Begraafplaats Halle

Begraafplaats Halle

Foto uit 1983 van Jan ter Maat

kerkhof halle

Foto uit 2007 door Herman Jonas

Begraafplaats Halle

Foto uit 2007 door Herman Jonas

kerkhof halle

Het oude herdenkingskruis op de begraafplaats. Foto van fam. H.W. Wesselink

oorlogsgraven3

Foto: Herman Jonas

oorlogsgraven4

Foto: Herman Jonas


Protestantse Begraafplaats te Halle

Door E. Somsen-Lieverdink.

Eerste opzet in 1861
Met de aanleg werd gestart in 1861. In de eerste opzet omvatte de nieuwe begraafplaats slechts een smalle strook grond parallel aan de Pausendijk. De ingang bevond zich aan de huidige Dorpsstraat. Het oorspronkelijke ontwerp van de begraafplaats had een middenpad met aan de rechterzijde een veld met in de vroegste fase van de begraafplaats 40 graven volgens de tekening. Links van het middenpad was het terrein opgesplitst in twee grafvelden. Het veld aan de voorzijde staat op de oudste tekening aangemerkt als ‘Algemeene begraafplaats’. Het achterste veld staat aangemerkt als ‘gereserveerd gedeelte om later te verkoopen’. Het middenpad leidt naar een klein lijkenhuisje achter op het terrein. Destijds een wettelijke eis.

De Kerkvoogden kregen bij de financiering van deze aankoop hulp van 52 particulieren die voor deze aankoop, onder voorwaarden van een eigen grafruimte op de begraafplaats, betaalden aan de Hervormde kerkgemeente Halle om daarmee ruim de benodigde grond aan te kunnen schaffen.

In 1861 konden de kerkvoogden vol trots aan de hogere kerkelijke organen en de gemeente Zelhem melden dat de financiering rond was … geheel zonder eenige bijdrage uit de kerkelijke fondsen …. De kosten werden geschat op ƒ 275 en er waren reeds 52 graven verkocht voor ƒ 6 per graf, samen ƒ 312,00. De benodigde vergunningen waren dan ook geen probleem.

Bij de definitieve inrichting is gekozen om het voorste gedeelte te bestemmen voor de toegekende 52 door loting uit te geven graven. Het andere overblijvende gedeelte was bestemd als Algemene begraafplaats en een gedeelte nader als grafruimte te verkopen. In het algemene gedeelte konden ook niet kerkelijke personen begraven worden.

Het begraafplaats boek dateert vanaf 1862.
Doordat er door loting al 52 grafruimten waren uitgegeven, gaf dat in 1888 ruimte problemen, waardoor akten van omruiling gemaakt zijn. In dit oude gedeelte zijn ca. 580 personen begraven waarvan ca. 250 kinderen onder de twaalf jaren of doodgeboren.

De eerste begraven persoon op deze begraafplaats is D.J. Hilferink op 23 juli 1862 in graf nr. 9. De derde begraven persoon, mevr. Schuurman–Olthuis kwam in graf nr. 52, zoals deze grafplaatsen door de loting waren toegedeeld.

De groei van de begraafplaats is nog goed te herkennen.
In later jaren is de uitbreiding nog een aantal keren herhaald. Alleen de laatste uitbreidingen bevinden zich aan de oostzijde (achterzijde) van de huidige begraafplaats, waarvoor destijds ruim voldoende gronden zijn aangekocht. Deze zijn nog maar voor een beperkt gedeelte in gebruik genomen.

In juni 2011 is voor het oudste gedeelte van de begraafplaats, de twee gietijzeren poorten, het koetshuisje en de oorlogsgraven een gemeentelijke monumenten status verkregen.

2016 Google begraafplaats Halle met nog ongebruikte gronden In 2014 is een Cultuurhistorische rapport is opgemaakt in opdracht van de begraafplaatscommissie van de Protestantse gemeente Halle door het Monumenten Adviesbureau Nijmegen in 2015. Dit bedrijf heeft ook voor de gemeentelijke begraafplaatsen in Bronckhorst Cultuurhistorische rapporten opgemaakt. Zelhem heeft n.a.v. het rapport een mogelijke ruiming niet door laten gaan maar het gedeelte eind 2016 als gemeentelijk monument een beschermde status gegeven. In Halle is de conclusie uit het rapport dat de status van gemeentelijk monument op de aanleg van de 19de –en vroeg 20ste- eeuwse begraafplaats terecht is en bescherming behoefd, als bijzondere betekenis zowel, cultureel en sociaal-maatschappelijk, als voor de historie van het dorp Halle.



                                                              

Amateurhistoricus Bennie Eenink schrijft hierover in het Contact Bronckhorst van dinsdag 28 november 2017

Contact Bronckhorst Zuid 28 nov 2017 V2


Het is nu de bedoeling om het informatiepaneel te actualiseren en te voorzien van het verhaal middels een QR-code.
Het verhaal uit de Kronyck is te lezen onder het hoofdstuk Verhalen met Zelhem en bij het hieronder liggende menu met Linken: Begraven in Halle.

 



Huidige naam:

Algemene Begraafplaats Zelhem 

Huidig adres:

 Kerkhoflaan 3


 

Aan dit artikel werkten mee:
G.J. Weenk
- bevolkingsregister
Elly en Harry Somsen
- kadaster en huisnummers

 
Oudste vermelding 24 januari 1829, de eerste begrafenis
Oude straatnaam:  Aan den Palmberg
Staat in: het dorp
Eigenaar: de kerk gemeente van Zelhem
Kadasternummer(s): N 333 kerkhof
N 333 bis huisje

 

kadasterkaart zelhem

Kadasterkaart uit 1822


 

Vroeger werden de doden begraven in de kerk, en op het kerkhof rondom de Lambertikerk.

Vanaf 1808 vindt de overheid vanwege de stank en om gezondheidsreden niet meer verantwoord dat er in een kerk begraven wordt. Wegens de stank is de uitdrukking rijke stinkerd hiervan afgeleid. Ook op de kerkhoven binnen de bebouwde kom van een stad of een groter dorp mag niet meer begraven worden.

De burgemeester en wethouder moeten omzien naar een plek buiten het dorp. Daar maken ze geen haast mee. Na veel aandringen van de hogere overheid wordt uiteindelijk in 1828 de algemene begraafplaats aangelegd. De inwoners krijgen de gelegenheid om een graf te kopen en het is mogelijk overledenen op de nieuwe begraafplaats te herbegraven en de eventuele grafsteen over te zetten. De eerste persoon die er begraven is Harmina Reindsen op 24 januari 1829.

 

Begraafplaats Zelhem

Krantenartikel uit Arnhemsche courant 11-12-1828

 

Begraafplaats Zelhem

Mei 2004 Foto H. Jonas

 

Begraafplaats Zelhem

Mei 2004 Foto H. Jonas

 

Begraafplaats Zelhem

Mei 2004 Foto H. Jonas

 

Op de algemene begraafplaats van Zelhem staan 16 witte gedenkstenen waarop de namen vermeld staan van luchtmachtmilitairen die in de oorlog op Zelhems grondgebied zijn gesneuveld. Allen waren bemanningsleden van geallieerde vliegtuigen die tengevolge van vijandelijke acties neerstortten. Vijf van hen behoorden tot de Australische (R.A.A.F), een tot de Canadese (R.C.A.F.) en tien tot de Engelse luchtmacht (R.A.F.). Een lid van de R.A.F. kon helaas niet worden geïdentificeerd.

  

Begraafplaats Zelhem

De grafsteen van Reindsen, deze is als eerste op het kerkhof begraven in 1829.
Het graf is geruimd, maar de steen is ingemetseld in het poortgebouw.

Foto uit collectie Eef Oosterink


De begraafplaats in  ZELHEM 
   
 

In Zelhem is na veel aandringen op 8 februari 1828 een commissie benoemd om een plan te maken voor de aanleg van een begraafplaats buiten de bebouwde kom. De gemeente Zelhem kende in 1828 circa 2700 personen, waarvan 1/5 RK is, deze worden begraven in Hengelo en Keijenborg. Daarom beschouwde men een nieuwe begraafplaats van 60 are groot, als toereikend, immers de aanleg bracht kosten met zich mee. Er worden in de raadsvergadering van 28 april 1828 twee plannen voorgelegd. Het eerste plan is op een stuk grond van dominee Huender uit Silvolde (genaamd Hissink-Pol). De aankoop gaat niet door, door te hogen kosten die moeten worden gemaakt, om het terrein geschikt te maken voor begraafterrein. Het tweede en definitieve plan is op een hoek heidegrond gelegen aan de weg naar Ruurlo en de weg op den Palmberg, later Kerkhoflaan.

De nieuwe begraafplaats wordt 60 are groot, ruim de helft groter dan het bestaande kerkhof in en om de Lambertikerk. Rondom de begraafplaats wordt een beukenhaag aangelegd met een houten poort. En een gebouwtje voor het bergen van het materiaal (touwen, dodenbaren enz.) De begraafplaatsen wordt opgesplitst in twee gedeelten, een gedeelte voor eigen graven en een gedeelte voor algemene graven. Men heeft voor de Rk mensen het voornemen een afzonderlijk gedeelte van de begraafplaats aan te gaan leggen. Hiervoor wordt op de begroting van 1829 een bedrag van zevenhonderd gulden opgenomen. Dit gedeelte is er echter niet gekomen.
00 P1050158 1 Hetwerk begraafplaatsTekening van het eerste hekwerk. Foto: coll. H.M. Somsen

De laatste begrafenis op het kerkhof om de Lambertikerk vond plaats op 28 december 1828 van Roelov Harmen Jan Bennink, oud 61 jaar. In 1861 is van het oude kerkhof rondom de kerk een plantsoen gemaakt. Het was destijds mogelijk om de overledenen op de nieuwe begraafplaats te herbegraven en de eventuele grafsteen over te zetten.

Wanneer de begraafplaats is aangelegd kunnen eigenaren van een graf op het kerkhof bij de Lambertikerk bij loting een nieuw eigen graf kopen. Er zijn 170 graven beschikbaar en er worden er 145 van verkocht. Zij die later een graf willen, betalen 12 gulden voor aankoop van een graf, dat is het gedeelte waar ook enkele notabelen liggen begraven, de toenmalige burgemeester Becking en zijn vrouw Maria Ludovica Baas met de grafsteen waarop twee slangen zich in de staart bijten. Voor een aantal graven hoefde niet betaald te worden, het graf van de huisarts in gemeentedienst, de grondeigenaar (Alof Radstake) die de grond in ruil voor een eigen graf gratis heeft afgestaan en voor de bewoners van de pastorie. Zowel in de eigen als algemene graven wordt naast elkaar begraven, zonder paden.
De begraafplaats is opgezet met een onderverdeling in twee perken door een middenpad gescheiden. Aan de rechterzijde van het oorspronkelijke middenpad, nu een grasperk met onderliggende graven, aan rechthebbenden toegewezen als eigen grafruimte als vervanging van hun graf bij de Lambertikerk. De graven hebben een oppervlakte van ca. 2x5 meter en zijn aaneengesloten in gebruik zonder paden. In de hoek van iedere grafruimte een zandstenen paaltje met nummer en naam van de rechthebbende erven. Het linker gedeelte was destijds in gebruik voor de overledene ingezetenen die een grafruimte voor een bepaalde periode mochten gebruiken. Dit gedeelte is geruimd en hergebruikt vanaf ca. 1960

De eerste begrafenis op de nieuwe begraafplaats vindt plaats op 24 januari 1829. Het herinnering steentje hiervan is ca. 1970 geplaatst in het nieuwe poortgebouw tevens lijkenhuisje. Het gaat om Hermina Reindzen overleden op 19 januari 1829, zij was getrouwd met Hendrik Hendriksen.

Op de oudste gedeelten van de begraafplaats en vooral de uitbreidingen uit 1928 zijn veel coniferen geplant als landschappelijk element, waardoor de begraafplaats het beeld heeft van een parkachtig landschap met grafmonumenten.

De verscheidenheid in uitvoering aan grafmonumenten waarop de namen van oude bekende Zelhemmers maken dit gedeelte met zijn stenen archief tot een gemeentelijk waardevol deel van de totale begraafplaats aan de Kerkhoflaan.

Graven met aandachtswaarde in Zelhem. 

Een wandeling over het oudste gedeelte van de Zelhemse begraafplaats geschreven voor de Open Monumentendagen in 2016 door H.M. Somsen. Foto's coll. samensteller.


Opgang 1e oude ijzeren poort.

01 2012 04 28 begraafplaatszelhem001

Links en rechts tot aan het eerste haaks kruisende pad een geruimd en hergebruikt gedeelte van de begraafplaats.

Het kruisende pad was het oorspronkelijke hoofdpad van de eerste opzet van de begraafplaats in 1829. De begraafplaats is opgezet met een onderverdeling in twee perken door een middenpad gescheiden. Aan de rechterzijde van het oorspronkelijke middenpad, nu een grasperk met onderliggende graven, die toegewezen zijn aan boerenerven die rechten hadden om destijds bij de Lambertikerk begraven te worden. De graven hebben een oppervlakte van ca. 2x5 meter en zijn aaneengesloten in gebruik zonder paden. In de hoek van iedere grafruimte een zandstenen paaltje met nummer en naam van de rechthebbende erven. Het linker gedeelte was destijds in gebruik voor de overledene ingezetenen die een grafruimte voor een bepaalde periode mochten gebruiken. Dit gedeelte is geruimd en hergebruikt vanaf ca. 1960

Bij het voormalige hoofdpad aangekomen en de met gras begroeide grafvelden aan de rechterzijde langs het oude hoofdpad een tweetal bijzondere natuurstenen dekplaten boven een grafkelder. Het betreft op elke hoek de grafkelders van Buursink en Wentholt.


Wij gaan hier rechtsaf tot de beukenhaag waar de oudste ingang van de begraafplaats in 1829 geweest is.
Teruglopend naar de kruising met de treurbeuk op het rechtergrafveld zien we het graf van:

Grafnr.1.164: familie Buursink, Grafkelder met eenvoudige natuurstenen dekplaat, één van de weinige van dit type op de Zelhemse begraafplaats. Van 1856 tot 1901 zijn hier 4 personen bijgezet.

02 Wentholt fam
Grafkelder deksteen  Wentholt. 

Grafnr.1.151d,1.151°,1.151f : Grafkelder: familie Wentholt, 1865, Eenvoudige liggende natuursteenzerk met opschrift.
Baron Jhr. Evert Jan Wentholt, oud ontvanger der Convooien en Licenten, was bij zijn overlijden eigenaar van 10 boerderijen waarvoor hij aanvankelijk voor zijn pachtboeren 10 begraafplaatsen op de Zelhemse begraafplaats had gereserveerd. Hij woonde destijds op boerderij Schooltink en is zelf niet in Zelhem begraven. De familiegrafkelder is pas in 1865 in gebruik genomen. 
Ermeling WGraf. W.Ph.E. Ermeling en E.J. Grutterink 

Grafnr.1.115: Ermeling en Grutterink, Grote liggende zerk op gemetselde sokkel, met eenvoudig tekstpaneel, op het graf van Wilhelm Philip Emilius Ermeling † 1846 en zijn 1e echtgenote Everdina Johanna Grutterink † 1842 Zij woonden op de hoek van de Markt en de Stationsstraat. Zie ook hierbij de zandstenen nummersteen.
Deze Ermeling moet beschouwd worden als de eerste veearts van Zelhem. Heeft op 23 maart 1822 voor een commissie examen gedaan en bekwaam gevonden om de post veearts van de eerste klasse, tweede rang waar te nemen. Bekend is dat zijn garnizoen in 1829 in Zutphen is. Hij is dan adjunct-paardenarts in het leger. In die tijd moet hij vrouw ontmoet hebben. Als hij in 1840 met pensioen gaat is hij paardenarts der eerste klasse van de Lanciers. Vanaf deze tijd zet hij zijn praktijk als veearts voort in de gemeente Zelhem. Op 3 februari 1846 overlijdt hij te Zelhem aan de gevolgen van een val van zijn paard.

Graf1.139: Bennink en Klumper graf Opstaande Hardstenen lettersteen met rand. Neeltje Klumper was aanvankelijk postkantoor houdster in Zelhem. Elbertus Johan Bennink was stationschef bij de GTW in Terborg, Dieren en tenslotte in Doetinchem.
Naast liggend graf van zijn broer.

Graf 138: familie W. J.L. Becking, circa1885 graf 1.138 Eigenaar van boerderij Nieuwenhave. Eenvoudige liggende hardstenen zerk met opschrift, binnen een grafvak met geornamenteerd ijzeren hekwerk, op het oudste gedeelte van de begraafplaats. 

Graf 1.168: fam. Regelink. Ligende natuursteenzerk met opschrift. Houtzager aan de Halseweg. Jan Regelink † 1865 -Johanna Regelink † 1873 en Isaak Anne Christiaan Regelink † 1875
3 Klokman grafGrafsteen  J.A. Klokman.

Graf 1.170: J.A. Klokman † 1870 schoolhoofd van de Openbare school woonde Smidsstraat 8 gehuwd met: 1e Carolina Becking (dr. van Burgemeester Becking) tr.2e in 1863 met Hendrika Bel. †1909 ( zij was dienstbode geweest bij “het Witte Paard” en daarna bij J.A. Klokman.)
Schrijver van reisverhalen en het boek Schetsen en tafereelen uit den Achterhoek
( uitg. Doetinchem 1856) Bevattende eene topographische beschrijving van onderscheidene plaatsen in het arrondissement Zutphen, benevens geschiedkundige merkwaardigheden, zeden, enz.
Bij hun huwelijk was getuige, Constant baron Van Heeckeren van Brandsenburg, oud 30 jaar woonachtig in Doesburg. Deze was enige jaren daarvoor kostganger geweest in de herberg “het Witte Paard” in Zelhem en is in 1883 in Zelhem begraven
Hardstenen Grafsteen met palmtak met hardstenen rand.

Graf 2.120: Karel Christiaan Gerdessen † 1912 gehuwd met Johanna Massink † 1877
Zijn dochter Hendrika Gerharda Derksen–Gerdessen.
H.G. Derksen-Gerdessen was getrouwd met de kunstschilder Gijsbertus Derksen (1870-1920) zij woonden op “Huize Johanna” aan de Kerkweg en na zijn overlijden liet Hendrika Gerharda “Huize Gerdessen” bouwen aan de Koestraat (Burgem. Rijpstrastraat)

We lopen nog even door langs de hardstenen liggende zerken, met op de graven 2.129 van de familie Bruggink van boerderij Bruggink aan de Heidenhoekweg 7.

04 2.036 1.207a Scholten H. Molenaar w.brinkH, Scholten molenaar Wittebrink.

Graf 2.036:
Graf: Molenaar Hendrik Scholten van de Wittebrinkmolen, graf verkregen in 1906. Als lettersteen is een molensteen gebruikt met koperen letters waarvan een aantal verdwenen.
Op een aparte Hardstenen lettersteen zijn moeder B. Meulenbrugge. Wed. van G.J. Scholten.

Graf 2.039
David Berendsen † 1905 en Diena Willemina Wisselink † 1907. Zij woonden op “het Roode Hert”   Een grafvak met geornamenteerd ijzeren hekwerk.

05 2.040 1.210 Schepers C.E. Seesink CleeGrafsteen Mevr Schepers-Sessink Clee.
Graf 2.040:
Notaris Antonius Gerhardus Schepers (1837-1918) en zijn vrouw Catharina Sesink Clee. Notaris Schepers in Zelhem in het ambt van 1874-1913. Zijn vrouw C.E. Sesink Clee ( † 1905) schenkt in 1902 een stukje grond, van het geheel, op de Zilverberg voor het realiseren van de bouw van Coöperatieve Zuivelfabriek Erica.
Huishoudster F.J. Dericks † 1911. Zij woonden aan de Hummeloseweg 10.
Graven uitgevoerd als dekstenen grafmonument.

Graf 2.010:

Eva Kampfraath-Zalm † 1888 en haar dochter Helena Catharina Toinetta Kampfraath, † 1928. Een groot grafvak met zandstenen nummersteen 210 met een geornamenteerd ijzeren hekwerk op een lage betegelde voet. Woonde op het oude Gerdessen aan de Koestraat.

                               Familie graf W.C. Ermeling. 

Graf 2.011:
Familie Ermeling, ca.1887. Rijk uitgevoerd hardstenen grafmonument, bestaande uit een sokkel (deels met quasíe rotsblok motief), met tekstpaneel, geflankeerd door hoekkolommetjes en bekroond met een halfrond frotont met palmen kransmotief, opgericht op het graf van de familie Wessel Carel Ermeling † 1908 en zijn vrouw A.C. ter Maat † 1917 en F.J. Ermeling † 1887 en W.P.E. Ermeling † 1911

Graf 2.12 :
Hiervoor het graf van de fam. Marinus Lodewijk Ermeling † 1910 (winkelier en organist) en zijn vrouw Maria Elisabeth ter Maat † 1915 en Tenkink- Ermeling. Zij woonden op boerderij Tenkink aan de Hummeloseweg 2. Een hardstenen lettersteen op sokkel met een hardstenen rand.

We lopen iets terug richting ingang.

Graf 1.009: Jan Herman Bennink † 1873 ( broodbakker in de Koestraat) en Hanna Hebbink † 1906 liggende natuurstenen grafsteen met tekst op een gemetselde fundering.

 

06 1.043 Becking Herman

Grafsteen burgemeester Becking. 

Graf 1.043 en 1.044 Zandstenen nummerstenen met vermelding: Nr 44 H. Becking burgemeester alhier. Hiernaast op 1.043 de fraaie hardstenen liggende zerk met tweemaal het motief van de in zijn staart bijtende slang. H. Becking, † 1849 en zijn vrouw M.L. Baas † 1839. Herman Becking was naast burgemeester en secretaris, ook keizerlijk notaris. De titel van de eerste Zelhemse burgemeester was gedurende de franse tijd “maire” vanaf het einde van deze tijd op 24 december 1813 wordt de “Mairie Zelhem” omgedoopt tot gemeente Zelhem. Herman Becking was voor zijn burgemeesterschap van 1817 tot 1846, Markerichter.                
Naastliggende grafsteen van Evert Willem Venderbosch, winkelier en sociëteithouder en Hendrica Maria Ludovica Becking, dochter van burgemeester Becking. Zij woonden in de voormalige burgemeesters woning op de hoek van de Markt en de Smidsstraat.

We gaan nu weer richting nieuwe hoofdpad. In het onderliggende grasveld vinden we zandstenen nummerstenen met boerderijnamen uit de eerste uitgifte periode. Bij het pad aangekomen zien we een aantal zandstenen letter -en naamstenen naast het pad. Deze zijn vrijgekomen bij de aanleg van dit pad over oude uitgegeven graven om een uitbreiding naar het volgende gedeelte van de begraafplaats mogelijk te maken.

07 P1100280Graf burgemeester Gijse Weenink. 

Bij dit pad grafnr.2.048,1.218 :
Graf: Oud-burgemeester J. GijseWeenink 1894, en zijn vrouw W. GijseWeenink -Van Voorst, Eenvoudige hardstenen silhouet steen, geplaatst binnen een groot vak met geornamenteerd ijzeren hekwerk op een lage voet. Burgemeester van Zelhem van 1879 tot 1894
President van de Hummelo- Enschedese Kunstweg.

08 P1140801Grafmonument van Constant Baron van Heeckeren van Brandsenburg 

Hier tegenover Grafnr.2.050,1.220:
Graf: van Constant Baron Van Heeckeren van Brandsenburg, 1883, Rijk uitgevoerd grafmonument voor Constant baron Van Heeckeren van Brandsenburg (1832-1883), bestaande uit een hardstenen gedenkteken met palmvormige bekroning en een gebeeldhouwd heraldísch wapen. Het monument is geplaatst binnen een ijzeren geornamenteerd hekwerk op bakstenen voetmuur, waarbinnen ook nog een grote hardstenen zerk ligt. De baron heeft een aantal jaren gelogeerd in “het Witte Paard”.

Linksachter dit graf  heeft een in 1866 gebouwd en rond 1957 afgebroken lijkenhuisje gestaan.

We gaan nu dit grasgedeelte op. Iets richting ingang.

Graf 1.019: Hier ligt een natuurstenen grafsteen van Laurens ten Hones † 1842 . Hij was steenbakker in Winterswijk en o.a. eigenaar van boerderij ” Assink” in Halle en “Wiltink” waar het graf oorspronkelijk voor bedoeld was.

                               Grafsteen B. Ruesink en J.A. W. Arentsen. 

Graf 2.077:
Graf: B. Ruesink ( 1844-1925) Wethouder en President Kerkvoogd en J.A.W. Arendsen (1849-1932) Zij woonden in de Smidstraat.
Hendrik Ruesink en Gerrit Ruesink. 2 hardstenen letterstenen met hardstenen grafrand met grind.


                               Grafsteen fam. Arfman. 

Graf 2.079
Graf: J.M. Arfman † 1916 en G. Arfman en zijn vrouw E. Waarlo van boerderij “de Meene” Meeneweg 12.
Deze twee grafmonumenten hebben een bijzondere bovenkant.

Graf 2.088: Derk Coops, molenaar op de nieuwe molen van Coops aan de Wiekenweg.
† 1910 en Gerritje Massink † 1911.Opgaande Lettersteen met gegolfde bovenrand met hardstenen bodemrand.

Graf.2.026/1.198: Gerdessen: Louis Antoon Gerdessen
† 1890 - Geertruida Johanna Gerdessen † 1917 en Bernardus Gerhardus Gerdessen † 1923 allen ongehuwd.

10 2.083j Bel. G. famGraf steen Familie G. Bel. 

Graf 2.083j fam. Gerrit Bel † 1917. Timmerman, architect en aannemer aan de Palmberg. Staande steen met puntdak en 6 puntige ster met punt.

oude gedeelteHet 2e gedeelte van de begraafplaats

We verlaten dit gedeelte en gaan naar de in 1918 aangelegde begraafplaats dit is het eerste gedeelte van het “Rondeel”. Een halfconcentrisch paden stelsel in gevuld met sterk krommende gravenrijen en verspreide groen accenten in de vorm van coniferen. Een coulisseachtige opzet van beplanting met landschappelijke elementen en doorkijkjes.

Rondeel gedeelte

Op het pad naar deze uitbreiding beginnen we bij de graven van de gezusters Oldenboom,
graf 3.019 Hier lopen wij rechts het pad in.


11 3.029 Somsen D.J. en v Hooydonk Bosman en QuikLessenaarsteen  Derk Jan Somsen en Maria van Hooidonk. 

Aan de linkerzijde.
Graf 3.029: D.J. Somsen. Grafsteen als lessenaar met hardstenen omranding waarin basalt grind. Graf overgenomen van smid Bosman die naar Amerika verhuisde.

Aan het einde van dit pad bij een hoofdpad 2x rechtsaf

Links Graf 3.092: Gerda Ovink, 1923 Opmerkelijk eenvoudige grafsteen op het graf van Gerda Ovink en haar kind, overledenin1923, na slechts 10,5 maand huwelijk met J.F. Ovínk

12 3.086 Beeftink Kamperman

Granieten grafsteen  Christina Kamperman. 

Links Graf 3.086: Christina Kamperman, 1923 Bijzonder vormgegeven granieten grafmonumentje in artdeco stijl, op het graf van Christina Kamperman(1884-1923). Het monumentje is geleverd door steenhouwer Schinkel uit Doetinchem.

13 3.082 Rijpstra H. KingmaGrafsteen fam Rijpstra. 

Links Graf 3.082 Rijpstra: Sierlijk uitgevoerde silhouetsteen van hardsteen op het graf (met banden) van burgemeester J. Rijpstra van Zelhem, (1889-1944) en zijn in 1988 overleden echtgenote B.R. de Planque. Met Bijbelcitaat. Rijpstra is een verzetsstrijder en Tweede Wereldoorlog slachtoffer. Hij stierf op 09-12-1944 in het buitenkamp Hamburg- Hammerbrook. (Neugamme) 

Rechts Graf. 3.049 links : De Planque Bartholomeus (predikant en schoonvader van burgemeester Rijpstra.) † 1942 en zijn vrouw Maria Eigeman † 1942

14 3.066a M.A. Brandts Grafsteen burgemeester Dr. M.A. Brants. 

Links Graf 3.066a: Oud-burgemeester M.A. Brants, 1929 Eenvoudige hardstenen silhouetsteen op het graf van dr. M.A. Brants (1853-1929), oud burgemeester van Zelhem (1894-1906) en Schiedam. De grafsteen is enkele jaren eerder geplaatst, bij het overlijden van Brands' vrouw Jkvr. R.J. van Andringa de Kempenaer in 1923.
In 1936 is overleden dochter Aamalia G. Brants
Dr. M.A. Brants was Oud-lid der Tweede Kamer en Ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw.
Rechts in dit grafgedeelte is de vriendin van de dochter Amalia, Trijntje Grijpma begraven, zij was onderwijzeres op de Looschool.

1x linksom het volgende ronde pad nemen bij rechts Luimes en Scholten, graf 3.096

15a 3.103 Grashuis Aldert 15 3.103 Grashuis fam. Aldert
Aldert Grashuis    Graf fam. Jan Grashuis.


Rechts Graf 3.103 : Jan Grashuis ( dierenarts –onderzoeker- proefmesterij ) Woonde Stationsstraat 11. Trouwde met G.J. Reichman ( dochter van Dierenarts Hengelo). Naamgever aan de Dr. Grashuisstraat waar de proefmesterij stond.
Op dit graf is ook een sierlijk geëtste grafsteen bijgeplaatst.

Aan het eind van het pad rechtsaf.
Op de hoek van het volgende pad het graf



16 Burozinska uit Rusland geh.VinkLettersteen van Sabina Miranna Burdzinska uit destijds Wit Rusland. 

Graf 3.145: op de hoek Burdzinska, 1944. Hardstenen silhouetsteen met sokkel op het graf van Sabina Marianna Burdzinska, in1911 geboren te Braez in Rusland en overleden op 23 oktober 1944. Het graf is geschonken door “grafgeefster en eenige inwoners en evacues van Zelhem 1943". Sabina was op de vlucht voor de armoede in haar vaderland in Scheveningen als dienstmeisje terechtgekomen en later vanwege het Spergebied Scheveningen geëvacueerd naar Zelhem (bij de familie Klein Wassink op Obbink en GJ. Takke). Daar werd zij ziek en stierf. Zij was getrouwd met Vink.

Wij gaan dit pad niet in maar pakken het achter dit graf lopende pad bij graf 3.167. E.J. Bretveld, aannemer Ruurloseweg 27

17 Hols Fam. M.W. kousman Grafsteen met trommel fam. Hols. 


Rechts Graf 3.136: Hols. Op het graf van de familie Hols bevindt zich naast de eenvoudige natuurstenen silhouetsteen een metalen graftrommel met graftak, ter nagedachtenis van Everdina Johanna Hols, overleden 24-12- 1938, 30jr. Zeldzaam object type. Ligging op het noordoostelijke deel van de uitbreiding.

Graf 3.134 Fam. Bulten niet benoemd: Porseleinen bloemen op houten kruis ondergrond, ligt in het gras.

Aan het einde van dit pad links af, een pad overslaan en bij de laatste rij het pad links in.
Hier bevind zich links.

17 3.181 Zaalmink Fam.Ruurloseweg F52
Familiegraf Zaalmink 2015
3.181 Zaalmink

 

Zaalmink graf 2020
Familiegraf Zaalmink in 2020

 Graf 3.181: H.W. Zaalmínk, † 24-10-1931. Op het grote graf van de familie Zaalmink in het noordoostelijke deel van de uitbreiding bevindt zich een houten grafteken uit circa 1930, met sterk afgesleten tekst. De bekroning is verdwenen.(2015) Zeldzaam type. De plank is inmiddels vervangen door een gedenksteen in de vorm van een boek. 
Hiervoor in de plaats is een liggende zwarte steen gekomen in de vorm van een gesloten boek met daarop de tekst: H.W. Zaalmink 8-2-1910 - 24-10-1931.

( F52= Ruurloseweg 33)

Wij lopen langs de heg bij de Stephanotus zandweg naar het brede middenpad bij de rode beuk en slaan linksaf. Wij lopen door tot het strooiveld en volgen via het linker pad langs het strooiveld, tot het oude afscheidende pad.
Hier op de hoek:

Bulsink grafGraf 2.102A: Leontine Clemente Jouffroy, oorlog evacué uit Amsterdam † 1946 en J.J. Blink.† 1968. Hardstenen lettersteen naast zuil op sokkel.

Hier gaan we rechtsaf en lopen achter langs het strooiveld en enkele oude graven behorende bij het oudste gedeelte om uit te komen bij graf 1 van de Eerste klas.

Treurniet grafGraf te Velthuis-Treurniet

Graf 1e kl. 001: familie te Velthuis-Treurniet, 1927 en later Hoge hardstenen sokkel met imitatie rotsmotief en tekstpaneel, waar op een hoog natuurstenen kruis is geplaatst. Het monumentje is opgericht op het graf van W.H. te Velthuis (1859-1927), zijn echtgenoten, overleden in 1962. Dochter Reiniera (1894-1975) en haar echtgenoot mr.lr. Alexander Julianus Treurniet (1890-1955). A.R. te Velthuis –Gijse Weenink ( dr. van burgemeester Gijse Weenink 1867-1962 ) Het graf, dat wordt omzoomd door hardstenen banden met zuilen waar tussen schakel kettingen, ligt op het meer representatieve gedeelte van de noordelijke uitbreiding van de begraafplaats, aan de binnenste ring van de concentrische padenstructuur.

Een doorgebroken ketting is vaak een symbool van het afgebroken leven, het verliezen van een band met een geliefde. Een gedoornde schakel is niet alleen een praktische methode om de voorkomen dat men op de kettingen gaat zitten, maar staat symbool voor de doornenkroon en dus de bespotting en het lijden van Christus.  

Strooiveld

Wij gaan langs een stukje van het strooiveld links het hoofdpad op.

Bij het eerste zijpad aan de linkerkant zien we een graftrommel. 

20 I.012 Kappert Willem Terborgseweg 9Graf met graftrommel. "Spijkhorst".

Graf 1e klas.012a: met graftrommel. A.H. Walkenhorst † 1933 en Trijntje de Boer † 1938   Anoniem graf met metalen graftrommel, waar in een zinken bloemstuk.

We gaan het volgende pad links in bij het graf.025 van smid Nusselder met een laag metalen hek.Hierna 2x rechts af volgende pad.

21 I.028 Somsen D J. fam graf Jo en MienFamiliegraf: D.J. Somsen. 

Rechts Graf 1e kl.028. D.J. Somsen en fam. Hardstenen lettersteen op sokkel en omranding. Bestuurslid Looschool en muziekver. Pr. Juliana

Boenk familie graf

Links Graf 1e klas 038-046: familie Boenk, ca.1930 en later. Omvangrijke grafplaats, omvattende meerdere graven, voor de familie Boenk. Het grote vak wordt omheind door natuurstenen paaltjes met ketting en op natuurstenen banden. Binnen het vak staat een groot natuurstenen gedenkteken op sokkel en een reeks gelijkvormige, maar veel kleinere grafmonumentjes. Boenk was stationschef van het spoorstation in Zelhem

Aan het eind van dit pad 2x links af om de andere kant van de graven Boenk te zien. Aan het eind van dit pad gaan we links af en nemen het tweede pad rechts naar het vervolg van de 1e klasse.

Hier vinden we rechts het graf Graf 1e kl. 057: van der Poest Clement met familie wapen.

18 I.057 v.d. Poest Clement E.H. arts Stationsstraat 9 18a Poest Clement v.d. E.H. en Hupcher
Graven fam. v.d. Poest -Clement.  
Een breed opgezet graf, bestaande uit een met flagstones betegeld vak, waarop aan de achterzijde een breed staand grafteken geplaatst is, vervaardigd van hardsteen. Het betreft het graf van Everard Hendrik van der Poest Clement (1883-1941), arts te Zelhem en zijn echtgenote Johanna Wilhelmina van der Poest Clement-Hupscher (1886-1977). Op de fraai gedecoreerde steen zijn de familiewapens van de overledenen afgebeeld. Daarnaast hun kinderen in een soortgelijk graf. We komen nu rechts bij een grasveldje met voornamelijk kleine nummer paaltjes. 

Peeters johan nw. plank

Hier een zeldzaam en in gave staat verkerend houten grafteken op het kindergraf A116 van Johan Peters (1932-1941). Dit grafteken heeft inmiddels een geslaagde gerenovatie ondergaan. 

 

P1140800 oude begraafplaats overzicht 1
Overzicht gedeelte oude begraafplaats nov. 2020
P1140804 Oude begraafplaats 2
Overzicht gedeelte oude begraafplaats nov. 2020

Begraafplaats Zelhem

Als we verder lopen komen we bij een in ca. 1970 gebouwd entreegebouw met doorgang naar een ijzeren poort. In deze onderdoorgang rechts naast de deur de ingemetselde grafsteen van Harmina Reindsen, weduwe van H. Hendriken, als eerste begraven persoon op 24 januari 1829 op deze nieuwe begraafplaats. Bij de bouw van het entreegebouw was ook en voorziening als opbaarruimte. Hier is nauwelijks gebruik van gemaakt door een zelfde gebouwde voorziening bij ontmoetingscentrum Dennenlust, welke bij afbraak van het ontmoetingscentrum, de bouw van een compleet rouwcentrum Dennenlust mogelijk maakte.

Dit is het einde van de rondgang op de oudste gedeelten van de Zelhemse begraafplaats.

Op het nieuwere gedeelte van de begraafplaats  is er een appart stuk als islamitische begraafplaats compleet met tafel en watertappunt gemaakt voor de moslim gemeenschap met eeuwige grafrust.

Rituele Wasplaats begraafplaats De rituele wasplaats op de Zelhemse begraafplaats.

WO 2 Omgekomen vliegeniers

Op deze begraafplaats bevindt zich ook een groep oorlogsgraven van, in de Tweede Wereldoorlog gesneuvelde geallieerde militairen, geplaatst in een eenvoudige setting met hardstenen banden, grint-en plantvakken. De graven liggen in de westelijke uitbreiding van de Algemene begraafplaats.

De Grafstenen met hun vermelding.

Eenvoudige ornamentiek, symbolen als palmtakken ( overwinning op de dood), klimop (vergankelijkheid en eeuwig leven, door de groene bladeren), sterren (door naar boven en beneden gerichte punten verbinding van hemel en aarde), laurierkransen(overwinning op de dood).
Opvallend is dat bij vermelding van de namen vaak de “boerderij naam” of huisnummer wordt genoemd. Dit is vaak noodzaak omdat families groot waren en de zelfde achternaam droegen. Zonder deze toevoeging wist je nog niet wie er uiteindelijk bedoeld werd.
Op de begraafplaats bevinden zich naast de grafruimte, zandstenen, natuurstenen en betonnen nummerpaaltjes.

H.M. Somsen 2016/2020


Funeraire flora biedt volop mogelijkheden tot fraaie symboliek 

© Ada Wille - De Begraafplaats nr. december 2005. 

Welke beplanting sluit symbolisch aan bij de functie en betekenis van de begraafplaats als plek waar wij onze doden begraven? Ada Wille maakte een kleine bloemlezing van symbolische bomen, planten en bloemen. Van de Terebinth tot de zakdoekjesboom. En van de zonnebloem als 'ziel in aanbidding en liefde voor God' tot de kortstondigheid van de klaproos.

De wereld van de funeraire symboliek is enorm uitgebreid en kan in diverse categorieën worden onderverdeeld: planten, dieren, het menselijk lichaam, ambachtelijke werktuigen, religieuze iconen, emblemen van geheime genootschappen, insignes van broederschappen. In dit artikel gaat het uitsluitend over de flora of plantensymboliek op de begraafplaats.

Dode symbolen
Ook de flora of plantensymboliek kan weer verder worden onderverdeeld, namelijk in bloemen en planten, fruit, graan en wijnstok/-blad, bomen en struiken. De symbolen zijn talrijk en hebben allemaal een betekenis of verwijzing naar leven, dood, onsterfelijkheid en religieuze zaken. Op begraafplaatsen zien we ze niet alleen toegepast op de grafstenen zelf, maar ook verwerkt in hekwerken, glas-in-lood van grafkapellen en grafgiften in de vorm van bloemtrommels, keramische kransen en plastic boeketten. Vooral die laatste zijn sterk vertegenwoordigd in de zuidelijke landen van Europa.

Soms kom je heel bijzondere voorbeelden tegen. In Praag is op de joodse begraafplaats een Jugendstil-monument te vinden met daarop een paardenbloem waarvan de pluisjes wegwaaien. Op een begraafplaats in Hamburg staat een steen met een afbeelding van Gods hand die een bloem (= jonge vrouw) wegrukt uit een boeket (= de familie).

Op joodse begraafplaatsen zien we vaak de (levens)boom terug als symbool, vooral in de vorm van een boom die door een hand met bijl wordt omgehakt - symbool van een te vroeg gestopt leven. Op graven van kinderen staat eerder een hand die een jong boompje uit de grond rukt. Ook kom je op oude begraafplaatsen nog wel eens complete 'boomstam'-monumenten tegen: bijna niet van echte boomstammen te onderscheiden eiken, door de ouderdom al begroeid met mossen en soms zelfs met een klein vogeltje of eikenblad guirlande versierd; onvergankelijkheid. De populariteit van natuurbegraafplaatsen (in Duitsland Waldfriedhöfer genoemd), waar geen steen maar een boom op het graf wordt geplant, geeft wel aan dat men een boom nog steeds als een monument ziet.

Levende symbolen Niet alleen als afbeelding op grafmonumenten maar ook als levend onderdeel van de begraafplaatsinrichting heeft beplanting lang een symbolische rol gehad. Een van de eerste grafbomen waar op schrift, onder andere in bijbelverhalen, melding van wordt gemaakt is de Pistaches Terebinthus of Terebinth. Deze boom diende als plaats voor erediensten en er werden persoon van aanzien onder begraven. Verschillende bijbelteksten verwijzen naar Jacob die op het graf van zijn vrouw Rachel een gedenkteken oprichtte en een Terebinth plantte. Bij de begraafplaatsaanleg in de 19e eeuw speelt het natuurideaal een grote rol. Vanuit de tuinkunst kwamen de ideeën om begraafplaatsen als park aan te leggen met beplanting die door hun donkere blad de stemmigheid van de plek benadrukte. Met name naaldhout paste hier goed bij, aangevuld door 'kleine heesters die stil mee-treurend over de grafstenen hangen' - aldus de filosoof Hirschfeld in Theorie der Gartenkunst. De taxus is door deze stroming tot begraafplaatsboom gemaakt. Ook diverse andere soorten bomen en planten hebben een symbolische betekenis gekregen.

De symboliek van bomen
De boom in het algemeen is het symbool van de levensboom. Een kleine opsomming (de symboliek verschilt soms per land): de eik staat voor kracht en sterkte en is een symbool van onsterfelijkheid. De vruchten van de kers herinneren aan het hemelse paradijs. De noot is het Christussymbool voor lichaam en ziel. De meidoorn staat symbool voor de doornenkroon van Christus. De jeneverbes biedt bescherming tegen het kwaad. De cypres staat voor dood en onsterfelijkheid; in de Griekse en Romeinse oudheid is de boom verbonden met Hades/Pluto, goden van de onderwereld. Hulst, ten slotte, staat voor onsterfelijkheid. Een christelijke legende vertelt dat toen de bomen hoorden dat Christus zou worden gekruisigd, zij onderling afspraken dat zij zich niet voor dat doel zouden laten gebruiken. Zodra een bijl ze zou aanraken zouden ze in duizenden stukjes uiteen vallen. Alleen de hulst hield zich niet aan deze afspraak. Vandaar dat het kruis werd gemaakt van hulsthout.

Treurbomen
Bij de aanleg van de parkbegraafplaatsen in Engelse landschapsstijl waren het vooral de treurvormen van diverse soorten bomen in combinatie met donkere soorten als taxus en hulst, die een melancholische, droevige sfeer moesten creëren. Op veel oude begraafplaatsen kun je het bekende zwarte treurboompje als symbool op de grafstenen zien staan. De boom huilt als het ware mee met de nabestaanden. En nog steeds hebben treurvormen waarde voor de begraafplaats. Vooral als solitair komt hun habitus (vorm) tegen een contrasterende achtergrond mooi uit en vormen zij een accentbeplanting. Mooi ook is de beweging van de twijgen van bijvoorbeeld een treurberk (Betula pendula): bij een klein briesje 'dansen' deze bomen al. De bomen werden in de romantische periode doelbewust als solitair op grafvelden aangeplant. 'Pendula' als toevoeging achter de soortnaam betekent '(af)hangend' en is enigszins treurend te noemen. Zo staat de Fagus sylvatica 'Pendula' te boek als treurbeuk. De toevoeging 'Tristis' betekent 'treurend', 'droevig'. De misschien wel meest droevige boom is de Betula pendula 'Tristis' ofwel de treurbeuk.

Zeer bekend en vaak toegepast in de landschapsstijl bij waterpartijen is de treurwilg (Salix sepulcralis 'Chrysocoma'), in het Engels zo prachtig 'weeping willow' genoemd. In veel religies staat de wilg voor onsterfelijkheid. In het christendom staat het voor het evangelie van Christus, omdat de boom blijft groeien ongeacht het aantal takken dat je er afzaagt. Ze zijn het mooist in het voorjaar, net voordat het blad uitloopt. Met een donkere onweerslucht als achtergrond geven de twijgen dan een bijna iriserende groene lichtgloed af. In de Romantiek werden ze heel strategisch aan het einde van waterpartijen geplant, om zo een doorlopende waterloop te suggereren. De treurwilg was vooral in de 19e eeuw een van de meest populaire grafsteendecoraties, en werd ook veel afgebeeld in de schilderijtjes die men destijds maakte van het haar van de overledene.

Er zijn enkele bomen die zich vanwege specifieke eigenschappen en naam lenen voor de aanplant op begraafplaatsen: De hemelboom (Ailanthus altissima) verwijst naar een leven na de dood. De zakdoekjesboom (Davidia involucrata) is een verwijzing naar het verdriet en de rouw van de nabestaanden. De doodsbeenderenboom (Gymnocladus dioicus) heeft een misschien iets te confronterende naam? De boom heeft aparte geweiachtige takken en is bijvoorbeeld toe te passen als een soort moderne en organische variant van de vanitassymboliek (verwijzingen naar de vergankelijkheid van het leven en de tijdelijkheid van schoonheid, rijkdom en kennis; 'vanitas' betekent letterlijk ijdelheid, ijdele schijn, red.). Los van de naam en de symboliek is het een bijzondere boom. De cypres is mooi zuilvormig en verwijst naar de hemel.

Grafbeplanting Ook in de grafbeplanting wordt vaak gezocht naar verdieping, betekenis en verwijzing. Denk bijvoorbeeld aan het vergeet-mij-nietje, de rode rozen en de witte lelies.

Op het gebied van planten is een grote lijst van soorten en hun specifieke betekenis te produceren. In de Duitse grafbeplantingscultuur, waar veel aandacht is voor samenhang tussen architectuur, stenen en groen, voeren structuur en kleur de boventoon. Het plaatje moet helemaal kloppen. Heel soms is er een knipoog naar de symboliek.

In het algemeen staan planten en bloemen symbool voor het leven. De lijst van flora-symbolen is zeer uitgebreid. Een kleine 'bloemlezing'. Eerst enkele planten. De buxus is in Nederland de vervanger voor de palmboom, drager van de levenskracht die de dood overwint. Het klaver(blad) staat voor de drie-eenheid van Christus; vier blaadjes staan voor de vier evangelisten Matthëus, Marcus, Lucas en Johannes. Klimop staat door zijn hechtwortels symbool voor (geloofs)trouw, vriendschap en aanhankelijkheid. Tevens is klimop altijd groen, dus 'onsterfelijk'. Het lelietje-van-dalen symboliseert Christus, de brenger van het heil en het evangelie. De maagdenpalm staat voor eeuwigheid, trouw en standvastigheid. Ook de pachyssandra staat voor eeuwigheid en de papaverbol symboliseert de eeuwige slaap.

Bloemen en bloesems in het algemeen hebben diverse symbolische betekenissen in de zin van hoop, vreugde of vergankelijkheid. Jonge overledenen werden gezien als bloemen die geplukt waren. Een bloem in de knop staat voor het fragiele begin en een gebroken bloem is een leven dat te snel is gesnoeid. Deze symboliek is dus vooral gebruikt voor graven van kinderen en jong volwassenen. Een boeket bloemen stelt een familie voor.

Projecten met symboliek
Op het gebied van begraafplaatsarchitectuur wordt soms ook gezocht naar thematiek en symboliek. Vormgevingssymboliek die er op de kaart leuk uitziet maar op het maaiveld waardeloze ruimten oplevert (de zogenaamde 'plattegrondarchitectuur') is minder zinvol. Het streven is eerder gericht op toepassing van symboliek die een meerwaarde (verdieping) geeft aan zowel de (gebruiks)ruimte als de identiteit en sfeer. Zo zit er - naast de functionaliteit - een (emotioneel) verhaal achter dat appelleert aan het gevoel van de gebruiker. Soms vormt symboliek het thema voor een grafveld. Zo is op de uitbreiding van begraafplaats Rusthof in Amersfoort een kindergrafveld aangelegd als 'vlindervallei'. De beplanting staat helemaal in het teken van vlinders. Nu er ook graven liggen is te zien dat ouders geïnspireerd raken en ook de grafbeplanting en accessoires binnen dit thema kiezen. Symboliek kan dus ook een functie versterken.

Op sommige plaatsen keert men terug naar de vorm van de grafheuvel (Haren en Amersfoort) of worden houtwallen gebruikt en Celtic Fields (Emmen). Het ontwerp van begraafplaats Zwaanshoek in de Haarlemmermeer manifesteert zich op de kaart als boomblad. De grafvelden zijn aangelegd als bladlobben aan een centrale toegangsas, als bladnerf. Het eikenblad was de inspiratiebron voor ontwerper Jos van de Lindeloof (die zijn achternaam natuurlijk al mee heeft). De symboliek van bladnerf en bladlobben levert een mooie gestructureerde ruimte op. Naast het functionele en ruimtelijke aspect geeft de achterliggende symboliek verdieping en identiteit.

Symboliek van planten/bomen

Bron: www.begraafplaats.nl

Eikentak

Eikentak (-blad, eikels)

De eik heeft in de oude symboliek al verschillende betekenissen:

Eikenhout werd als onverwoestbaar beschouwd en was daarom het symbool van de onvergankelijkheid. De eik was ook het symbool van onsterfelijkheid en eeuwig leven. Al in de oudheid werd aan overwinnaars een lauwerkrans van eikenbladeren gegeven ten teken van onvergankelijke roem.

 

Klimop

Klimop

De klimop is het symbool van het eeuwige leven vanwege z'n altijd groene bladeren. Ook is het het symbool van de eeuwige vriendschap. De klimop houdt de herinnering vast, daarom wordt ze ook veel als grafbeplanting gebruikt.
Korenaren

Korenaren

De korenaar is het symbool van Christus, het Brood des Levens, maar ook het symbool van de Eucharistie of het Avondmaal.
Lauwerkrans

Lauwerkrans

De lauwerkrans van laurierbladeren is door de groenblijvende bladeren symbool van onvergankelijkheid en eeuwig leven. Het is tevens het symbool van de overwinning, roem en eerbetoon. Een schedel omkranst met lauwertakken symboliseert de heerschappij van de dood over de levenden. De lauwerkrans hoorde bij de god Griekse god Apollo, zoon van Zeus. Apollo was de god die de hoogste en geestelijke schoonheid bezat. De oudste symboliek van de laurier is die van reinheid. Met laurier werden ook de smetten van vergoten bloed gereinigd.

Palmtak

Palmtak

De palmtak is het attribuut van de godin van de overwinning, Victoria. Ze symboliseert de overwinning op de dood. In de oudheid werd de palmtak aan atleten gegeven als teken van overwinning en werden koningen en keizers na een overwinning binnengehaald over een weg die bedekt was met palmtakken.

De Christenen namen de palmtak over als symbool van hen die gestorven waren en in het bijzonder de martelaren. In de Christelijke kunst was de palmtak het symbool van de overwinning op de dood door en in Christus. In de Rooms-Katholieke liturgie verwijst de palmtak naar de intocht van Jezus in Jeruzalem.

Een duif met een palmtak in de snavel verwijst naar vrede.

Treurwilg

Treurwilg

De treurwilg is het symbool van rouw en verdriet. De hangende takken symboliseren de tranenstroom die in de aarde verdwijnt.
Voor de Germanen was de wilg het symbool van de dood. In de onder- wereld waren uitgestrekte wilgenbossen, waar de doodsgoden woonden.
In Shakespeare's Hamlet verdrinkt Ophelia daar, waar het grijze lover van een wilgenboom zich in het water weerspiegelt.
Een knoop in een wilgentak leggen was vroeger voldoende om iemand te laten sterven. Men noemde dit ook wel 'doodknopen'. Wie zo'n knoop losmaakte stierf zelf.

 

 

 

Huidige naam:

Algemene Begraafplaats Zelhem

Huidig adres:

 Kerkhoflaan 3


 

Aan dit artikel werkten mee:
G.J. Weenk
- bevolkingsregister
Elly en Harry Somsen
- kadaster en huisnummers

 

Luchtfoto

Detail uit de kadastrale kaart van 1829 (L.C. Machen)

 

Luchtfoto

Overzicht van de begraafplaats uit een atlas van 1843

 

Luchtfoto

Overzicht van de begraafplaats uit een atlas van 1900

 

Luchtfoto

Overzicht van de begraafplaats in 1928

Foto uit collectie Harry Somsen

 

Luchtfoto

Overzicht van de begraafplaats in 1952

Foto uit collectie Harry Somsen

 

Luchtfoto

Overzicht van de begraafplaats in 1975

Foto uit collectie Harry Somsen

 

Luchtfoto

Overzicht van de begraafplaats in 1992

Foto uit collectie Harry Somsen

 

Aan dit artikel werkten mee:
G.J. Weenk
- bevolkingsregister
Elly en Harry Somsen
- kadaster en huisnummers
Sikke Postma - transcriptie

 


 

Onderstaand de notulen uit de diverse raadsvergaderingen


Bron: ECAL : (Erfgoed Centrum Achterhoek en Liemers)

Toegang : 0084 Gemeentebestuur Zelhem 1818-1940

Inventaris nr. : 1 Notulen van de gemeenteraad 1818-1828

Transcriptie : Sikke Postma, februari 2012
 

Besluit [1]  No. 8

Voordragt voor de Commissie op den 8 febr. 1828 benoemd om een plan van eene Begrafplaats buiten de Kom der gemeente te formeeeren. Strekkende die voordragt om een begrafplaats te houden daar waar dezelve thans is.

Zelhem den 28 April 1828

Present alle Leeden exept Jonkhr. E.J. Wentholt

Gehoord het mondelijk verslag van de Heeren Lourens Hesselink en Wessel Grutterink, op den 8 Februarij l.l. door de Gemeente Raad benoemd, om voor het aanleggen van eene nieuwe Begrafplaats buiten de Kom der Gemeente, overeenkomstig Zijner Majesteits Besluit geinsereerd in het Besluit van Hun Edele Groot Achtbaren de Heeren Gedeputeerde Staten der Provincie Gelderland d.d. 5 Septemb. 1827, No. 44 P.B.: no. 97, aan de Raad een plan voor te leggen, houdende gemelde voordragt, dat voor eene nieuwe begrafplaats in aanmerking kwam:

1e De zoogenaamde Heissink Pol noordoosterlijk van het dorp gelegen aan Do. Huender te Silvolde behoorende en

2e Een Hoek hooge Heidegrond ten noorden van het Dorp agter de zoogenaamde bergen, ter linkerzijde van de weg op Ruurlo gelegen,

dat enz.:

En hierover gedelibereerd zijnde, is ten gevolge van het Besluit van den Heer Gouverneur van Gelderland d.d. 3 Maart l.l. no. 1240/8, P.B. no. 34, houdende kennisgeving, dat volgens zijner Majesteits Intentie de begrafplaatsen, welke onmiddellijk naast en aan de kerk [2] gelegen zijn, wanneer dat gebouw op den hiertoe bepaalden afstand van de bebouwde Kom des Gemeente verwijderd is, bij eene bevolking van meer dan duizend zielen, zullen kunnen blijven bestaan: goedgevonden, aangezien de bepalingen van gemelde Besluit met de locale situatie van deze Gemeente overeenkomt, en ten einde de vrij aanzienelijke uitgaven aan een nieuw aanteleggene Begrafplaats voor de Gemeente uit te sparen, om Hun Edele Groot Achtbaren, naar aanleiding van §e van derzelver Besluit van 5 Septemb. l.l. no. 44 en het gememoreerde Besluit van den Heer Gouverneur deer Provincie d.d. 3 Maart l.l. no. 1240/5, voor te dragen:

Dat zoo als bekend de gemeente eene bevolking heeft van ruim 2700 zielen.

Dat ruim een vijfde van die bevolking de Roomsch Catholieke Godsdienst belijdt.

Dat dezen, sedert eenige jaren, derzelver lijken op eene bij de R.C. Kerk onder Hengelo, met welke Kerkelijke Gemeente het merendeel der Roomsch Catholieke Ingezetenen van deze gemeente vereenigd is, nieuw aangelegd Kerkhof begraven.

Dat alzoo geene andere lijken, slechts de lijken van eenige weinige R.C. Ingezetenen die Kerkelijk met Ter Gun onder het Ambt Doetinchem of met het Hoenderboom onder Lichtenvoorde zijn vereenigd, als van hervormde Christenen in de Kerk en op het Kerkhof begraven worden.

Dat door deze verandering het Kerkhof, het geen eene grootte heeft van tweeduizend zeven honderd zeven en vijftig Nederlandsche Ellen, overvloedige ruimte heeft om de lijken die op hetzelve begraven worden te bevatten.

Dat het Kerkhof blijkens de daarvan geformeerde platte grond ten aanzien van de Kom van het Dorp Zelhem zoodanig gelegen is, dat hetzelve na het oordeel van de Gemeente Raad vooreerst als Begraf-plaats kan blijven, temeer omdat het geheele Dorp, waarvan [3] de huizen ver uiteen liggen, slechts eene bevolking heeft van nog geen vijfhonderd zielen.

Om welk een en andere redenen goedgevonden is, aan Hun Edele Groot Achtb: de Heeeren Gedep: Staten dezer Provincie, met inzending van de aangehaalde plattegrond, te verzoeken authorisatie om vooreerst de lijken uit deze Gemeente op het Kerkhof in het Dorp Zelhem te doen begraven, onder zoodane bepalingen als bij hoogst derzelven Besluit van den 5 September 1827 vermeend, ten welken einde alsdan een gemotiveerd Reglement van Policie op het begraven der Lijken op gemelde Kerkhof aan Hun Ed: Groot Achtbaren ter ap- of inprobatie zal worden ingezonden.

(Waren geteekend) Herm Becking, L. Hesselink, F.A. Becking, W. Grutterink, G. Willink, G. Booltink)

Besluit

[1]  No. 12

Deliberatie over het aanleggen van eene begrafplaats buiten de Kom van ’t Dorp.

Zelhem den 12 Junij 1828

Present als vooren

De Burgemeester communiceerd een bij hem ontvangene Missive van den Heer Districts Commissaris van Doetinchem en Borkulo d.d. 6 Junij 1828, No. 230/1, houdende mededeling van het Besluit van Hun Edele Groot Achtbaren de Heeren Gedeputeerde Staten dezes Provincie d.d 28 Mei jl no. 45, waarbij de Gemeente Raad wordt aangeschreven om eene algemeene begrafplaats voor hunne gemeente buiten den Kring van gebouwen van Zelhem aan te leggen.

En hierop gedelibereerd zijnde, is uit aanmerking, dat de ligging en Situatie van de Heidegrond die het Dorp omringd, hoezeer anders van de geerfdens van de Zelhemsche Mark vermoedelijk onder een min bezwarende Titel te bekomen, nergens een terrein aanbiedt geschikt voor eene begrafplaats, als zijnde dan eens te laag, en dan eens met te veel wegen doorsneden om een goed geheel daar te Stellen, of soms door landerijen ingesloten, dat geen voegzamen weg derwaards kan worden [2] aangelegd:

goed gevonden, aangezien volgens informatie Do. Derk Huender, Eigenaar van den Zoogenaamden Hissink Pol Noord oostelijk van de bebouwden Kom van het Dorp op ongeveer 300 Ellen afstand gelegen, en van rondsom door Grachten ingesloten, en een zeer geschikt en ruim groot terrein voor eene begrafplaats aanbiedende, wel genegen van dezelve tegen een billijken prijs aan de Gemeente af te staan, de Heer Assessor Hesselink te verzoeken en te committeren bij dezen, om daarover met den Heer Derk Huender, Predicant te Sillevolde, te spreken, en zoo Zijn Weleerwaarde genegen was den gemelden Hissink Pol tegen een billijken prijs aan de Gemeente af te staan, immers een prijs overeenkomende met die van het omrasteren en in order brengen van een Kerkhof.

Alsdan daarover met Zijn Wel Eerwaarde onder voorbehoud van ’s Konings approbatie te contacteeren, mids daarin bedingende het verbreeden van den weg van het Dorp naar den gezegden Pol, langs het Bouwland van Zijn Wel Eerw: ten minste tot eene breedte van acht Ellen, en tevens in den Koop te begrijpen den weg van het Hek achter Kerkwijk langs den VeldKamp naar den gezegden Pol, met het plantsoen daar op staande, en het eind grachts gelegen voor den Pol, zoomede het Plantsoen van Eiken Heesters tegen den Pol, doch zoo mogelijk al het overige plantsoen thans op den Pol staande en tusschen den Pol en het eind grachts voor denzelven daarvan uitzonderen, onder bepaling, dat het door zijn Wel Eerwaarde voor October aanstaande geheel van den grond zal moeten zijn weggenomen.

Dat hij, aldien Do. D. Huender tot zoodanen verkoop niet genegen was, hij Assessor met elk ander Eigenaar van grond, eene geschikte begrafplaats observeerende, op den voet al vooren [3] zal kunnen contracteren.

En heeft den Heer Assessor Hesselink in de vergadering present, aangenomen, zich ten dien opzichte naar de meening van de gemeenteraad te zullen gedragen.

 

Waren geteekend L. Hesselink

W. Grutterink

H. Becking

F.A. Becking

W. Booltink

G. Willink


Besluit

[1]  No. 15

Besluit van den gemeenteraad omtrent het aanleggen van een nieuwe begraafplaats.

Donderdag den 14 Augustus 1828

Present alle leden exept Jonkheer Wentholt

De Gemeenteraad van Zelhem, voldoende aan het besluit van Hun Edele Groot Achtbare de Heeren Gedeputeerde Staten van Gelderland d.d. 5 September 1827, betreffende het begraaven van de lijken der afgestorvenen in de kerken en op de kerkhoven, bij welk besluit, ten gevolge van zijne Majesteits goedvinden om met den 31 december aanstaande te doen ophouden het begraven der lijken in de kerken en op de kerkhoven, in de gemeenten daarbij bedoeld en tot welke gemeenten ook deze gemeente behoord volgens besluit van hun Edele Groot Achtbare voornoemd d.d. 28 Mei j.l., No 43, alzoo de bestaande kerkhof in het dorp voor een bevolking van meer dan éénduizend zielen dienen moet:

gehoord hebbende het gerapporteerde van de Heeren Lourens Hesselink en Wessel Grutterink, ten dezen zaak door de gemeenteraad gecommitteerd op den 8 Februarij dezes jaars No.3, en gezien de bepalingen van het decreet van den 23 praireal van het 12 Jaar op het onderhorige aanleggen van toepassing verklaard, heeft goed gevonden, onder approbatie van Hun Edele Groot Achtbare, de Heeren Gedeputeerde Staten voornoemd, te bepalen:

A.

1e Dat voor rekening van de Burgerlijke gemeente zal worden aangelegd en onderhouden eene geheele nieuwe begraafplaats buiten het dorp Zelhem, en wel ten noorden van hetzelve, van de bebouwde kom meer dan honderd ellen verwijderd, op een stuk Heideveld van de Zelhemsche mark geacquireerd, ingesloten door de grond van Alof Radstake, de bouwlanden het Ennemoeijenkampken, en Sinte Catrinekamp, en de geisoleerde woning van A: Radstake meer dan veertig ellen verwijderd, de toegang hebbende van den weg van Zelhem op Ruurlo.

2e Dat dezelve zal worden aangelegd in een langwerpig vierkant ten groote van niet minder dan zestig nederlandsche roeden, zijnde de tegenwoordige begraafplaatsen in de kerk en op het kerkhof, naauwlijks zevenentwintig dito roeden groot, voorlopig van de voorige gronden afgescheiden door een rasterwerk hoog één el vijf palmen, langs welke binnenzijde eene levendige Haag zal worden aangelegdt, om in het vervolg voor afsluiting te dienen. De begraafplaats zal voorzien zijn van een voegzaam huisjen tot berging van doodenbaren, en andere noodwendigheden voor de begraaving nodig; en verdeeld in twee perken, als één perk voor eigen graven en om daarop bij vervolg teegen betaling eigen graven aan te leggen, en één perk voor een algemeene begraafplaats, voorbehoudens het vermogen aan de Roomsche Catholieke ingezetenen van Zelhem, die thans derzelver doden op de begraafplaats bij de Roomsche Kerk den Keijenborg onder Hengelo begraven, om voor hunne lijken een gedeelte van de begraafplaats afzonderlijk aan te leggen, in welk geval het terrein zooveel nodig is zal [2] worden vergroot.

3e Dat tot goedmaking der kosten van eersten aanleg, waaronder begrepen het planeren van de grond, het omrasteren van dezelve, het aanleggen van een levendige haag, het bouwen van een huisjen, het aankoopen, zoo nodig, van eenig bouwland van de Sinte Catrinenkamp, om aan de begraafplaats aan die zijde eene regte rigting te geven, midsgaders het planten van eenig plantsoen op en bij de begraafplaats, en andere noodwendigheden, op de begrooting van 1829 voor te dragen eene som van zevenhonderd gulden, te emploijeren volgens een nader te ontwerpen plan.

En is verder goedgevonden, onder approbatie als voren, uit aanmerking dat er in de kerk geen eigen graven zijn als de grafkelder aan den Huize den Slangenburgh behorende, en van de gewoonte om de predicanten die alhier overlijden, in het zoogenaamde doophek in de kerk te begraven, en dat voor inlage van ieder lijk, in de kerk begraven wordende, zes guldens wordt betaald, de kerk deswegens door de Burgerlijke gemeente schadeloos te doen stellen met eene uitkeering van twaalf guldens in het jaar, waarmede de kerkelijke administratie heeft verklaard genoegen te nemen, te vinden uit een post daartoe jaarlijksch op de begrooting voor te dragen en te verhoogen met zoodane som als voor het onderhoud van de begraafplaats nodig geacht wordt.

Om verder de Diaconie te laten in het bezit om de lijklakens te leveren aan diegeene die daarvan, voor de lijken hunner naastbestaanden, wenschen gebruik te maken, gelijk al verder, om aan elke familie, in het bezit zijnde van eene eigene begraafplaats op het tegenswoordige kerkhof, waarop vele eigen graven gevonden worden, en met betrekking tot de begraafplaats van den huize den Slangenburgh in de kerk, tot het begraven der lijken in de kerk van Predicanten die alhier overlijden, op de nieuw aan te leggen begraafplaats een voegzamen hoek grond ter lengte van zes ellen, en ter breedte van twee ellen en door een tusschenruimte van vier palmen aan het hoofd- en voeteneinde van elkaar gesepareerd, door het lot te doen aanwijzen, tegen betaling van drie guldens aan de gemeente, gelijk mede, om aan ieder die zulks verlangt, een gelijken hoek grond voor een eigen graf tegen betaling van twaalf guldens af te staan, en om verder ten aanzien van de conservatie van de eigenaren en het begraven der lijken daarin, en in de algemeene begraafplaats, onder approbatie alsvoren vast te stellen:

B.

1e Zal worden aangewezen door een nummersteen, 150 à 200 strepen in het vierkant, lang negen palmen, in het midden, aan het hoofdeneinde van ieder graf, 150 strepen boven den grond, in een evenredige distantie van de andere stenen te plaatsen, zullende ieder steen, van een volgnummer voorzien, in een boek, expresselijk daartoe aan te leggen, worden overgeschreven,

2e Dat zoowel in de eigen graven, als in de algemeene begraafplaats, naast elkaar zal moeten begraven worden, met observatie van het bepaalde in art 4 & 5 van bovengemelde decreet van den 23 praireal van het 12 Jaar, waarom de algemeene begraafplaats zoo ruim zal worden aangelegt, dat ten minsten niet dan na verloop van tien volle jaren, een graf weder zal behoeven geopend te worden, met dien verstaan-de, dat wanneer de talrijkheid der lijken tot een eigen graf geregtigt vorderde, dat [3] een graf voor eenig lijk vroeger moest worden geopend als het decreet van 23 plaireal van het 12 Jaar toelaat, zoodanig lijk of in een nieuw aan te koopen graf, of in de algemeene begraafplaats, of in een anders eigen graf, met goedvinding van den eigenaar zal moeten begraven worden.

Met betrekking tot het openen en digt maken van het graf, het opzicht over het begraven, het omsluiten en sluiten van de begraafplaats, en hetgeen daarvoor zal worden betaald is goedgevonden voor te dragen:

Dat dewijl de functie van doodgraver tot heden met die van schoolmeester, koster en voorlezer vereeningd is, daarin vooreerst geene verandering te maken, maar zulks te laten op den tegenwoordigen voet, mids die functie of door den doodgraver zelve, of door eenen anderen, door hem met goedvinden van den Burgemeester daartoe te qualificeren, uitgeoefend wordt.

Dat voortaan door niemant anders dan door den doodgraver of zijnen gemagtigden graven zullen mogen gemaakt worden, en dat door de belanghebbenden ten minsten vierentwintig uren voor de begraving daarvan aan hem kennis zal moeten gegeven worden, dat den doodgraver of zijnen gemagtigden zich bij het begraven op de begraafplaats moet laten vinden en zal moeten zorgen, wanneer het lijk op de gebruikelijke wijze in het graf gezet en met aarde bedekt is, dat het graf vervolgens wordt toegemaakt, zonder daarop eenig opgraafsel, zooals thans de gewoonte is, te plaatsen.

Dat voor het openen en digt maken van ieder graf, met de verdere directen die hij op de begraafplaats moet verrigten, aan den doodgraver zal worden betaald van een lijk boven de vijftien jaren vijfenzeventig Centen en beneden dien ouderdom veertig Centen, wordende hem ten aanzien van min vermogenden alle mogelijke discretie aanbevolen ter beslissing des noods van den Burgemeester.

In het luiden der klokken zoo bij het overlijden als begraven, en hetgeen daarvoor aan de kerkelijke gemeente, of zooals tot heden aan den doodgraver betaald wordt, wordt geen verandering gemaakt, even weinig als in hetgeen voor de levering van het lijklaken betaald wordt, alzoo een en ander vrijwillige daden zijn.

Familiën die verkiezen in eigen graven boven de lijken hunner naastbestaanden grafsteenen, gedenk-zuilen, enz. op te rigten zullen daartoe vrijheid hebben zonder eenige betaling, echter zullen dezelve daardoor geen nadeel aan belende graven mogen toebrengen, en zorgen dat de nummersteen aan het hoofdeinde van het graf daardoor niet verloren raakt, even weinig eenig beletsel in den weg leggen over het eene graf naar het ander, de uitspraak in cas van verschil hierover behoord zonder hooger beroep aan het Burgerlijk bestuur.

De gedenksteenen, zich thans op de kerkhof boven lijken bevindende, zullen door de belanghebbende vandaar moeten worden weggenomen zoodra de kerkhof, die thans al te hoog tegen de kerk is opge-hoogd, zoodat de afwatering van de kerk belemmerd en derzelver fondamenten benadeeld worden, wordt afgelegt en tot een egaal plein aangelegt.

Het opzigt over de begraafplaats wordt volgens de existerende wettens aan den Burgemeester opgedragen, gelijk ook het vaststellen der nodige Instructie voor den doodgraver, met of zonder approbatie van Heeren Gedeputeerde Staten, zoo als hoogst dezelve zullen goed [4] vinden.

De wijze van aanleggen van de begraafplaats, het omrasteren het bouwen van een huisjen, enz. zal in een naderen voordragt worden vervat, ook alsdan, zoo hun Edele Groot Achtbaren zulks nodig achten, worden voorgedragen een zekere retributie ten behoeve van der gemeente voor ieder lijk in een eigen graf, of in de algemeene graven begraven wordende.

En is hiermede de vergadering gescheiden.


Besluit

[1]  No. 17

Betrekkelijk de aan te leggen begraafplaats

Eodem

Gelezen zijnde de Missive van den Heer Districts Commissaris van Doetinchem d.d. 18 September j.l., No. 568/4, houdende mededeeling van het besluit van Hun Edele Groot Achtbare, de Heeeren Gedeputeerde Staten d.d. 11 daar te voren, No. 24, betrekkelijk dezerzijdsch gedanen voordragt voor het aanleggen van de nieuwe begraafplaats buiten de kom der gemeente, en wel betrekkelijk het eerste lid van gemelde Besluit, ten aanzien van de door de Burgerlijke gemeente te doene uitkeering aan de Kerkelijke gemeente van f. 12,= ’s jaars voor schadeloosstelling wegens het gemis der inlaag geleden voor het begraven in de kerk.

Op den voet van het Besluit van Hun Edele Groot Achtbare voornoemd d.d. 5 September 1827, No. 44, P.B. No. 97 Lett. G, is goed gevonden Hun Edele Groot Achtbare te kennen te geven, dat de kerkelijke administratie, die voor het begraven van ieder lijk in de kerk ten behoeve van dezelve f. 3,= genoot, door het aanleggen van eene nieuwe begraafplaats, en het verbod om geene lijken meer in de kerken te begraven, nadeel komt te lijden, dat de kerkelijke inkomsten zeer gering zijnde, de billijkheid schijnt te vorderen, dat de Burgerlijke gemeente de Kerkelijke gemeente hieromtrent eenigsinds tegemoet komt, weshalve dit waarschijnlijk verlos berekend is op f. 12,= ’s jaars, dat zulks wel wat ruim is, omdat van oudsher voor de lijken van Predicanten, Kerkmeesters, en leden van het Bestuur in de kerk begraven wordende, niets wordt betaald, en welke lijken onder de algemeene berekening zijn medegetelt, zoodat na het oordeel van de ge- [2] meenteraad eene som van f. 9,= ’s jaars geacht wordt geen bezwaar voor de Burgerlijke gemeente uit te maken, zijnde de Burgemeester verzocht hiervan op dezen voet kennis te geven.

Opzichtelijk het 2e lid van het besluit van Hun Edele Groot Achtbare d.d. 11 September l.l. relatief den Titel waaronder de grond, waarop de begraafplaats zal worden aangelegd van het Markbestuur verkregen is, is goed gevonden Hun Edele Groot Achtbare te doen berigten, dat die grond om niet, en zonder eenig bezwaar uit de Markengronden is verkregen.

En dewijl bij het derde lid van het gememoreerde besluit het grondbeginsel goedgekeurd is, volgens welke de aanleg eener begraafplaats voor deze gemeente door de gemeenteraad is voorgenomen met authorisatie om dienovereenkomstig te handelen, is goedgevonden hiervan voorlopig aan de ingezeten en die het verder aangaat kennis te geven, en dezulke die bezitters zijn van eigen graven op het kerkhof, voor zooveel zij op de nieuwe begraafplaats weder gratis een eigen begrafplaats verlangen, tegen een nader te prefigeren dag en tijd uit te nodigen daarvan aangifte te doen, en tevens zoodane ingezetenen die geene eigen graven hebben te verwittigen, dat zij op de nieuw aan te leggen begraafplaats tegen betaling van f. 12,= gulden een eigen graf kunnen bekomen.

En is dienvolgens gearresteerd den navolgende bekendmaking:

"De gemeenteraad van Zelhem, in aanmerking nemende, dat Hun Edele Groot Achtbare, de Heeren Gedeputeerde Staten dezer Provincie op den 11 September l.l., no. 24, hebben goedgekeurd het grond-beginsel voor het aanleggen van een nieuwe begraafplaats, door de gemeenteraad ontworpen op den 14 Augustus dezes jaars, brenge zulks hiermede ter kennis van alle die daarbij belang hebben, en verzoeke de zoodanigen, die bezitters zijn van een eigen graf op het Kerkhof bij aldien zijn, tegen betaling van f. 3,= voor eens, verlangende daarvoor weder een eigen graf op de nieuwe begraafplaats te erlangen, om daarvan tegen zeker nader te bepalen tijd en plaats opgave te doen, tevens met de nodige aanwijzing van eigendom van hun tegenwoordige graf, op welke tijd mede zoodane ingezeten, die op de nieuwe begraafplaats tegen een betaling van f. 12,= voor eens een eigen graf verlangen, daarvan aangifte zullen kunnen doen."

Gedaan te Zelhem den 11 October 1828


Besluit

[1]  No. 19

Deliberatie over het aanleggen van een nieuwe begraafplaats, betrekkelijk eigen graven.

Dingsdag den 21 October 1828

Present allen met uitzondering van Jonkheer Wentholt en G. Willink

Op voordragt ter vergadering gedaan, is goedgevonden, ten einde het aanleggen van de nieuwe begraafplaats te bespoedigen, Burgemeester en Assessoren te verzoeken, om zoodra mogelijk te doen opmaken en aan de vergadering over te leggen bestek en conditiën voor het omrasteren van gemelde begraafplaats, tevens met een voegzame Poort daarvoor, en het nodige huisjen tot berging van de gereedschappen.

En is tevens goedgevonden, tengevolge van de bekendmaking van den 11 dezer op te roepen alle degeene die eigen graven op het Kerkhof hebben, en daarvoor anderen op de nieuwe begraafplaats verlangen, om daarvan aangifte te doen, waartoe de gemeenteraad ten huize van de weduwe Grutterink zal vergaderen op den 5 November aanstaande des voordemiddags van 10 tot 12 uren.

En dat diegeenen die een eigen graf op de nieuwe begraafplaats verlangen daarvan almede op die tijd en verder de geheele maand November aan den Burgemeester aangifte kunnen doen.

En is ten dieneinde ontworpen en vastgesteld de navolgende bekendmaking:

"De Gemeenteraad van Zelhem roept tengevolge van hun bekendmaking van den 11 dezer bij dezen op zoodane ingezetenen en anderen als bezitters zijn[de] van eigen graven op het tegenwoordig kerkhof, en die verlangen op de nieuwe begraafplaats de nodige grond voor eigen graven te ontvangen, om van hun tegenwoordige graven aanwijzing en opgave te doen op Woensdag den 5 November aanstaande des voordemiddags van 10 tot 12 uren, zullende de gemeenteraad ten dieneinde ten huize van de weduwe Gerrit Grutterink vergaderen.

Alle diegeene die alsdan geen opgave en aanwijzing hebben gedaan zullen geacht worden van hun regt om voor niets een eigen graf te erlangen te hebben afgezien.

Ook zal op dien tijd en verder de gehele maand November opgave kunnen geschieden door hun die verlangen een eigen graf op de nieuwe begraafplaats te hebben."

Gedaan te Zelhem den 21 October 1828

Ter ordonnantie van de gemeenteraad

De Burgemeester en Secretaris


Besluit [1]  No. 2

Maatregelen voor het begraven der lijken op de nieuw aangelegd wordende begraafplaats

Op den 3 Januarij 1829

Present als voren

De Burgemeester legt over het Besluit van Hun Edele Groot Achtbaren de Heeren Gedeputeerde Staten dezer Provincie d.d. 26 December 1828, No. 7, P.B. No. 176, opzichtelijk de nieuw aan te leggene begraafplaatsen, en dat van den Heer Gouverneur dezer Provincie d.d. 27 dito N. 6776/11, P.B. No. 177, opzichtelijk het zelve onderwerp, speciaal inhoudende het verbod om voortaan lijken in de kerken te begraven, doch toelatende, dat zoolang de nieuwe begraafplaats niet in order is, op de kerkhof te doen begraven.

Tevens houdende den last om zooveel nodig voor den dienst der begrafenis en de nodige bepalingen voor te dragen, en om wekelijksch rapport te doen welke vordering met het aanleggen der nieuwe begraafplaats gemaakt is.

En hierop gedelibereerd en in aanmerking genomen zijnde, dat de nieuw aangelegd wordende begraaf-plaats genoegzaam in order is om daarop lijken te begraven, dat daaraan alleen mankeerd de verdeeling der eigen graven overeenkomstig het Besluit van de gemeenteraad d.d. 14 Augustus 1828, No. 15, door Hun Edele Groot Achtbare, de Heeren Gedeputeerde Staten dezer Provincie goedgekeurd den 11 September 1828, No. 24, en dat bij gemelde besluit den dienst der begraafenissen genoegzaam gereguleerd is, om in het begraven der lijken op de nieuwe begraafplaats vooreerst te voorzien, is ten einde aan opgemelde Besluiten te voldoen, goedgevonden:

1e De dag der loting te bepalen op Donderdag den 8 Januarij aanstaande des morgens om tien uren bij de weduwe Gerrit Grutterink te Zelhem, en de belanghebbende daarvan kennis te geven bij gewone kerkenspraak op morgen, met informatie, dat de loting zal geschieden ten overstaan van de gemeente-raad, door de belanghebbenden, of derzelver gemagtigden, en dat bij derzelver afwezigheid door of namens de gemeenteraad voor dezelve zal worden geloot.

2e De Burgemeester en Assessor Hesselink te verzoeken en te committeeren om alles wat voor het begraven der lijken op die nieuwe begraafplaats nog in order moet gebragt worden te bespoedigen, en een Plan van de begraafplaats met aanwijzing der eigen graven te ontwerpen, tevens met aanduiding wat daarop voor een algemeene begraafplaats zal blijven liggen.

3e Om te ontwerpen en aan de gemeenteraad ter overweging voor te dragen zoodane reglementaire bepalingen voor den dienst der begraafnis als na aanleiding der successivelijk ontvangen besluiten mogt nodig zijn, speciaal mede eene instructie voor den doodgraver.

En is zittende vergadering ontworpen en vastgesteld de navolgende oproeping voor de loting over de eigen graven op de nieuw aangelegde begraafplaats:

Burgemeester en assessoren van de gemeente Zelhem, brengen hiermede ter kennis van allen die bezitters geweest zijn van eigen graven, zoo in de kerk als op het kerkhof alhier, en die daarvoor eene gelijke grafruimte op de aangelegde begraafplaats begeerd hebben, dat overeenkomstig de voordragt van het gemeentebestuur d.d. 14 augustus des voorigen jaars, [2] door Hun Edele Groot Achtbare de Heeren Gedeputeerde Staten dezer Provincie goedgekeurd den 11 september volgende No. 24, de aanwijzing van de eigen graven op de begraafplaats door middel van het lot zal plaats hebben op donderdag den 8 Januarij aanstaande des morgens om 10 uren bij de weduwe G. Gutterink in het Witte Paard te Zelhem.

Wordende overzulks een ieder die het aangaat, verzocht zich aldaar in persoon te laten vinden of iemant in zijn plaats te zenden, om voor hem te loten.

Zullende voor degeene die niet present zijn, door of namens het gemeentebestuur geloot worden, en hem daarvan vervolgens worden kennis gegeven.

De drie guldens die voor ieder eigen graf moet betaald worden zal op nader te bepalen tijd, na bekomen kennisgeving, aan den gemeente-ontvanger moeten worden voldaan."

Gedaan te Zelhem den 3 Januarij 1829

Burgemeester en Assessor voornoemd

De eerstbenoemde Assessor

Per ordonnanie van dezelve

De Burgemeester en Secretaris


Besluit [1]  No. 3

Voordragt betrekkelijk den dienst der begravenissen.

Op den 26 Februarij 1829

Present: L. Hesselink

Jonkheer E.J. Wentholt

F.A. Becking

W. Booltink

De Burgemeester draagt voor, dat deze vergadering belegd is ten einde te voldoen aan het Besluit van Hun Edele Groot Achtbare de Heeren Gedeputeerde Staten dezer Provincie d.d. 18 dezer, No. 43, P.B. No. 20, houdende mededeling der grondbeginselen volgens welke de dienst der begravenissen zal moeten worden geregeld.

En hierover gedelibreerd en speciaal voorgenomen Art. 2 van gemelde Besluit en derzelven onderdeelen, gelijk mede Art. 3 enz., is goed gevonden te verklaren:

Dat overmits bij het eerste lid van het besluit van de gemeenteraad van den 14 Augustus des voorigen Jaars No. 15, door Hun Edele Groot Achtbare de Heeren Gedeputeerde Staten voornoemd, goedgekeurd den 11 September volgende No. 24, verstaan is, dat de nieuwe begraafplaats zal worden daargesteld en onderhouden voor rekening van de gemeente.

Dat op dezelve aan bezitters van eigen graven op het kerkhof en in de kerk de nodige grafruimte, des verkiezende, op de nieuwe begraafplaats zal aangewezen worden tegen betaling van drie guldens, en aan hun, geen bezitters van eigen graven zijnde, tegen betaling van twaalf guldens, beide als een schadevergoeding voor de gemeente voor de kosten ten dezen gemaakt:

De gemeenteraad van oordeel is, vooreerst daarbij te moeten berusten, en geen retributie voor de gemeente te eischen voor het begraven der lijken op de nieuwe begraafplaats, anders als bij het evengemelde besluit van den gemeenteraad d.d. 14 Augustus 1828, ten behoeven van den doodgraver, voor het openen en digtmaken van een graf voorgedragen is, te minder omdat de kosten van aanleg [2] der begraafplaats in alles de somma van zeshondert en vijftig guldens niet schijnt te zullen te bovengaan.

Waarop geoordeeld wordt, dat voor de eigen graven zal terug ontvangen worden, na korting der kosten van de steenen palen bij ieder eigen graf, driehonderd gulden, als zijnde er van de 170 eigen graven op de nieuwe begraafplaats afgestoken, reeds 145 door bezitters van eigen graven op het kerkhof en in de kerk aangevraagd. En ook de voornaamste inkomsten voor de gemeente, door personelen omslag moeten daargesteld worden, die tot onderhoud der begraafplaats, niet aanmerkelijk zullen behoeven verhoogd te worden, waardoor elk ingezeten jaarlijksch zijn quota zal voldoen, die anders tot een hoger somma opeens door hen zal moeten betaald worden, vertrouwende de gemeenteraad om deze reden van het opmaken der tabellen bij het aangehaalde besluit van de Heeren Gedeputeerde Staten voornoemd van den 18 dezer ontheven te zijn

Vorder oordeeldt de gemeenteraad, dat den doodgraver door de beloning voor het openen en digtmaken der graven genoegzaam voor zijne deswegens te nemen moeitje gesalarieerd wordt, en alzoo vooreerst een vaste bezolding uit de gemeentekas niet zal te pas komen, te minder, omdat aan hem, bij een nader voor te dragen reglement op den dienst der Begrafenissen, ook nog eenige beloning voor het openen en sluiten der begraafplaats, en het aanteekenen der begraven lijken, en van de eigendomsverandering van de eigenaren zal worden toegelegd.

Belangens de daarstelling van een bijzonder vertrek bestemd om daarin de lijken, voordat dezelve begraven worden, neder te zetten ten einde alzoo tegen het begraven van schijndooden te meerder middelen van voorzorg genomen worden, is de gemeenteraad van oordeel, dat ten einde die daaraan verbonden kosten, vooralsnog te sparen. Dat vooreerst ten dien einde zoo nodig gebruik kan gemaakt worden van het huisjen op de begrafplaats, geschikt voor de berging van doodbaren enz., kunnende dan het oppassen der lijken voor rekening van de naastbestaande geschieden.

Ten aanzien van de indemniteit aan de kerk te verleenen voor de inlaaggelden van lijken die in dezelve begraven worden, en welke thans niet meer kunnen genoten worden, is na behoorlijk onderzoek gebleken, dat dezelve na aftrek van die lijken die volgens een aloude gewoonte zonder eenige betaling in de kerk werden begraven, zoo gering zou zijn, dat het de moeijte niet waard is daaromtrent eenige vergoeding voor te dragen, te minder omdat nu de kerk gelibereerd wordt van de kosten van het digtmaken en ophogen van de graven, hetgeen somwijlen nogal aanzienlijk was, terwijl voord de kerk door het ophouden van het begraven in dezelve, meer voordeel als schade zal erlangen, alzoo bij het begraven in de kerk doorgaans banken gebroken worden en de vloer bedorven.

En is hiermede de vergadering gescheiden.


Besluit [1]  No. 5

Reglement op den dienst der begraafenissen enz. in de gemeente Zelhem

[aanvulling 1:]

Geapprobeerd bij een besluit van Heeren Gedeputeerde Staten dezer Provincie d.d. 4 Mei 89, No. 3, tevens met de nader voorgedragene bepalingen van den 14 April 1829, No. 8.

[aanvulling 2:]

Afgekondigd en aangeplakt den 30 Mei 1829

Get.

den Burgemeester

en Secretaris

Herm Becking

Zelhem den 7 Maart 1829

Present alle de leden exept G. Willink

De gemeenteraad van de gemeente Zelhem, willende regelen den dienst der begravenissen op de nieuw aangelegde algemeene begraafplaats, heeft onder approbatie van Hun Edele Groot Achtbare de Heeren Gedeputeerde Staten dezer Provincie vastgesteld het volgende reglement:

Art. 1.

Het Plaatselijk bestuur zorgt, voor zoover daartoe door de naastbestaande van den overledenen zelve geene beschikkingen worden gemaakt, dat elk lijk behoorlijk ter plaats, daarvoor in deze gemeente bestemd, begraven wordt. De plaats daartoe in deze gemeente aangewezen, wordt verdeeld in twee deelen, waarvan het eene geschikt is voor de eigen graven, die daarop ter breedte van twee ellen, vier palmen, en ter lengte van vijf ellen, zullen worden afgeteekend en door een nummersteen aangewezen worden, en het andere tot een algemeene begraafplaats. De eigen graven zullen aan dezulke die een eigen graf hebben, in de kerk of op het kerkhof, en daarvoor een eigen grafplaats op deze begraafplaats verlangen, worden afgestaan tegen den prijs daarvoor op den 14 Augustus 1828 bepaald. Ook zullen voor den toen bepaalden prijs graven kunnen aangekocht worden. Voor de eerste, zal men zich, voor zooveel zulks nog niet geschiet is, met de nodige bewijzen van eigendom moeten adresseren binnen eene maand na publicatie dezes, voor de anderen is de tijd onbepaald.

Art. 2.

Het toevoorzicht over de algemeene en bijzondere begraafplaatsen, zoo die worden aangelegd, behoord volgens de existeerende wette aan het Plaatselijk bestuur. En geen begraving moge zonder derzelver voorkennis plaats hebben.

Art. 3.

Het Plaatselijk bestuur zorgt voor de benoeming van een geschikt persoon tot doodgraver, die bijzonder belast is met het sluiten en ontsluiten der begraafplaats, het openen en digtmaken der [2] graven, het verrigten van de nodige werkzaamheden op de begrafplaats bij gelegenheid van begravenissen, het houden van exacte aanteekening der namen en voornamen en andere kennelijke aanduidingen van begravene lijken en de plaats waar dezelve zijn ter aarde besteld, het bijboeken der mutatiën ten aanzien van eigen graven, en de verplichting om te zorgen dat de lijken in een geregelde order naast elkaar begraven worden, met observatie der bepalingen van de artikelen 4, 5 & 6 van het decreet van den 23 prairial van het 12 Jaar, alles overeenkomstig de bepalingen van een instructie aan denzelven door het Plaatselijk bestuur te geven, en onverminderd zoodane andere werkzaamheden als hem door de naast-

Bestaanden van den overledenen worden opgedragen.

Art. 4.

De doodgraver zal boven en behalven de belooning hem door de gemeenteraad op den 14 Augustus des voorigen jaars voor het openen en digtmaken der graven toegekend, en door Hun Edele Groot Achtbare goedgekeurd den 11 September 1828 No. 24, genieten voor ieder lijk voor het openen en sluiten der begrafplaats, mitsgaders voor het aanteekenen van het lijk op de lijst der begravenen, vijftien cents, en voor het overboeken van ieder eigen graf, bij gelegenheid van verkoop of anderen eigendoms overgang, dertig cents wanneer de overdragt uit twee of meer graven is zaamgesteld, voor ieder daarboven twintig cents.

Van alle eigendoms overgang van eigen graven zal binnen zes maanden nadat dezelve plaats heeft boeking moeten geschieden op een boete van eenen gulden, en geen eigendoms overgang zal gerespecteerd behoeven te worden bevorens daarvan die overboeking is geschied. Zullende bij gebrek van een behoorlijken titel de aanteekening in den legger der eigen graven voor titel valideren.

Art. 5.

De wijze van begraving blijft bij voorraad op den ouden voet, mids daarvan vierentwintig uren bevorens aan den doodgraver is kennis gegeven. Doch geene begravinge zal mogen plaats hebben anders als des morgens met het aanbreken van den dag tot acht uren in de zomer, en negen uren in de wintermaanden, des na de middags tusschen één en drie uren en des avonds na zonsondergang tot negen uren in de zomer en zes uren in de wintermaanden; bij het eerste en laatste begraven zullen geen klokken mogen geluid worden. Overtreders van deze bepaling zullen verbeuren eenen gulden vijftig cents.

Art. 6.

De gemeente is alleen verpligt om voor de behoorlijke conservatie van de begraafplaats te zorgen, en dat tevens de nodigen doodbaren, touwen, planken en verdere benodighedenvoor de begraving aanwezig zijn. De aanwijzende nummers der eigen graven zullen voor de eerste maal door de gemeente bekostigd worden, doch het onderhoud daarvan komt vervolgens ten laste der eigenaren, die daarvoor op de eerste aanzage van den doodgraver zullen moeten zorgen, op eene boete van eenen gulden en vijftig cents, onverminderd de bevoegdheid van het Plaatselijk bestuur om hetgeen ontbreekt dadelijk ten koste van den zuimachtigen eigenaar te doen daarstellen.

Ook is de gemeente niet verpligt tot conservatie van eenige gedenkteekens op de graven, of onderhoud van grafkelders enz., doch het Plaatselijk bestuur heeft [3] de bevoegdheid, om wanneer zich aan een of ander defecten voordoen ten nadeele der andere graven, om de eigenaren tot het herstel daarvan te verpligten, of zulks voor derzelver rekening te doen plaats hebben, zooals ook het Plaatselijk bestuur ten opzichte van het aanleggen van grafkelders in het algemeen ten aanzien van het begraven der lijken nadere voorschriften tot bewaring der gezondheid zal kunnen geven.

Art. 7.

In de eigen begraafplaatsen mogen geene lijken, buiten de gemeente overleden, begraven worden, tenzij de overledene ingezeten dezer gemeente was, of eigenaar, of mede-eigenaar van een eigen begraaf-plaats.

Op de algemeene begraafplaats zullen geene andere lijken als van ingezetenen der gemeente worden begraven, ten ware het overlijden van vreemden in de gemeente plaats had. Zullende voor zodane lijken desnodig een bijzonder gedeelte van de begraafplaats kunnen worden aangewezen.

Art. 8.

In geval van nalatigheid en pligtverzuim aan zijde van den doodgraver zal denzelven door het Plaatselijk bestuur kunnen afgezet en een ander in zijn plaats benoemd worden.

Art. 9.

Van dit reglement zal steeds een exemplaar in de bergplaats voor de doodbaren enz., en bij den doodgraver voorhanden zijn, midsgaders een plattegrond van de begraafplaats.

Art. 10.

De bepalingen en de besluiten van den gemeenteraad van den 14 Augustus 1828 en 26 Februarij dezes jaars blijven in derzelver geheel.

Art. 11.

De boeten in dezen bepaald, komen ten voordeele van de gemeentekas; de overtreedingen zullen door processen verbaal worden geconstateerd, om die aan den competenten regter over te geven.

Aldus gearresteerd door den gemeenteraad van Zelhem

op dato als boven.

 H. Becking,

 L. Hesselink,

 E.J. Wentholt,

Was geteekend ( W. Booltink,

 F.A. Becking,

 B. Ruesink.


Besluit [1]  No. 9

Nadere deliberatie over het reglement op den dienst der begrafenissen in de gemeente Zelhem den 7 Maart 1829 No.4 ontworpen.

Op den 14 April 1829

Present: L. Hesselink

W. Booltink

F.A. Becking

B. Ruesink

De Burgemeester communiceert een missive van den Heer Districts Commissaris van Doetinchem en Borkulo d.d 9 dezer, No. 180/2, houdende, na aanleiding van een besluit van Hun Edele Groot Achtbare de Heeren Gedeputeerde Staten dezer Provincie d.d. 30 Maart j.l., No. 3, aanschrijving om art. 8 van het reglement op den dienst der begravenissen d.d. 7 Maart l.l., door de gemeenteraad ontworpen, bepalende dat in geval van nalatigheid en pligtverzuim aan zijde van den doodgraver dezelven door het Plaatselijk bestuur zal kunnen afgezet worden, en overeenkomstig art. 77 van het reglement op het Plattelandsbe-stuur te emplieren in dier voegen, dat het besluit van de raad tot eventueele schorsing van den dood-graver aan Heeren Gedeputeerde Staten zal zijn onderworpen, zijnde bij evengemelde missive van den Heer Districts Commissaris tevens kennis gegeven, dat de overige bepalingen van het voorschreven reglement zijn goedgekeurd, onverminderd de deliberatie van Hun Edele Groot Achtbare voornoemd over begraafplaatsen en volgens derzelver resolutie geinsereerd in het Provinciaal blad No. 20 van dit jaar.

En hierover gedelibereerd zijnde, is goedgevonden achtsten artikel van het sub dato 7 Maart l.l. door de gemeenteraad ontworpen reglement in dier voegen voor te dragen:

"Ingeval van nalatigheid en pligtverzuim aan zijde van den doodgraver, zal denzelven door het Plaatselijk bestuur kunnen afgezet, en een ander i zijn plaats benoemd worden, evenwel onder goedkeuring van Hun Edele Groot Achtbare de Heeren Gedeputeerde Staten van Gelderland."

En bij deze gelegenheid door een der leden van de gemeenteraad in bedenking gegeven zijnde, dat welligt eenige van de eigen graven, hetzij dadelijk, hetzij bij vervolg van tijd, het eigendom van onder-scheidene familiën zouden kunnen worden, ’t geen dan aanleiding, door de veelheid der lijken, tot een graf geregtigd zou kunnen geven, dat een vroeger begraven lijk bevorens hetzelve tot stof verteerd was, werd opgedolven, zooals men op het kerkhof meermal had zien gebeuren, en hier op gedelibreerd in aanmerking genomen, dat hoezeer bij besluit van den raad d.d. 11 Augustus l.l., Lett: B, No. 2, daar tegen wel bepalingen voorkomen, het des niet te min als overtollig kon worden beschouwt, bij het reglement op den dienst der begraafnissen dato den 7 Maart l.l., No. 4, ontworpen, daaromtrent terug te komen, is overzulks goed gevonden het derden artikel van evengedagte reglement met de navolgende bepalingen te vermeerderen en aan Hun Edele Groot Achtbare de Heeren Gedeputedeerde Staten dezer Provincie aan te bieden:

"Wanneer een eigen graf door meer dan eene familie of persoon in gemeenschap bezeten wordt, zal ieder hoofd der familie of mede-eigenaar in den legger of de lijst der eigen graven moeten aangetekend staan, en zal bij eigendomverandering daarvan aanteekening moeten geschieden overeenkomstig art. 4 van dit reglement, en tegen betaling als daarbij bepaald.

Wanneer de gezamenlijke bezitters van een eigen graf goedvinden hetzelve te verdeelen, zal ieder deel door een kennelijk teeken ter bepaling van het Plaatselijk bestuur en ten koste der belanghebbenden moeten aangewezen worden, en zal daarvan overeenkomstig dit reglement in den legger aanteekening moeten worden gemaakt, onverminderd de bepalingen door de gemeenteraad bij derzelver besluit van den 14 Augustus des voorigen jaars, Lett: B, No. 2 gemaakt, en door de Heeren Gedeputeerde Staten dezer Provincie goedgekeurd den 11 September 1828, No. 24, houdende, dat wanneer de talrijkheid der lijken, tot een eigen graf geregtigd, vorderd dat een graf voor eenig lijk vroeger moet worden geopend als het decreet van 23 Prairial van het 12 Jaar toelaat, zoodanig lijk of in een nieuw aan te leggen graf, of in de algemeene begraafplaats, of in een ander eigen graf met goedvinden van den eigenaar, zal moeten begraven worden, ten ware dat door intijds genomen maatregelen door twee of meer lijken op elkaar te plaatsen, zulks kan worden voorgekomen, en is den doodgraver verpligt hier op de belanghebbenden in tijds opmerkzaam te maken."

Door de burgemeester gerapporteerd zijnde, dat bij de loting over de eigen graven op de nieuw aangelegde begraafplaats ten getalle van één honderd en zeventig uitgestoken; bij gelegenheid der loting op den 8 Januarij dezes jaars reeds honderd veertig waren verdeeld en dat er sedert van de toen overgeschoten nog dertien waren uitgegeven is, in aanmerking genomenzijnde, dat de financiele aangelegenheid van de gemeente vordert de betaling van drie gulden voor ieder graf, zoo spoedig mogelijk plaats heeft, goedgevonden de lijst der tot heden toe uitgegevene eigen graven aan Hun Edele Groot Achtbare de Heeren Gedeputeerde Staten, aan te bieden, ten einde en met verzoek om de ontvangst daarvan door de gemeenteontvanger uitvoerlijk te verklaren, des nogthans, dat daarvan uitgesloten blijft het graf No. 17 voor den tijdelijken predicant, het graf No. 88 voor de bewoners van het Heelmeesterhuis, als aan de gemeente behorende, No. 95 voor Alof Radstake, aangezien denzelven met overleg van Burgemeester en Assessoren een gedeelte van zijn grond voor de begraafplaats, tegen genot van een eigen graf, gratis afgestaan heeft, en het graf No. 129 voor de tijdelijke bewoners van het Schoolmeestershuis, thans mede aan de gemeente behorende, aangewezen.

En is de Burgemeester verzocht een lijst der uitgegevene graven ter behoorlijke plaats in te zenden.

Gerapporteerd zijnde, dat den aannemer van de poort voor de nieuwe begraafplaats deszelfs verlangen had te kennen gegeven, dat het nodige hout daarvoor gedestineerd volgens bestek en conditiën te leveren gekeurd wordt, is goed gevonden den Heer Burgemeester te verzoeken en te committeren, om daartoe voor rekening van de gemeente te emploijeren de timmerlieden Evert Jan Woolschot en Derk Wolters.

En hiermede is de vergadering gescheiden.

Hn Becking

L. Hesselink

Was geteekend  E.J. Wentholt

W. Booltink

J.A. Becking

B. Ruesink


Besluit [1]  No. 12

Onderwerp: Restanten wegens de eigen graven op de nieuwe begraafplaats.

Eodem date

De gemeenteraad voorgenomen hebbende een staat van restanten wegens de recognietie voor eigen graven op de nieuwe begraafplaats ter somma van viernvijftig gulden, zijnde voor achttien eigen graven, heeft na examinatie van dien staat bevonden, dat alle die geene, die wegens den aankoop van eigen graven op de nieuwe begraafplaats gelden schuldig zijn, zeer wel in staat zijn dit verschulde te voldoen. Dat overzulks geen kwijtschelding deswegens kan toegestaan worden.

Dan, dewijl vermoedelijk met de invordering dier gelden eenige tijd zal verloopen, [maar] het opmaken, en indienen der rekening van 1829 niet kan wagten, zoo authoriseerd de ge- [2] meenteraad den heer ontvanger der gemeente, om alleen de voor de eigen graven ontvangene gelden in de rekening van 1829 verantwoorden, en de alsnog resterende f. 54,= voor memorie in te brengen, om die in de rekening van 1830 te verantwoorden.


Besluit

[1]  No. 19

Restanten van eigen graven.

Eodem dato

De gemeenteraad van Zelhem heeft, in aanmerking nemende, dat voor de eigen graven op de nieuwe begraafplaats aan de gemeente verschulde afstandgelden ad f. 3,= voor ieder graf, nog onbetaald zijn die graven die genomen zijn door den heer baron van den Borch voor Hallerdijk, door G. Netens, door A. Hesselink voor de Vrogte, door J. Reindsen, door Jan Bel, door Jan van Til, door A. ten Hulze en A. Gotink, door Hendr Janssen, door A. Evekink voor Assink in Halle, door W. Coops voor Borkens, door W.J. Geessink, en door de eigenaren van het erve Groot Essink, samen ten somma van zesendertig gulden, goedgevonden, zooveel de raad aangaat, den heer gemeenteontvanger te authoriseren om die restanten nogmaals in te brengen.

Zullende inmiddels door de gemeenteraad bij de schuldpligtigen instantien tot betaling gedaan worden, hetwelk zij vleijen van een goed gevolg te zullen zijn, omdat op de restanten, in rekening van 1829 ingebragt, reeds f. 18,= betaald is. --