op 17 oktober staat in de notulen, dat men vernomen heeft dat mevrouw Hummelink en ook haar zonen tegen verscheidene mensen gezegd zouden hebben, dat, wanneer wij ds. Hummelink, thans predikant in Oost-Grafdijk beroepen zouden, dat hij dan wel naar Zelhem zou willen komen, omdat zijn vrouw ziekelijk was, wat waarschijnlijk door de Noordhollandse lucht veroorzaakt werd. Voorgesteld wordt ds. Hummelink op de nominatie te zetten, wanneer men ervan verzekerd zou zijn, dat hij het beroep ook zou aannemen. In de gemeente kende men hem voldoende omdat hij bij zijn grootvader, wijlen Dirk Hummelink [ontvanger verpondingen] was opgevoed en toen ds. Hummelink nog proponent was, ook in Zelhem had gepreekt en dat had veel genoegen gegeven. Nu al was hij op zijn derde standplaats. Een deputatie van de kerkenraad gaat op 6 november naar zijn moeder om haar te vragen, haar zoon te schrijven. Het ontvangen antwoord is positief en er wordt besloten een beroep op hem uit te brengen. Op 25 november 1795 vertrekt de koster met de beroepingsbrief naar Oost-Grafdijk. In die beroepingsbrief wordt gerefereerd aan zijn grootvader. Zijn verblijf bij zijn moeder in Zelhem. Zijn broeders, zusters, de lucht in Noord-Holland, de gezondheid en dat bij een terugkeer naar Zelhem hem een vriendelijker conversatie wacht alsmede het opzicht op de vaste goederen die de familie bezit. De gemeente hier is wel omvangrijker dan die in Noord-Holland en het traktement zal lager zijn, maar de omgeving zal een gezonder leven mogelijk maken….

(Even terzijde: Hoe zou de koster gereisd hebben? Te voet naar Doetinchem of Doesburg, dan met een schip mee naar Kampen. Vandaar over de Zuiderzee gevaren naar Edam en dan weer te voet naar Oost-Graftdijk en terug… Voor de koster wel een wereldreis!). Wanneer de koster op 2 december weer terugkomt, heeft hij een positief antwoord bij zich. Hij wil wel komen, maar pas begin volgend jaar omdat zijn vrouw eind dit jaar een baby verwacht. Wanneer Derk Hummelinck in 1796 naar Zelhem komt, gaat hij in een huis wonen dat vanouds familiebezit is. In die tijd stond dat huis op de hoek van de huidige Stationsstraat en de Doetinchemseweg.. Die woning verkoopt hij in 1804 weer aan de Domeinen onder voorwaarde dat die woning bestemd blijft als pastorie voor Zelhem. (Meer info hierover in het hoofdstuk Pastorie) Na zijn emeritaat blijft ds. Hummelinck nog tot voorjaar 1833 in de pastorie wonen en verhuist dan naar Hengelo waar hij en zijn vrouw bij hun schoonzoon Baron A.J. van Heeckeren op Groot Regelink gaan wonen. Daar overlijdt hij op 19-12-1836. Fragmenten van de grafzerken van zijn grootvader en grootmoeder zijn bewaard gebleven in de kerk.

De roots van ds. Hummelinck
In het Leenaktenboek Gelre en Graafschap Zutphen is het volgende opgenomen: ’t Goet to Hummeldinck, gelegen in de kerspel van Zelem, in den buyrschap van Velswijck, welk goet in 1379 in leen werd gehouden door Arent Hummeldinck en van 1398 tot 1438 door Wolter van den Holte, geheiten Hommeldinck. Jan Hendrik van Renesse, nom. ux. [= gehuwd met] Berendina Albertina Hummelink, erfgenaam van haar vader Derk en uijt hoofde van geapprobeerde magescheyt beleent dit goet op 5 juli 1768. Het magescheyt is tussen Aleyda Hummelinck, weduwe van Evert Planten, J.H. van Renesse en B.A. Hummelinck, Diderick Hummelink en Anna Elisabeth Bom, echtelieden, kinderen en erfgenamen van Derk Hummelinck en Henrica Krabben. (zie akte) Berendina Albertina Hummelink laat approberen en registreren een acte van separatie en accoord den 13 februari 1787 voor heren commissarissen uyt desen Hove haar en haren eheman Johan Hendrik van Renesse gepasseert en waarbij aan haar dit leen was geadjudiceert 31 october 1788. Een oud Zelhems geslacht.

Geld van het Pastoriefonds gebruikt ten eigen bate? Het verhaal over de schuld van ds. Hummelinck15 aan het pastoriefonds begint eigenlijk op het moment dat de administrateur Wessel Grutterink komt te overlijden. Zijn enig kind en dochter, gehuwd met Ermeling, wil van de kerkvoogden decharge over de door haar vader gevoerde administratie ten behoeve van de kerk- en pastoriefondsen. Dat weigeren de kerkvoogden. Op 8 mei 1833 ontvangen de kerkvoogden een brief over die decharge van het gerecht. Uiteraard verdedigen de kerkvoogden zich in een uitgebreid antwoord op 18 mei 1833. Zij schrijven aan het gerecht onder meer dat Wessel Grutterink als kerkmeester en ontvanger op 22 november 1823, dus tien jaar geleden, ƒ 275,- en later nog weer eens ƒ 150,- zonder dagtekening, uit het pastoriefonds aan ds. Hummelinck heeft voorgeschoten. Ds. Hummelinck heeft daarvoor een briefje getekend. Na het overlijden van de kerkmeester op 4-12-1828 te Zelhem, heeft de erfgename dat briefje als contant geld aan de kerkvoogden willen geven, die daartegen bezwaar maakten. Hun bezwaar gold het doen van betalingen/voorschotten, waarvoor de kerkmeesters geen toestemming hadden gegeven, zodat zij die betaling gedaan achten voor eigen rekening en privé door W. Grutterink. Zij eisen van de erfgename dan ook beide bedragen inclusief de gederfde rente voor het pastoriefonds terug, alvorens zij decharge kunnen verlenen. (Het geld was van de Domeinen ontvangen voor het herstel van de pastorie, maar uitgezet bij Grutterink). De erfgename moet er zelf voor zorgen dat zij dat geld van ds. Hummelinck terugkrijgt. Ds. Hummelinck beweert echter, dat hij reeds ƒ 150,- heeft terugbetaald.

 In de jaarrekening 1833 staat een bedrag van ƒ 425,- dat ds. Hummelinck op 22 november 1823 had opgenomen. Over al die jaren was geen rente betaald. Kerkvoogden schrijven hem dat de schuld met ƒ 170,- wordt verhoogd. Het pastoriefonds laat het niet toe, dat zulke wanbetalingen blijven bestaan en eist dat het geld binnen drie weken, uiterlijk 26 september 1834, betaald moet zijn. Blijkbaar heeft men toch decharge aan de erfgename verleend of moeten verlenen en hebben de kerkvoogden de vordering op ds. Hummelinck overgenomen. Op 28 oktober is er nog niets betaald en men vraagt het PCVT om advies. Op 30 oktober adviseert men nog maar eens een termijn van veertien dagen te stellen of de schuld onder hypothecair verband te brengen. Als stok achter de deur schrijft het PCvT dat men vóór 20 november een uitslag verwacht. Na nog een paar keer heen en weer schrijven zijn de kerkvoogden het zat. Op 11 december in een laatste poging schrijven zij: ‘….daar men anders zodanige maatregelen zou moeten treffen die voor de eerwaarde zeer onaangenaam zouden zijn….’ Deze dreigende taal helpt.

Op 17 januari 1835 komen ds. D. Hummelinck en zijn schoonzoon J.A. Baron van Heeckeren van Groot Regelink in Hengelo bij de kerkvoogden. De emeritus zegt niet in staat te zijn de ƒ 425,- en de rente, samen totaal ƒ 612,-, aan het pastoriefonds te betalen. Beide heren stellen voor het hele bedrag in vier jaarlijkse termijnen terug te betalen, maar willen wel graag dat een bedrag van ƒ 39,50, door zijn eerwaarde in 1824 voorgeschoten voor behangsels in het pastoriehuis, in mindering gebracht wordt. De schuld onder een hypothecair verband brengen is niet mogelijk, maar ds. Hummelinck en zijn schoonvader, baron Jacob Adolph van Heeckeren, verklaren zich samen solidair te stellen in een schuldovereenkomst. De offi ciële overeenkomst wordt 11 april 1835 opgemaakt door Herman Becking, notaris te Zelhem. Uiteindelijk is de gehele schuld in vier jaar betaald en daarmee zou de kous af moeten zijn. Maar…..

 De ƒ 150,- die ds. Hummelinck, zie begin verhaal, terugbetaald zou hebben, iets dat door de erven van Wessel Grutterink bestreden werd, blijkt toch te zijn terugbetaald. Op een moment dat zowel ds. Hummelinck als diens schoonzoon al zijn overleden, we schrijven inmiddels februari 1843, vindt mevrouw de weduwe van Heeckeren-Hummelinck een kwitantie, gedateerd 1825. Hieruit blijkt dat de bewuste ƒ 150,- inderdaad al was terugbetaald aan het pastoriefonds. Nu hebben de kerkvoogden dus een probleem maar dat lossen ze elegant op. De erven Grutterink hoeven de ƒ 150,- niet meer terug te betalen en mevrouw Van Heeckeren-Hummelinck krijgt die ƒ 150,- plus ƒ 50,- rente terug. Een grappig detail is dat de kerkvoogden een lening moeten afsluiten om die ƒ 200,- te kunnen betalen….

Ook in het markeboek van de Zelhemse Hattemermarke vinden we de naam Hummelinck regelmatig terug. In de holting van 29 mei 1820 leent hij van de Marke ƒ 500,- waarbij zijn zoon August Antoon, predikant in Borculo, en de commies Ludolph Nies borg staan.

Een en ander doet de vraag rijzen of ds. Hummelinck niet met geld kon omgaan. Mogelijk dat zijn gezin te veel geld nodig had of dat de Hummelincks verarmd zijn. In 1803 verkoopt ds. Hummelinck de Weeme en de pastorie voor ƒ 4.200,- maar ondanks dat zijn er nog steeds financiële problemen.