Luchtoorlog Brunsveld -verhalen

De laatste vlucht de Lancaster LM 212.

Op zaterdagavond 23 september 1944, om acht minuten over zeven steeg de Lancaster LM 212 met een groep van maar liefst 136 Lancaster bommenwerpers en 5 Mosquito toestellen op, van de basis Skellingthorpe in Lincolshire, het oosten van Engeland. Tot ruim over acht uur, vertrokken de toestellen achter elkaar om de dijken van het Dortmund/Emskanaal tussen Dortmund en Emden, ten noorden van Munster bij het plaatsje Gravenhorst te gaan bombarderen. Aan beide kanten zijn de dijken van het kanaal doorgebroken en het kanaal stroomde over een lengte van ongeveer 10 kilometer leeg.De vliegeniers waren enthousiast over de missie’s die ze vele keren per week uitvoerden en  soms met drie tot vierhonderd vliegtuigen per nacht naar Duitsland vlogen om daar hun bommen te laten vallen.Maar deze avond bleek dat de resultaten van het bombarderen maar gering waren te noemen. Er was veel tegenstand van het Duitse afweergeschut en in de lucht.

De Duitsers hadden kleinere snellere vliegtuigen, zogenaamde "nachtjagers" die zeer actief waren en de Engelse bommenwerpers zelfs achtervolgden.In totaal haalden de Duitsers die avond 14 Lancaster toestellen neer met hun afweergeschut (FLAK= Flugabwehrkanone) en jagers en sommige bommenwerpers botsten zelfs in paniek tegen elkaar.Soms werden er zelfs per ongeluk in het heetst van de strijd ook Duitse vliegtuigen afgeschoten.
De Lancaster LM 212 van het 50ste Squadron Royal Air Force met als piloot John Edwin Sweetman kreeg het op de terugweg te verduren van de Duitse nachtjagers . Hij was niet de enige die boven de Achterhoek in gevecht kwam. Deze lancaster werd neergeschoten door een nachtjager van de 4e Gruppe van Nachtjagdgeschwader  I, met als piloot Major, Heinz Wolfgang Schnauffer een van de meest ervaren nachtjager piloten van de Luftwaffe.  Major Heinz Wolfgang Schnauffer was op dat moment Gruppenkommandeur ( groepscommandant ) van IV/NJG1. Deze groep was gestationeerd te Dusseldorf. Hij vloog op een Messerschmitt BF110-G.  Rompcode G9+EF. Dit type Messerschmitt had een bemanning van drie personen, in dit geval: Heinz Wolfgang Schnauffer als piloot, Friedrich Rumpelhardt was de radiotelegrafist en Wilhelm Gansler de rugschutter.
Deze Lancaster LM 212 was de laatste van de vier bommenwerpers die de groep van Schnauffer deze avond neerschoot.   

Hoe de schutters aan boord hun best ook deden ze redden het niet tegen de snelle wendbare nachtjagers.  Midden op het toestel zat sergeant George Archer Keens in zijn koepel en achteraan de staartschutter sergeant George Kelly. Sergeant Andrew Johnstone deed ook zijn best, maar het mocht niet baten. De piloot de 21 jarige John Edwin Sweetman , fight Engineer, Ernest Gordon Gully , de 20 jarige Sergeant. William Roland Wilcox en de 23 jarige navigator Edward George Hobbs probeerden met allerlei middelen uit de vuurkracht van de Duitse nachtjager te blijven. Meerder toestellen werden door de Duitse nachtjagers aangevallen en in brand geschoten.  Rond om hen heen vlogen brandende toestellen. Alleen al in deze nacht zijn 11 Lancaster vliegtuigen omgekomen en niet meer naar de vliegbasis Skellingthorpe teruggekeerd. 005 bemanning

In zijn buurt was ook de Lancaster ED 470 van het 61ste Squadron Royal Air Force, die ruim 10 minuten later dan Sweetman in Engeland was opgestegen en als piloot Flying Officer Keith Hornibrook had, in de problemen gekomen.

Nog boven Duits grondgebied werd zijn toestel aangevallen door een Duitse nachtjager, een Junker 88. Beide toestellen begonnen op elkaar te schieten, waarbij ze licht beschadigt raakten en elkaar weer uit het oog verloren. Maar dat duurde maar even en toen begon het geschiet over en weer opnieuw.

Boordschutter Brown van deze Lancaster vuurde onophoudelijk op de nachtjager, maar ook die schoot raak. De Lancaster werd getroffen tussen het staartstuk en het middenstuk en er brak op die plaats een felle brand uit. Het toestel had problemen gekregen met zijn bommenluik en had alle bommen nog aan boord. Het toestel vloog toen ongeveer boven Eibergen, richting Engeland, naar huis dus.
Ze kwamen echter niet ver. De staartschutter John Miller had vanuit zijn staartkoepel in het toestel goed zicht op wat er rondom hem heen zoal gebeurde. Hij zag in de duisternis zo'n 5 toestellen die in moeilijkheden waren, allemaal stonden ze in brand.Het was duidelijk, dat hij uit het toestel moest. Hij draaide de staartkoepel opzij, zodat hij eruit kon springen.Vlug en een beetje op de tast, klikte John zijn parachute aan en sprong eruit.

Achteraf bleek dat John de enige was die er nog uit kon komen. De rest bleef aan boord toen dit toestel om 22.30 uur neerstortte aan de Hummeloseweg bij Boerderij “de Gasthuisplaats” in Zelhem. De overige zes bemanningsleden zijn tot op heden vermist en liggen waarschijnlijk in het wrak bij “de Gasthuisplaats”. Na de berging in oktober 2013 weten we meer.
Met de Lancaster LM 212  VN¥L van het 50ste Squadron ging het ook al niet veel beter. Dit toestel kon nog iets langer in de lucht blijven maar stortte uiteindelijk die zelfde avond om 22.45 uur neer in de Slangenburg op de grens van Zelhem en Doetinchem.

De bemanning heeft geprobeerd om met parachute uit het brandende toestel te springen maar dat is alleen de staartschutter George Kelly gelukt en overleefde als enige de crash. Hij verstopt zijn parachute in het struikgewas. Kelly werd de eerste periode door het verzet geholpen en heeft op diverse plaatsen ondergedoken gezeten. Midden op het toestel zat sergeant George Archer Keens in zijn geschuts koepel, hij sprong maar zijn parachute weigerde en Keens is op een varkenshok te pletter gevallen.  De Duitsers hebben enkele buurtbewoners aangewezen om de stoffelijke overschotten op een platte wagen naar de Algemene begraafplaats in Zelhem te brengen. Daar zijn de omgekomen vliegers op 26 september 1944 begraven. Na het neerstorten van de Lancaster is door een buurtbewoner een foto van de bemanning gevonden, waar op de achterkant de namen waren geschreven.  

Op 18 november toen de enige overlevende George Kelly de Rijn over wilde steken bij de actie Pegasus II onderweg naar Engeland, is hij toch gepakt en door de Duitsers naar een kamp in Frankfurt–Am Main gebracht. Van daar uit is hij in december 1944 overgebracht naar Stalag Luft VII Bankau in Silesia (nu Polen). Het was een strenge winter met temperaturen onder de 20graden celsius. Toen het Rode leger vanuit Rusland in aantocht was moesten de gevangenen naar een ander kamp over gebracht worden. Dat waren dagen dat zij met weinig eten onderweg marcheerden naar een volgend kampement. Steeds maar weer onderweg. Het Rode leger heeft hun laatste kamp in april 1945 ontzet.
Daarna is sergeant Kelly in mei 1945 weer terug gekomen bij zijn familie.

Sergeant George Kelly is op 8 Juli 2013 overleden te Bishopbriggs bij Glasgow.

De levensloop van George Kelly

 1    Zijn jonge jaren
 2    De Tweede Wereldoorlog
 2.1 Boordschutter bij de RAF
 2.2 Lancaster LM212
 2.3 Ondergedoken bij het Berghse verzet
 2.3 Operatie Pegasus 2
 2.4 In Duitse krijgsgevangenschap
 3    Na de oorlog
 4    Twee jongens met dezelfde naam
 5    Bronnen

1.  Zijn jonge jaren.
Flight Sergeant George Kelly werd op 3 februari 1925 geboren in Glasgow, Schotland, als zoon van John en Jeanie Kelly. Hij had twee oudere broers (een tweeling) en een jongere zus. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939 was hij leerling van de St. Mungo's Academy in Glasgow, de rooms-katholieke school van vervolgonderwijs had een naamdie in de wijde omgeving hoog stond aangeschreven, als je daar een opleiding had gevolgd dan wilde iedereen je wel aannemen. Hij was erg teleurgesteld dat de school werd gesloten, hij ging werken en leerde bij Babcock and Wilcox, toen een fabrikant van stoomgeneratoren hoe hij metalen kon laten glanzen en glimmen. Een stoomgenerator kon elektriciteit opwekken en dat was van levensbelang in de oorlog en daarom hoefde hij niet in militaire dienst, maar meldde hij zich in 1943 vrijwillig aan bij de RAF. Hij was toen achttien jaar oud.

2. De Tweede Wereldoorlog2.1  Boordschutter bij de RAF
George volgde een opleiding tot boordschutter en begon in mei 1944 echt in militaire dienst te gaan. Hij werd ingedeeld bij het 50ste Squadron op de vliegbasis ellingthorpe in Lincolnshire. Een squadron is een groep vliegtuigen die onder bevel van één luchtmacht majoor gaat opereren. Dit squadron vloog met Lancaster bommenwerpers. Hij behoorde tot de bemanning van Lancaster VN-L Love LM212. Met dit toestel vloog hij dertien missies. Op zaterdag 23 september 1944 nam LM212 deel aan een aanval op het Dortmund-Ems kanaal bij Ladbergen in Noordrijn-Westfalen. Het zou de laatste vlucht van LM212 worden. Al op de heenweg was het vliegtuig door afweergeschut licht beschadigd geraakt, waardoor het achterbleef bij de rest van de formatie.

2.2: Lancaster LM212
De Lancaster LM212 van 50 Squadron was op 23 september om 19.08 opgestegen van de RAF- vliegbasis Skellingthorpe in Lincolnshire. Met 135 andere Lancasters en vijf toestellen van het type Mosquito had het de opdracht de dijken van het Dortmund-Emskanaal ten noorden van Münster te bombarderen. Dit is gelukt. Aan beide zijden van het kanaal werden de dijken doorbroken, en het kanaal stroomde over een lengte van bijna tien kilometer leeg. De RAF verloor bij deze tocht naar het doelgebied echter veertien Lancasters, waaronder Lancaster LM212. Op de terugweg werd deze bommenwerper onder vuur genomen door Hauptmann Heinz Wolfgang Schnaufer van de 4e Gruppe van Nachtjagdgeschwader 1, een van de meest ervaren nachtjagerpiloten van de Luftwaffe. (De Duitse luchtmacht) Als gevolg hiervan stortte de Lancaster omstreeks 23.30 uur neer in de Slangenburg, op een veld aan de Slangeburgseweg en de Halseweg, dichtbij boerderij De Rozegaar. Lancaster LM212 was de laatste van vier bommen werpers die Wolfgang Schnaufer die avond neerschoot. In totaal schoot Wolfgang Schnaufer 121 vliegtuigen neer.

image001 image002
Messerschmitt nachtjager        Wolfgang Schnaufer

 

De bemanning heeft geprobeerd zich per parachute in veiligheid te brengen, maar dat is, slechts één man gelukt, boordschutter sergeant George Kelly. Een andere boordschutter, sergeant G.A. Keens, heeft het vliegtuig wel kunnen verlaten, maar zijn parachute weigerde en hij is te pletter gevallen op een varkenshok. De overige inzittenden hebben geen kans meer gezien het vliegtuig te verlaten. Het toestel vloog al te laag om te springen. Hun lichamen werden in het wrak gevonden. Behalve Keens kwamen om het leven de piloot, flying officer J.E. Sweetman en de sergeants E.G. Gully, E.G. Hobbs, A. Johnstone en W.R. Wilcox. De Duitsers hebben enkele buurtbewoners aangewezen, die de stoffelijke overschotten op een platte wagen naar algemene begraafplaats in Zelhem moesten brengen. Daar vond op 26 september 1944 de begrafenis plaats. De graven worden onderhouden door de Commonwealth War Graves Commission. Dat is de Engelse graven dienst.

005 bemanning

De bemanning van de Lancaster LM212Staand v.l.n.r.: sergeant G.A. Keens (boordschutter), sergeant W.R.Wilcox (radiotelegrafist), sergeant A. Johnstone (bommenrichter, tevens boordschutter), sergeant G. Kelly (boordschutter).
Zittend v.l.n.r.: sergeant E.G. Gully (boordwertuigkundige), flying officer J.E. Sweetman (piloot) en sergeant E.G. Hobbs (navigator).

2.3: Ondergedoken bij het Berghse verzet

George had op tijd met zijn parachute kunnen springen, maar zijn laars was ergens achter blijven haken, waardoor hij een lelijke wond aan zijn been had opgelopen. Toen hij landde, merkte hij dat hij beide laarzen kwijt was. Dit probleem heeft hij opgelost door de schouderstukken van zijn parachuteharnas om zijn voeten te doen. Zijn parachute en de rest van het harnas heeft hij nog zo goed mogelijk verstopt en is toen op goed geluk gaan lopen. Doodmoe klopte George aan bij de boerderij van de familie Bruggink aan de IJzevoordseweg. Gelukkig was Bruggink hem welgezind; hij gaf George een slaapplaats en zorgde ervoor dat een verzetsman met de naam Hoeksma hulp ging halen. Zodoende kwam de koerierster Annie de Graaf naar de boerderij om George naar een beter adres te brengen. Het was zondagmorgen en zij had op het punt gestaan naar de kerk te gaan, maar nu was er iets belangrijkers te doen. Ze trof George aan in diepe slaap en moest hem een paar flinke porren geven om hem wakker te krijgen.
image006

George schreef zijn naam in het gastenboek van de familie Houtsma. Mevrouw Houtsma schreef er later de rangen van de General oberst en zijn adjudant de Hauptmann naast, met hun verblijfsdata…

Hij wist eerst niet waar hij was, maar al gauw herinnerde hij zich alles weer. Hij kreeg van boer Bruggink wat te eten, waarna hij zijn verhaal deed. Annie had moeite met het Schotse accent van George, maar ze kon zijn verhaal toch volgen. Toen hij uitverteld was, vroeg Annie hem of hij kon fietsen. Dat bleek, ondanks de beenwond, wel te lukken. George kreeg van Bruggink een paar schoenen, en Annie had een lange jas bij zich die hij over zijn uniform aantrok. Zo uitgedost kon hij redelijk onopvallend vertrekken op een fiets van Bruggink. Annie maakte zich zorgen, want George slingerde nogal, en ze moesten een Duitse controlepost passeren. Maar George fietste daar met een stalen gezicht voorbij, en de Duitsers schonken geen aandacht aan het tweetal.

Annie bracht George naar het huis van de Doetinchemse verzetsleider Jan Houtsma, die bij zijn ouders woonde. Zijn vader was huisarts, zodat George’s beenwond onopvallend verzorgd kon worden. Als de dokter hem op een ander onderduikadres had moeten bezoeken, had dit gemakkelijk argwaan kunnen wekken. Nadat zijn been verbonden was viel George weer in slaap en sliep een gat in de volgende dag. Twee dagen lang zat George ondergedoken op een zolderkamer in het huis van Houtsma. Daar stond een radio, zodat hij naar de BBC kon luisteren. Het was de bedoeling dat hij wat langer zou blijven, zodat zijn been kon genezen, maar dit plan kon meteen al niet doorgaan toen op maandagmorgen een NSB'er en enkele Duitse militairen voor de deur stonden. Iedereen dacht dat George verraden was, maar het bleek dat een Duitse General oberst met zijn adjudant een deel van de woning kwam opeisen. Zij namen de beste kamers in beslag. In de zolder hadden ze gelukkig geen interesse, maar het was een spannende situatie. Buiten voor de deur stonden gewapende schildwachten en allerlei Duitsers liepen in en uit.

Gelukkig vertrok de generaal al de volgende dag. Maar bij Houtsma was het voor George te gevaarlijk geworden. Wim Moorman van het verzet in Beek kwam hem ophalen en bracht hem naar de schuilplaats van Clemens Berntsen in Loerbeek. Daar waren Clemens en de andere verzetsmensen en onderduikers erg onder de indruk van Georges survival kit. Het was een witte plastic doos; op zich al een bezienswaardigheid, omdat nog niemand ooit plastic had gezien. In de plastic doos zaten onder meer landkaarten gedrukt op linnen, waterzuiveringstabletten, "peppillen" en een serie kaarten met elk in het Engels een aantal vragen en daarnaast de vertaling in een andere taal.

Het ligt voor de hand dat deze naamloze Generaloberst behoorde tot de staf van Generalfeldmarschall Walter Model. Model was in die periode opperbevelhebber van Heeresgruppe B, die de noordvleugel van het westfront verdedigde. Hij verbleef in die dagen in de Achterhoek en nam op 26 september 1944 zijn intrek in een villa op de Paasberg in Terborg. Dat is – toeval of niet – dezelfde dag dat de naamloze Generaloberst uit het huis van Houtsma vertrok. Ging hij naar de Paasberg? (zie Imagine a perfect, cloudless May day, blz. 180 e.v.)

In de schuur kon George niet veel meer doen dan zich schuilhouden en zich zo goed en zo kwaad als het ging vermaken met de andere verzetsmensen en onderduikers. Een dieptepunt was het doodschieten van een verrader, waar hij tegen wil en dank bij betrokken raakte.

2.4: Operatie Pegasus 2

image007

In november 1944, na een verblijf van zes weken in Loerbeek, was er een mogelijkheid om George naar het bevrijde zuiden van Nederland te brengen: Operatie Pegasus 2. Nauwe samenwerking tussen het verzet op de Veluwe en Britse troepen ten zuiden van de Rijn had in de nacht van 22 op 23 oktober 1944 al tot Operatie Pegasus 1 geleid. Zo'n 130 man waren die nacht bij Renkum veilig over de Rijn gezet; meest gestrande paratroepers van de operatie Market Garden, maar ook enkele neergeschoten vliegeniers en een aantal Nederlanders. Nu was voor 18 november bij Heteren Operatie Pegasus 2 gepland. De bedoeling was hierbij een vergelijkbaar aantal militairen over de Rijn te zetten.
George moest eerst naar het veer bij Bronkhorst gebracht worden, waar een politieman hem, zogenaamd als arrestant, over de IJssel zou brengen. De reis begon een aantal dagen voor Pegasus 2. Wim Moorman en Betsie Wassink (een evacuée uit de omgeving van Nijmegen) vertrokken per fiets uit Loerbeek, op enige afstand gevolgd door Clemens, zijn zus Riek en George. George zat bij Clemens achterop. Mochten de Duitsers de voorste fietsers stoppen, dan zou Wim zo lang misbaar maken, dat de achterste fietsers tijd genoeg hadden om ongehinderd te passeren.

Van te voren was afgesproken dat Wim en Betsie op het kruispunt in Laag-Keppel zouden wachten, zodat daar, afhankelijk van de situatie, kon worden bekeken langs welke route de tocht het best voortgezet kon worden. Maar toen Clemens, Riek en George bij dat kruispunt kwamen, waren Wim en Betsie nergens te zien. Zij besloten te wachten, want Wim en Betsie stonden vast ergens anders, en zouden omkeren als George en zijn begeleiders niet kwamen opdagen. Maar het wachten duurde lang en uiteindelijk werd het te laat om nog naar Bronkhorst te fietsen. Om acht uur ging immers de avondklok in. Daarna mocht je van de Duitsers niet meer op straat komen. Clemens besloot George naar Houtsma in Doetinchem te brengen, waar ze nog net voor de avondklok aankwamen. Wim Moorman dook later die avond ook bij Houtsma op. Betsie was naar Loerbeek teruggefietst. Het is duidelijk dat er een misverstand was over het punt waar zij op elkaar zouden wachten. Clemens en Riek (en Wim mogelijk ook) bleven bij Houtsma slapen, maar George werd naar een ander adres in Doetinchem gebracht. Vermoedelijk was dit de postbode Van Raay. Een zus van Jan Houtsma, Angelique, heeft George een of twee dagen later naar Bronkhorst gebracht. Maar dat hebben zijn makkers in Loerbeek nooit geweten.

image009

In Georges ontsnappingsroute wordt Doorwerth genoemd, een plaats vlak bij de Rijn en niet ver van het oversteekpunt bij Heteren. Dit wijst erop dat hij zich vrij laat bij de ontsnappingsgroep heeft gevoegd, want het hoofdverzamelpunt lag twintig kilometer ten noorden van de Rijn bij Wekerom. Hoe het ook zij, Operatie Pegasus 2 is op een mislukking uitgelopen. Een belangrijke reden hiervoor was dat de Duitsers na Pegasus 1 extra op hun hoede waren. Slechts zeven man ontkwamen over de Rijn, een klein aantal sneuvelde en de rest werd gepakt of kon opnieuw ontsnappen. George heeft met drie anderen nog tot aan de oever van de Rijn kunnen komen, voor hij in handen van de Duitsers viel.

2.5: In Duitse krijgsgevangenschap

Als krijgsgevangene ging George een uiterst zware tijd tegemoet. Hij werd eerst naar het doorgangskamp Oberursel bij Frankfurt am Main gebracht, waar alle neergeschoten geallieerde vliegers werden ondervraagd. Hij heeft er een week in eenzame opsluiting doorgebracht, omdat hij niets wilde vertellen over zijn vliegtuig en zijn tijd als onderduiker bij het verzet. Met dit moedige gedrag heeft hij zeker Nederlandse levens gered.

In december 1944 werd hij verplaatst naar Stalag Luft VII in Silezië, een deel van Duitsland dat na de oorlog Pools werd. Het kamp lag bij Bankau (Bąków) in de buurt van Oppeln (Opole; achter de Duitse plaatsnaam staat tussen haakjes de Poolse vorm).

image011

image013

             Oberursel

Stalag Luft VII

Stalag Luft VII was een van de krijgsgevangenen kampen speciaal voor geallieerde vliegers. Er zaten Britten, Canadezen, Amerikanen, Russen en Polen. Toen het Rode Leger, dat waren de Russen, naderde, werden de circa 1500 krijgsgevangenen op 19 januari 1945 gedwongen westwaarts te marcheren. Dit gebeurde onder verschrikkelijke omstandigheden. Het vroor bijna twintig graden en voedsel, kleding en schoeisel waren niet voldoende. George zag uitgeputte lotgenoten die van ellende in de berm gingen liggen en stierven. Ook schoten de bewakers willekeurig gevangenen dood.
image015

Krijgsgevangenen uit Stalag Luft VIIIB bij Lamsdorf (Łambinowice)

Op 25 januari sloot zich een colonne krijgsgevangenen uit Stalag Luft VIIIB bij Lamsdorf (Łambinowice) bij hen aan. Op 5 februari, na een gedwongen mars van, met omwegen, vierhonderd kilometer, werd de hele colonne in Goldberg (Złotoryja) in veewagens geladen. De trein bracht hen naar Stalag IIIA, een gigantisch krijgsgevangenenkamp bij Lückenwalde ten zuiden van Berlijn. Dit kamp werd op 22 april 1945 door de russen bevrijd, maar het duurde nog een maand voor de Britten en Amerikanen van de Russen toestemming kregen om hun bevrijde landgenoten te komen halen.

3. Na de oorlog

Zo doende keerde George pas in mei 1945 naar huis terug. Daar werd hij herenigd met zijn familie, die maandenlang in de veronderstelling had geleefd dat hun zoon en broer gesneuveld was. Na de oorlog heeft George nog anderhalf jaar gediend bij 328 Repair and Salvage Unit van de RAF in Buc bij Paris. In het voorjaar van 1947 ging hij uit dienst en keerde terug naar het burgerbestaan. Hij maakte zijn opleiding bij Babcock and Wilcox af en volgde een avondstudie voor technisch tekenaar. Hij was hoofd van de tekenkamer van een scheepswerf in Renfrew bij Glasgow. Daarnaast en daarna was hij werkzaam in het onderwijs. Hij trouwde in 1956 en kreeg vijf kinderen. Hij woonde met zijn gezin in Bishopbriggs bij Glasgow. In 1992, twee jaar nadat hij met pensioen was gegaan, overleed zijn vrouw. Zij was nog maar 58 jaar oud. Hij had een goed verstand en gevoel voor humor, evenals de steun van familie en vrienden hielpen hem de zin van het leven te blijven zien. Ook na een ernstige ziekte in 2011 bleef hij kranten en boeken lezen, en hield hij ervan over politiek en geschiedenis te discussiëren. Op 4 juli 2013 werd hij opgenomen in de Glasgow Royal Infirmary. Ook toen kon hij nog goed nadenken en liet zijn gevoel voor humor hem niet in de steek. Nog op de ochtend van zijn dood stuurde hij zijn familie weg om een krant te kopen met een foto van de Schotse tennisser Andy Murray, die daags te voren Wimbeldon had gewonnen.

George Kelly stierf op 8 juli 2013 in het Glasgow Royal Infirmary, 88 jaar oud.

image017

image019

Monument in Zelhem

Werving voor luchtmacht personeel


4. Twee jongens met dezelfde naam

image021

Het gedenkteken voor gesneuvelden in de St. Mungo's Academy in Glasgow heeft altijd aangenomen dat hij hierop vermeld wordt, maar na zijn overlijden is gebleken dat dit een andere George Kelly is. Embleem 50ste Squadron Na zijn dood is er nog een klein raadsel opgelost. Aangezien maandenlang werd aangenomen dat George gesneuveld was, heeft hij altijd gedacht dat hij vermeld staat op het oorlogsgedenkteken is zijn oude school, de St. Mungo's Academy. Inderdaad staat daar de naam George Kelly op, maar pas na zijn overlijden kwam zijn familie erachter dat dit een andere sergeant George Kelly is. Deze kwam samen met drie andere bemanningsleden op 1 mei 1940 om toen hun Hudson- bommenwerper neerstortte in de Noordzee, op weg voor een aanval op Sola in Noorwegen. De naam George Kelly komt heel weinig voor onder Schotse katholieken, en het is een groot toeval dat twee jongens met deze naam de St. Mungo's Academy in Glasgow hebben bezocht en daarna in de oorlog met een vliegtuig zijn neergeschoten.

5. Bronnen

 Commonwealth War Graves Commission

 Lostaircraft.com door Karl Lusink / ARGA

 Bert Schieven 

  Schnaufer op de Engelstalige Wikipedia

 Verliesregister 1939-1945, lijst 1944 Google en Berghapedia


 

Het verhaal achter de Britse oorlogsgraven in Halle

Op de begraafplaats in Halle zijn zes jonge vliegers begraven. Het leggen van een krans bij hun graven is onderdeel van de jaarlijkse Dodenherdenking in Halle. Het aantal mensen dat nog iets weet over het neerschieten van hun bommenwerper wordt elk jaar kleiner.
Daarom ging Bennie Eenink op zoek naar het verhaal achter de zes grafstenen en het gedenkteken.
------------------------------------------------------------------------------------------------
door Bennie Eenink

 

 

1 september 1939
In de vroege ochtend van die vrijdag viel het Duitse leger Polen binnen. Al na enkele dagen werd duidelijk dat deze oorlog heel anders zou gaan verlopen dan alle voorgaande oorlogen. Vliegtuigen waren niet, zoals in de Eerste Wereldoorlog, een middel om verkenningen uit te voeren maar bleken te zijn uitgegroeid tot het belangrijkste wapen. Geen eindeloze gevechten in de straten van de hoofdstad Warschau maar een drie dagen durend bombardement. Toen Polen zich op 28 september overgaf bleek dat alleen al in Warschau 26.000 burgers waren omgekomen.

Engeland
Door afspraken gebonden werden na de inval in Polen ook Engeland en Frankrijk in de oorlog betrokken. In Engeland was men echter uiterst terughoudend met een actieve inmenging. De enorme gevechtskracht die de Duitsers, met name in de lucht, lieten zien maakten de Engelsen voorzichtig. Het leek hen beter eerst hun eigen luchtmacht verder te verbeteren. Ook de afstand speelde een rol. Vliegen over het neutrale Nederland was onmogelijk, daarom moest men via Frankrijk of ten noorden van de Waddeneilanden naar Duitsland vliegen.

Nu de eerste vliegtuigbommen Dinsdagnacht op de Achterhoek zijn gevallen….
Zo luidde de kop van een artikel in de Graafschapbode van woensdag 29 mei 1940.
Na de overgave van Nederland konden de Britten ook over Nederland vliegen en daardoor werd de luchtweg naar Duitsland aanzienlijk korter. Dit bracht voor onze omgeving echter wel risico’s met zich mee. Enkele stukken uit het artikel:
……..Nadat meerdere nachten aanéén heftig vliegtuiggebrom de bewoners van den Achterhoek had verontrust en in den slaap gestoord, kwam in den nacht van Maandag op Dinsdag een Engelsche bommenwerper door zichtbare oorlogsdaden aantoonen, hoe dwaas en onvoorzichtig het kan heeten, om zonder eenige voorzorg maar voort te leven in de veronderstelling dat in den vredigen Gelderschen Achterhoek alle maatregelen tegen oorlogsgeweld als overbodig kunnen worden gekwalificeerd. De eerste bewijzen daarvan zijn op pijnlijke duidelijke wijze geleverd en liggen besloten in een relaas van feiten, welke zich "ergens in den Achterhoek" hebben voorgedaan, doch waarvan wij om de bekende reden geen verslag zullen brengen……….
Het lijkt er op dat Britse bommenwerpers hun bommen hebben laten vallen op de Achterhoek omdat ze verdwaald waren of uit nood omdat ze bijvoorbeeld werden aangevallen door de Duitsers. Het hele artikel ademt een pro-Duitse sfeer en is waarschijnlijk sterk gecensureerd of zelfs door de Duitsers geschreven. Ook de schuld van de bommen op de Achterhoek ligt uiteraard bij de Engelsen:
…….,er gerechtvaardigde gronden aanwezig geacht moeten worden voor de veronderstelling dat deze "systeemlooze bombardementen" van vermoedelijk uit de koers geraakte Engelsche bommenwerpers, inderdaad "systeem" gaan worden. Dit minderwaardig en klein gedoe van oorlogsvliegers is minstens even gevaarlijk, zoo niet véél gevaarlijker, voor de bewoners in onbeschermde gebieden dan welk ander dreigend oorlogsgeweld ook….
Het uitvoerige artikel gaat verder in op de noodzakelijke verduistering zodat de vliegers zich ’s nachts moeilijker kunnen oriënteren:
……Men zorge toch bij avonden bij nacht op deugdelijke wijze voor volmaakte verduistering van huizen en gebouwen en bedenke, dat enkel twee kleine nachtpitjes van een schip de stad Emmerik een nachtelijk bombardement hebben bezorgd, met al de rampspoedige gevolgen daaraan verbonden……
Ook de laatste zin doet vermoeden dat de Duitsers een behoorlijke vinger in de pap hadden bij dit artikel:
…….. De Achterhoek heeft Dinsdagnacht een harde maar deugdelijke les gehad, die hopelijk de gansche bevolking zal hebben ingescherpt dat men vanaf heden alle lakschheid en slapheid ter zake hebbe af te schudden. Ieder kenne te dezen zijn taak en zijn plicht tegenover zichzelf, zijn gezin en de gemeenschap!!

Bommen op Londen en Berlijn
Op 24 augustus 1940 raakte een Duitse bommenwerper boven Engeland uit de koers en liet zijn bommen vallen boven bewoond gebied in plaats van op militaire doelen. Dat bewoonde gebied bleek een buitenwijk van Londen te zijn. De schade was beperkt maar de gevolgen groot. De Britse bevolking was geschokt, de Britse premier Churchill verzekerde het volk dat binnen 24 uur bommen op Berlijn zouden vallen. In de nacht van 25 op 26 augustus 1940 slaagden ongeveer 50 Britse bommenwerpers er inderdaad in om voor het eerst door te dringen tot Berlijn. Ook hier was de schade beperkt maar het psychologische effect enorm. Het feit dat er bommen op Berlijn waren gevallen wekte de woede van Hitler op. Luchtmachtbaas Göring had de Duitsers altijd voorgehouden dat “zijn” Luftwaffe dit hoe dan ook zou verhinderen.

30 augustus 1940
De van Berlijn terugkerende Britse vliegers werden als helden ingehaald. Succes smaakt naar meer en daarom werden de dagen daarna opnieuw bommenwerpers naar Berlijn gestuurd. Overigens niet alleen naar Berlijn, ook andere doelen, waaronder een aantal vliegvelden in Duitsland werden intensief bestookt. Zo ook op vrijdag 30 augustus 1940. Ongeveer 80 kilometer boven Londen ligt het kleine dorpje Stradishall. Onder invloed van de Duitse dreiging was hier in 1937 een luchtmachtbasis gebouwd. Op dat vliegveld werd die middag een aantal bommenwerpers in gereedheid gebracht voor bombardementen op Duitse vliegvelden. Eén van die vliegtuigen, een Vickers Wellington IC droeg het kenteken T2559. De bemanning van dit toestel bestond uit de eerste piloot Lionel M. Craigie-Halkett (leeftijd onbekend), tweede piloot Wilfred B.S. Cunynghame (22 jaar), de beide radiotelegrafisten/schutters Sydney J. Haldane (19 jaar) en Arthur B. Puzey (20 jaar), staartschutter George E. Merryweather (20) en de navigator/bommenrichter George H. Bainbridge (29 jaar). Wie waren deze jongemannen? Ik zou u graag over hen allen vertellen maar helaas weet ik op dit moment over vijf van hen nog nauwelijks iets.
Alleen over George Bainbridge heb ik informatie. George werd geboren op 25 februari 1911. Hij nam al op jeugdige leeftijd dienst bij de Marine. Al na enkele jaren moest hij overstappen naar de Luchtmacht, toen bleek namelijk dat hij kleurenblind was. Bij de Luchtmacht was dat blijkbaar geen bezwaar of hij heeft het verborgen weten te houden. Op 21 juli 1936 trouwde hij met Ethel Wright. Op 30 mei 1937 werd hun zoontje Brian geboren. Veel geluk was er voor de jonge ouders niet weggelegd, drie weken na de geboorte van haar kind overleed Ethel, nog maar 26 jaren jong. De zorg voor de kleine Brian was voor George moeilijk te combineren met zijn werk bij de Luchtmacht. Gelukkig kreeg hij hulp van een een bevriend echtpaar, “Auntie Nell en Uncle Jack French”, die zich veelvuldig over het jongetje ontfermden. )

Ethel Wright

Ethel Wright, de vrouw van George Bainbridge

 

 Brian Bainbridge

Brian en George Bainbridge met auntie Nell en uncle Jack French

Terwijl de Wellington T2559 met bommen werd geladen bereidde de bemanning zich voor op hun missie, onwetend dat dit hun laatste vlucht zou worden. Die avond om 20.48 uur (Engelse tijd) vertrokken ze. En terwijl de avond viel vlogen ze voor het laatst over de Britse kust richting Nederland. In het Operations Record Book (Logboek) werd later geschreven:”…Na het verlaten van de basis werd niets meer gehoord of gezien van de machine……”

Het drama boven Halle
Wat er boven de Achterhoek precies is gebeurd is niet te achterhalen. Er zijn nogal wat bronnen met elkaar in tegenspraak. Dat de Wellington T2559 niet op weg was naar Berlijn, zoals vaak wordt genoemd, maar een Duits vliegveld als bestemming had is vrijwel zeker. Alleen is niet duidelijk of de bommenwerper op weg was naar het doel of, met de bommen nog steeds aan boord op de terugweg was naar Engeland. Met bommen terugvliegen gebeurde regelmatig in deze fase van de oorlog omdat afwerpmechanismen haperden of omdat men de bestemming niet kon vinden.
Toen de Engelse bommenwerpers door de Duitsers waren ontdekt werden jachtvliegtuigen de lucht in gestuurd. Waar deze Duitse vliegtuigen vandaan kwamen is ook niet duidelijk. De meeste bronnen houden het op Fliegerhorst (luchtmachtbasis) Deelen bij Arnhem. Wel duidelijk is dat het boven de Achterhoek tot gevechten kwam, de Graafschapbode bericht:
…….In den nacht van Vrijdag op Zaterdag was het aantal vliegtuigen dat boven Oost-Gelderland opereerde, legio en de lucht op vele plaatsen hel verlicht vanwege de vele schijnwerpers, die hun machtige stralenbundels naar den hemel richtten. De gevechtshandelingen hadden tot resultaat, dat een drietal Engelsche bombardementsvliegtuigen brandend naar beneden zijn gestort, waarbij in totaal vermoedelijk 15 Engelsche vliegers om het leven zijn gekomen. De vliegtuigen kwamen terecht in de Kappenbulten tusschen Halle en Zelhem, in de weilanden aan den Veerweg te Giesbeek niet ver van het veer over den Ijssel en één in de buurt van Lobith……
Bekend is dat schutters van een Wellington bommenwerper kans zagen een Duitse jager neer te schieten. De beide Duitse bemanningsleden wisten zich met parachutes in veiligheid te brengen terwijl het vliegtuig in de buurtschap Meddo bij Winterswijk neerstortte. Mogelijk dat dit de schutters van de Halse Wellington zijn geweest. Ook zijn er tijdens het luchtgevecht bommen gevallen.

De Graafschapbode: ….In de weilanden rondom Halle en Heelweg vielen meerdere bommen, onder meer in de buurt van de boerderij van den landbouwer Geuring aan de Heelweg, welke door de bomscherven nog al geraakt werd. Scherven vlogen door een drietal ruiten de kamer binnen en vernielden ondermeer de lamp. Op de naburige boerderij "de Horsterman" werd een koe door de bomscherven doodelijk getroffen. Verder viel een bom in een weide bij de boerderij van den landbouwer Jan Veldkamp in het Noorderbroek, terwijl tevens elders in de omgeving nog enkele bommen trechters hebben geslagen in heide, wei en bouwlanden, nochtans zonder veel schade aan te richten……
Misschien werden deze bommen afgeworpen in een poging het vliegtuig lichter te maken om zo beter te kunnen ontsnappen. Het zou ook kunnen zijn dat de bommen los kwamen nadat de Wellington in de lucht was ontploft, De Graafschapbode meldt: …. De omwonende boeren bevolking, gewekt door het zwaar geronk en het ontploffen van meerdere bommen zag plotseling een vliegtuig hoog in de lucht brandend uiteen knallen…

Mevrouw Anneke Wijkamp-Eenink (88 jaar) vertelt: ”Ik woonde toen met mijn man Derk, mijn schoonmoeder en mijn zwager Roelof op de boerderij het Heidendal, nu woont daar de familie Dame aan de Aaltenseweg 21 in Halle. Het huis ligt zo’n tweehonderd meter van de plek waar het vliegtuig is neergestort. Het was ongeveer half twaalf ’s nachts, we waren al in bed. Plotseling kwam er een verschrikkelijk kabaal, het geluid van vliegtuigen, schieten en het werd helemaal licht in huis door de zoeklichten en lichtspoormunitie. Het was ontzettend beangstigend, we dachten dat het hele huis zou worden verwoest. Achteraf gezien had dat ook wel kunnen gebeuren want tussen ons huis en het huis van de buren dat op enkele tientallen meters afstand staat was een groot stuk van een vleugel neer gekomen. Het was duidelijk dat er achter de boerderij “de Kappe” iets heel ergs was gebeurd. Toen het wat rustiger werd wilden mijn man en mijn zwager er naar toe. Maar ze kwamen niet ver. Er waren al heel wat Duitse soldaten ter plaatse en die stuurden de mensen weg. De hele nacht bleef het onrustig, de Duitsers dachten dat er misschien vliegers uitgesprongen waren en zich ergens in de omgeving schuil hielden. Toen het de andere ochtend licht begon te worden werd pas duidelijk dat zich hier een vreselijk drama had afgespeeld. Er kwamen die morgen heel wat mensen kijken maar de Duitsers hielden hen op grote afstand. Het hielp niet dat wij zeiden dat we daar woonden, we mochten niet eens op onze eigen grond komen.”

Vroeg in de morgen was het blijkbaar nog wel mogelijk dicht in de buurt van het vliegtuig te komen. De heer Wisselink (de Heidesmid) vertelt er over in zijn dagboek: ”Zelf was ik ’s morgens vroeg als één der eersten bij de Kappe achter het huis, waar de Duitsers bezig waren het lijk te bergen van een vliegenier die vast zat in een stuk van de vliegmachine, een soort stoel. Toen soldaten een beetje ruw te werk gingen, zei een hogere dat dat niet mocht. “Er ist auch ein Soldat” zei hij. Er moest een groot laken komen waarmee hij afgevoerd werd.”

Mevrouw Wijkamp: ”Hendrik en zoon Marinus Herman Leuvenink van de Kappe en mijn man en kregen in de loop van de ochtend opdracht om met paard en wagen de lichamen naar het lijkenhuisje te brengen”.

Op de begraafplaats, aan de Halse kant, staat een gebouwtje dat ondermeer wordt gebruikt voor opslag van gereedschap. Aan de Zelhemse kant, maar dan achter op de begraafplaats, stond vroeger een soortgelijk gebouwtje, het lijkenhuisje. Als er thuis geen plek was werd de overledene daar opgebaard. Later werd het gebouwtje overbodig en is het afgebroken.

De Graafschapbode meldt: … De vreeselijk verminkte lijken der slachtoffers werden in het lijkenhuisje op de algemeene begraafplaats op een stroobed neergelegd, en toegedekt…..

Mevr. Wijkamp: ”De brokstukken van het vliegtuig werden in de dagen daarna door de Duitsers verzameld en afgevoerd. Blijkbaar had men niet alles gevonden. Een paar weken later vond buurman Leuvenink van de Kappe een snoer dat uit de grond stak, hij begon er aan te trekken en toen bleek dat er een bom aan vast zat die helemaal in de grond was geslagen. De Duitsers zijn er toen bijgehaald en uiteindelijk moest de hele buurt hun huizen een poos verlaten, we zijn toen bij mensen meer in de richting van Halle geweest en toen hebben ze de bom laten ontploffen”.

Ook elders in de omgeving werden later nog brokstukken gevonden, een andere krant ”de Graafschapper” meldt daar over: ……Het mag zeker een wonder heeten dat hierbij niet meer ongelukken zijn gebeurd, daar de brokstukken van het vliegtuig wijd en zijd verspreid lagen, en deze omgeving nog al tamelijk dicht is bevolkt. Ook zijn nog enkele bommen in de bosschen terecht gekomen, zonder echter schade te veroorzaken....

halle Neerstorten fotos GB 2 sept 1940 TIF

De vleugel en motor van de Wellington uit de Graafschapbode van 2 september 1940.

De begrafenis
Op maandag 3 september 1940 werden de vliegeniers begraven, de Graafschapbode van dinsdag 4 september 1940 doet daar verslag van:
…… Tegen 3 uur dien middag hadden zich zeer velen, niet enkel uit Halle maar ook uit wijde omgeving, op den doodenakker aldaar verzameld, waarbij wij ondermeer opmerkten den Edelachtbare Heer J. Rijpstra, burgemeester van Zelhem met zijn echtgenoote, alsook de beide plaatselijke predikanten Ds. Zijlstra en Ds. Troelstra. Een afdeeling Duitsche militairen onder commando van Hauptmann Hanssen vormde de Eerewacht bij deze plechtigheid.
Precies drie uur werden de stoffelijke resten in eenvoudige zwarthouten kisten naar het massagraf gedragen rechts in den hoek achter op het kerkhof, waarbij Duitsche militairen als dragers fungeerden, terwijl mede in den stoet, die plechtig door de kerkhoflaan voortschreed een zestal kransen werden meegedragen. Bij de groeve stond een vuurpeleton in stramme houding opgesteld onder leiding van een Feldwebel en terwijl alles in afwachting stond van het plechtig gebeuren, verscheen vanuit de ijle verten een Duitsch vliegtuig boven het kerkhof om een laatste eeresaluut te brengen aan de overwonnen tegenstanders, die in hun heldhaftigen strijd ten onder waren gegaan. Dan trad Hauptmann Hanssen naar voren, bracht bij de bijzetting van iedere kist plechtig den militairen groet en toen alle zes kisten naast elkaar waren geplaatst in den grooten diepen grafkuil verzocht hij als stille hulde aan de gevallenen één minuut stilte. Daarna hield Hauptmann Hanssen een treffende toespraak, waarbij hij deed uitkomen, dat wij deze gevallenen niet alleen hadden te beschouwen als overwonnen vijanden, maar ook als soldaten, die moedig gestreden hadden voor hun Vaderland. Ook deze gevallen krijgers - aldus spreker - hebben wellicht ouders, vrouwen en kinderen, broers en zusters en verloofden en het is vanzelfsprekend onze soldatenplicht thans deze gevallen strijders hier, ver van hun vaderland, in vreemden grond te begraven. Spreker gewaagde van den heldendood dezer krijgers, gestorven bij de vervulling van hun hoogsten plicht. Dan knalden drie machtige salvo's ten afscheid uit een veertigtal geweren.
Vervolgens trad Ds. Troelstra, Nederlands Hervormd predikant te Halle naar voren, die in de Duitsche taal een gevoelig woord sprak aan de hand van het bijbelwoord "Bei den Herrn ist die Gnade". Besloten werd met het bidden van het "Onze Vader". De plechtigheid was hiermede ten einde.

Graf aaltenseweg 1jpg

Dat er met militaire eer werd begraven was in deze fase van de oorlog niet ongebruikelijk. Misschien hebben menselijk motieven een rol gespeeld maar ongetwijfeld zal ook propaganda een rol hebben gespeeld. De Duitsers wilden laten zien hoe goed zij het voor hadden met de Nederlandse bevolking. Diezelfde middag werden in Giesbeek Britse vliegers begraven die eveneens in de nacht van 30 op 31 augustus waren neergeschoten. Ook daar was sprake van een begrafenis met militaire eer maar zonder vliegtuig. In latere oorlogsjaren werd er steeds minder aandacht geschonken aan de begrafenissen van de vijand.

Het gedenkteken
De Graafschapbode meldt ook nog:
…..Toen de graven waren toegedekt, werd boven op het graf een groot zwart geschilderd houten kruis geplaatst met het opschrift: Hier rusten 6 Engelsche vliegers, gevallen in den nacht van 30-31 Aug.1940….
Wie dat kruis heeft ontworpen is niet bekend, wel weten we dat het gemaakt is door aannemer Middeldorp in Zelhem. Blijkbaar viel het in de smaak bij de Duitsers want ruim een jaar later, in juli 1941 werd door de Wehrmachtkommandantur in Arnhem een brief gezonden aan de gemeentebesturen over het kruis in Halle. Bij een controle door de Duitsers was namelijk vastgesteld dat in veel gemeenten met geallieerde oorlogsgraven een kruis ontbrak of van onvoldoende kwaliteit was. De gemeenten kregen opdracht een kruis volgens het model “Halle” te plaatsen en de Wehrmachtkommandantur daarover te informeren. Een foto van het kruis in Halle was als voorbeeld bij de brief gevoegd.

Graf Aaltenseweg 3

 

Na de oorlog zijn op het graf zes grafstenen geplaatst van het model dat overal, over de hele wereld, op de Britse oorlogsbegraafplaatsen wordt toegepast. De stenen zijn vermoedelijk in 1954 geplaatst. Dit valt af te leiden uit een briefwisseling tussen de Zelhemse burgemeester en de Imperial War Graves Commission in Brussel. In april 1954 klaagt de burgemeester dat: … enkele personen op de graven in Halle aan het werk zijn geweest met het afbreken van de bestaande gedenktekens om deze te vervangen door nieuwe steentjes. Vanwege de vorst moest het werk worden stopgezet. Het geheel ligt daar nu als een woestenij….
Uit het antwoord blijkt dat één van de zes stenen tijdens het transport is beschadigd en dat daardoor de werkzaamheden zijn vertraagd.

Bijzonder is dat in Halle achter de grafstenen een gedenkteken is geplaatst. In de boeken en tegenwoordig ook op Internetsite van de Commonwealth War Graves Commission (CWGC, de Britse oorlogsgravenstichting) wordt over de begraafplaats van Halle gemeld: They have the usual Commission headstones, and in the centre is a memorial to these airmen which was erected by the local people. Vrij vertaald staat er: De graven hebben de gebruikelijke CWGC grafstenen en in het midden is een gedenkteken voor deze vliegeniers dat is opgericht door de locale bevolking.
Verder weet men in Engeland te melden dat het monument is onthuld op 31 augustus 1945 door de Britse Kapitein White, hij was destijds commandant in Zutphen. En ook wordt vermeld dat het weer zo slecht was dat de aanwezige fotograaf niet in staat was foto’s te maken van de plechtigheid.
Het zou kunnen zijn dat de foto van het gedenkteken bij dit artikel zeer kort na de onthulling is gemaakt. Op een vergroting is goed te zien dat de grond drassig is en dat het monument nog nat is van de regen. Op de vergroting is ook te zien dat op het lint van het bloemstuk tenminste de tekst staat: “De burgerij van Halle”. Of er meer op staat is niet te zien. Achter het gedenkteken bevindt zich een Duits graf, herkenbaar aan de Duitse soldatenhelm. Hieruit valt alleen maar af te leiden dat de foto uiterlijk in 1948 is gemaakt. In januari 1949 zijn de graven van de vijf onbekende Duitse soldaten verplaatst naar de Duitse Militaire Begraafplaats in het Limburgse Ysselsteyn.

 

Graf aaltenseweg 4

 

4 mei 2005
Het is omstreeks kwart voor acht ’s avonds. Langzaam komt er een einde aan een schitterende voorjaarsdag. Als de bronzen tonen van de kerkklok over Halle beginnen te klinken vertrekt een stoet van zo’n veertig, misschien vijftig mensen vanaf de Grote Kerk richting de Halse begraafplaats. Voorop een delegatie van de vereniging Halle’s Belang met een krans. Een krans die zo meteen zal worden gelegd bij de zes graven van de omgekomen vliegeniers. Ergens achter in de stoet loop ik. Als de stoet bij de begraafplaats een bocht moet maken kan ik alle deelnemers goed zien. De gemiddelde leeftijd ligt hoog, zo is mijn conclusie. Afgezien van enkele scholieren die meewerken aan de herdenking is er nauwelijks jeugd. Als we even later bij de graven staan vraag ik me af wie van de aanwezigen eigenlijk nog deze tragedie heeft meegemaakt. Zelf weet ik ook niet meer dan dat ze zijn neer gestort bij de boerderij ”de Kappe” aan de Aaltenseweg. En hoe zou het met de nabestaanden in Engeland zijn? Zouden er ooit familieleden hier bij het graf zijn geweest? En hoe zal het over tien, vijftien jaar zijn? Leeft de Dodenherdenking in Halle dan nog? Of komt dan alleen nog een delegatie van Halle’s Belang met een krans?
Aangemoedigd door het mooie weer blijven na de plechtigheid nogal wat mensen napraten op de parkeerplaats bij zaal Nijhof. En dan blijkt dat ik niet de enige ben met zulke vragen. Als we wat later uit elkaar gaan heb ik eigenlijk al voorgenomen om de mogelijkheden te bekijken om dit stukje Halse geschiedenis vast te leggen en om te proberen contact te maken met nabestaanden in Engeland.

Je moet ergens beginnen met zo’n speurtocht en ik besloot om eens te gaan kijken in het AVOG’s Crash Museum in Lievelde. In 1972 werd Stichting Achterhoekse Vliegtuigwrak Opgravers Groep (AVOG) opgericht. Behalve dat de AVOG wil meehelpen de zogenaamde vermistenlijsten in te korten, wil zij vooral een stuk geschiedenis van de Achterhoek bewaren voor de toekomst. De stichting houdt zich sinds 1972 bezig met het in kaart brengen van de geschiedenis van de Luchtoorlog 1940-1945 boven de Achterhoek. Als uitvloeisel van dat onderzoek werd in 1981 een museum in Lievelde geopend. Behalve dat het museum een eerbetoon wil zijn aan de geallieerde vliegeniers die voor onze vrijheid hun leven offerden, geeft deze permanente tentoonstelling een beeld van de technische kant van de Luchtoorlog.

Tot mijn verbazing trof ik in het museum een krant aan met een verslag van de crash en een foto van één van de vliegers, George Bainbridge. Toen ik mijn belangstelling liet blijken kreeg ik te horen dat in april 1990 een Engels echtpaar, de heer Brian Bainbridge en zijn vrouw een bezoek aan het museum hadden gebracht. Brian bleek een zoon te zijn van de in Halle omgekomen vlieger George Bainbridge. Van Brian had AVOG de foto van zijn vader gekregen. Ook was Brian toen met zijn vrouw bij het graf van zijn vader in Halle geweest. Het adres van de familie Bainbridge was in het museum bewaard gebleven en ik besloot een brief te sturen. Helaas bleek Brian enkele jaren geleden te zijn overleden. Zijn weduwe mevrouw Ann Bainbridge vertelde mij: “Mijn man Brian was nog maar enkele weken oud toen zijn moeder overleed. Vader George kon door zijn werk bij de Luchtmacht niet altijd voor hem zorgen, Vrienden van mijn schoonvader hebben hem toen geholpen. Na het dodelijk ongeluk van George in Halle is mijn man Brian naar zijn grootouders gestuurd en daar verder opgegroeid. Zijn grootouders hebben hem nooit veel verteld over zijn vader en moeder. Misschien was dat hun manier om hem te beschermen tegen het verdriet. Eigenlijk is hij pas na het overlijden van zijn grootouders zich gaan verdiepen in het leven van zijn ouders. Zo zijn we uiteindelijk in het voorjaar 1990 in Halle en omgeving terechtgekomen. Enkele jaren later hebben we Halle nogmaals bezocht”.

Tijdens mijn speurtocht heb ik ook een oproep geplaatst in een lokale krant en dat leverde veel reacties op. Zo kwam ik te weten dat omstreeks 1948 een verloofde van één van de vliegers in Halle geweest is. En in 1947 schijnt de vader van Arthur Puzey de Dodenherdenking in Halle bijgewoond te hebben. Volgens de verhalen werd de herdenking gehouden in Zaal Nijhof (de gebombardeerde kerk was toen nog niet herbouwd) en vader Puzey zou daar ook nog even het woord gevoerd hebben. Vader Puzey zat zelf ook bij Britse luchtmacht. In de archieven wordt hij genoemd als Squadron Leader George Arthur Puzey. Een Squadron Leader, die zelf ook veelal meevloog was verantwoordelijk voor een groep van twintig tot dertig bommenwerpers.

Een heel opmerkelijke reactie kwam van de heer Johan Heinen, (84 jaar) wonend in Doetinchem maar geboren aan de Veengoot 5 in Halle-Heide.

Dhr. Heinen: ”Ik was destijds boerenknecht bij Waarlo in de Meene. Mijn broer was enkele maanden eerder gesneuveld op de Grebbeberg en dat was voor mij mede aanleiding om me aan te sluiten bij de Ondergrondse. Onze commandant, Meester Stomphorst van de Meeneschool kwam die ochtend bij mij met het verzoek om eens poolshoogte te nemen bij de Kappe en zoveel mogelijk informatie te verzamelen zoals het vliegtuigtype en het kenteken. En belangrijk was natuurlijk ook of de vliegers waren omgekomen of ontsnapt. De Duitsers hielden de nieuwsgierigen op afstand maar ik heb nog wel een poosje staan praten met een Duitse wachtpost. Met hem ben ik er ook nog wat dichter bij geweest, de aanblik was vreselijk, meer wil ik er niet over zeggen.

In de omgeving vond ik een stuk van een glazen vliegtuigkoepel en ook een kap, zo’n soort leren helm, van één van die vliegers. Met die vliegerkap heb ik jaren rondgereden op mijn motor tot een helm verplicht werd. Helaas is de kap later bij een verhuizing zoekgeraakt. Het was een prachtige kap met uitsparing voor de koptelefoon. De kap was zo mooi dat ik ooit bij een politiecontrole de vraag kreeg hoe ik aan die kap was gekomen….

Dhr. Bert Schieven uit Zelhem is een verwoed verzamelaar van spullen uit de oorlog. In zijn collectie bevindt zich ook een vliegerkap afkomstig uit de Halse Wellington. Deze kap werd destijds door zijn vader, toen nog een klein jongetje, samen met een vriendje in de buurt van het vliegtuig is gevonden.
Wijlen dhr. Louis Duitshof (Meuhoek) vond in de omgeving van het neergestorte vliegtuig een foto. Via mevrouw Bainbridge kreeg ik ook een foto die veel overeenkomst vertoont met de Halse foto. Het is goed te zien dat de foto’s op dezelfde plek en na elkaar zijn gemaakt. Volgens mevrouw Bainbridge is de derde van links op de bovenste rij haar schoonvader George Bainbridge. Op de Halse foto is dat dus de tweede van links. Het lijkt aannemelijk dat de vijf mannen op voorgrond technici zijn, belast met het onderhoud van het toestel en het laden van de bommen. De achterste rij op de Engelse foto en de zes op de Halse foto zijn dus de bemanning. De beide mannen in uniform zijn de piloten, dit is af te leiden uit de dubbele vleugel op hun uniform. Meer is er op dit moment niet bekend. Volgens de verhalen was de heer Duitshof bijzonder trots op de foto en deze had dan ook vele jaren een ereplek in de woonkamer.

Bemanning halle toestel 1

Bainbridge zou op deze foto dus de tweede van links zijn, het is misschien
mogelijk dat dit het vliegtuig en bemanning is wat in Halle is neergestort. Foto van de heer Duitshof.

bemanning toestel halle 2

De bovenste rij vlnr:George Edward Merryweather, Lionel Montaque Graigie-Halkett, George Henry Bainbridge, Wilfred Bertram Stuart Cunynghame, Sydney John Haldane en Arthur Burnham Puzey.
Op de voorgrond zitten de leden van de groundcrew.

De foto is van mevrouw Bainbridge.

Uiteraard ben ik ook op zoek gegaan naar informatie over het gedenkteken. Merkwaardig genoeg heeft dit nauwelijks iets opgeleverd. Tot nu toe heeft mij niemand in Halle iets kunnen vertellen over het tot stand komen en/of de onthulling. Ook in de archieven is niets te vinden. Niet in het archief van Halle’s Belang maar ook niet in andere archieven. Twee archivarissen van het Streekarchief in Doetinchem waren zo vriendelijk mij te helpen bij een avond spitten in de archieven van de Hervormde Gemeente Halle, de Gereformeerde Kerk Halle en de burgerlijke gemeente Zelhem. Ook werden er heel wat Graafschapbodes uit die tijd bestudeerd. Het resultaat van die avond bleef beperkt tot een opmerkelijke brief. In september 1946 vraagt een vader van één van de omgekomen vliegers aan de burgemeester van Zelhem om een foto van het graf en gedenkteken. De burgemeester laat in zijn antwoord weten dat het op dat moment niet mogelijk is omdat niet de juiste namen op het monument zijn aangebracht. Als we de al genoemde foto met het Duitse graf op de achtergrond in detail bekijken is goed te zien dat de namen inderdaad veel spelfouten bevatten. Ook is op de foto te zien dat de namen in de steen zijn uitgehakt. Wie nu het gedenkteken bekijkt zal zien dat een metalen plaat met de juiste namen, maar ook in een andere volgorde op de steen is geschroefd. Achter de plaat bevinden zich mogelijk nog steeds de eerste, foutieve namen in de steen.

Contacten met Engeland
De contacten met Engeland beperken zich op dit moment tot de familie Bainbridge.
Tijdens de Dodenherdenking 2007 zullen video- en foto-opnamen worden gemaakt, deze zullen met een vertaalde versie van dit artikel naar de familie Bainbridge in Engeland worden gezonden. Ook zal de Engelse versie en ander materiaal worden aangeboden aan de beheerders van de website http://214squadron.atspace.com/default.htm
Dit is een Engelse website die volledig is gewijd aan het 214e squadron waartoe ook de bemanning van de Halse Wellington bommenwerper behoorde. Misschien dat het via die weg lukt om meer nabestaanden in Engeland te vinden.

Tenslotte
Sinds 4 mei 2005 ben ik zeer intensief bezig geweest met de tweede wereldoorlog. Ik heb stapels boeken doorgeworsteld, vele avonden Internet afgestruind, ik heb musea bezocht van Deelen tot Overloon, ik heb oorlogsbegraafplaatsen bezocht van Grebbeberg tot Reichswald in Duitsland. Ik heb in het voormalige Oost-Berlijn op de plek gestaan waar zich nog steeds onder de grond de resten bevinden van de bunker van Hitler. En op weg naar Berlijn heb ik me, gezeten in een comfortabele Boeiing 737, proberen voor te stellen hoe het zou voelen om op weg te zijn naar Berlijn in een Wellington bommenwerper met enkel een canvasdoek als wand, met achter je een hoogst explosieve bommenlading, vliegend boven een verduisterd, vijandig land terwijl elk moment je kunt worden aangevallen door die vijand. En ik heb contact gehad met heel veel mensen. Mensen in Halle en wijde omgeving maar ook de nabestaanden in Engeland. Ik ben al die mensen ontzettend dankbaar dat zij hun verhalen en emoties met mij hebben willen delen. En als ik al die ervaringen bij elkaar optel kan ik eigenlijk alleen maar beamen wat al zo velen voor mij hebben gezegd: één avond, slechts enkele uren per jaar, even stilstaan bij wat er is gebeurd en hen gedenken die hun leven hebben gegeven opdat wij in vrijheid kunnen leven is toch het minste dat we kunnen doen. Als eerbetoon aan hen die vielen maar ook om onze dankbaarheid te tonen aan de nabestaanden, hier in Halle en in Engeland. Ik hoop met dit artikel een bijdrage te hebben geleverd aan het behoud van de Dodenherdenking in Halle. Een herdenking in het bijzonder voor “onze” Halse jongens Eduard Peppelman en Derk Jan Heinen en “onze” Britse vliegers.

Naschrift:
Uit later onderzoek, door Bert Schieven, is vast komen te staan dat de Wellington met het kenteken T2559 is neer geschoten is door de Duitse nachtjagerpiloot Werner Streib.

Werner Streib, 13 juni 1911 – 15 juni 1986.

Artikel van Willy Horemans

werner Streib

Majoor Werner Streib werd geboren in Pforzheim Baden op 13 juni 1911. Voordat hij in 1934 bij de Wehrmacht ging, werkte hij als burger bij een bankinstelling. Later deed hij een aanvraag om van de landmacht naar de luchtmacht te worden overgeplaatst. Toen zijn verzoek werd ingewilligd, begon hij zijn nieuwe pilotencarrière als verkenner in een verkenningseenheid.

In 1937 werd Streib overgeplaatst naar het Richthofen-eskader in Jueterbog-Damm. In 1939 werd hij piloot in Falcks I./ZG 1 Zerstörergeschwader. Hij stond bekend als "de vader van de nachtjagers", zowel omdat hij de eerste was die een nachtelijke overwinning behaalde als omdat hij de oudste was van de nachtjagers.

Deze piloten ontwikkelden de nachtjagertechnieken die tijdens het verdere verloop van het conflict werden toegepast. Deze technieken waren op hun beurt gebaseerd op technieken die tijdens de Eerste Wereldoorlog waren ontwikkeld.

Op 20 juli 1940 scoorde Streib de eerste nachtjageroverwinning boven Duits gebied, op een Whitley-bommenwerper van de RAF. Sinds dat moment nam zijn carrière een steile klim. In oktober 1940 werd hij reeds Hauptmann en groepscommandant van I./NJG 1. Vanaf toen tot mei 1941 behaalde hij een indrukwekkende score van 26 nachtelijke overwinningen.

n juni 1943 werd hij majoor met 50 nachtelijke overwinningen. Hij werd als een technische autoriteit beschouwd en werd afgevaardigd bij Ernst Heinkel voor de ontwikkeling van de He 219 nachtjager, dat inderdaad een beducht toestel was. Toen de eerste prototypes van de He 219 beschikbaar waren, kreeg Streib zijn eigen toestel en werd de eerste om het type tijdens een echt luchtgevecht te testen. Dat gebeurde tijdens de nacht van 11 juni 1943, toen Britse bommenwerpers op missie naar Berlijn vlogen. Met de hulp van zijn radio-operator, Helmut Fischer, behaalde Streib - met korte maar krachtige salvo's van zes 30-20 mm boordkanonnen - een verbazend aantal van vijf overwinningen binnen een half uur.

Op 1 juli 1943 werd Streib Kommodore van NJG 1 en tegen het einde van de oorlog bedroeg zijn finale score 65 overwinningen.

Hij trouwde in 1947 en baatte een succesvolle voedingszaak uit tot 1956. Toen de nieuwe Luftwaffe werd gevormd, werd hij opgeroepen om zijn ervaring in dienst te stellen van het nieuwe Duitsland. Streib ging terug binnen bij de Bundesluftwaffe als commandant van een vliegschool in Landsberg. In 1966 beëindigde hij zijn zeer lange militaire beroepsloopbaan met een vredevol pensioen. Op dat ogenblik was hij brigadegeneraal van de nieuwe Bundesluftwaffe.

 

AMERIKAANSE PILOOT LAND TE HALLE.

door: Bert Schieven.

Het zal circa 2012 zijn geweest dat ik in gesprek kwam met Jan ter Maat uit Halle. Hij vertelde mij dat hij als klein kind, een Geallieerde piloot uit een brandend toestel had zien springen. Deze piloot hoog in de lucht aan een grote parachute maakte op Jan een onuitwisbare indruk. En mijn nieuwsgierigheid was gewekt. Het zou echter tot november 2017 duren voor het mij lukte om een zoon van deze bewuste piloot op te sporen. Hij was bereid om mij het levensverhaal van zijn vader te vertellen. Jammer genoeg  komt dit verhaal te laat voor Jan te Maat, hij is helaas op 27 april 2017 overleden.

Edward Forrest

De piloot in kwestie was Edward Carroll Forrest, hij was geboren op 18 april 1915 te Sturgis een kleine plaats in de staat Michigan USA.

Zijn ouders waren Edward KendalForrest en OraForrest-Farrow.

Hoewel Edward. C. Forrest een pientere knaap was zat een studie er voor hem niet in. Omdat in 1919 zijn vader reeds was overleden stond zijn moeder er alleen voor, en een studie voor haar zoon was  financieel gewoonweg niet op te brengen. Na zijn jaren op de locale lagere school moest Edward gewoon aan het werk om het broodnodige geld binnen te brengen. Hij werkte hoofdzakelijk als losse kracht bij boerderijen en bedrijven in de omgeving.

 


Circa 1939 trouwde hij, uit dit huwelijk werd op 1 mei 1942 het dochtertje Jean Ann geboren. Bijna direct hierna pleegde zijn vrouw zelfmoord, en werd het dochtertje opgevangen door zijn moeder en oudere zuster.

In de Amerikaanse luchtmacht.

Net voorafgaande aan deze tragedie had Edward op 13 april 1943 dienst genomen in de Amerikaanse luchtmacht. Voor een groot gedeelte was hij tot deze stap gekomen om meer financiële zekerheid te hebben, een gegeven dat na de zelfmoord van zijn vrouw alleen maar meer van kracht was.

Nadat hij was toegetreden tot de Amerikaanse luchtmacht kon hij voor het eerst van zijn leven serieus studeren, hij volgde de opleiding tot officier.

Nadat hij deze studie succesvol had afgerond was hij tweede Luitenant en werd hij in augustus 1942 overgeplaatst naar Army Air Base Dalhart in Texas.

Hier kreeg hij zijn opleiding tot piloot op een B17 bommenwerper.

Nadat hij ook deze opleiding succesvol had afgerond werd hij als gekwalificeerd piloot geplaatst bij een provisional Group ( tijdelijke eenheid ) de bemanning van zijn toestel werd onder crewnummer 82 ingedeeld bij deze tijdelijke eenheid. Bijzonder detail in deze is dat toen reeds acht van de tien bemanningsleden dezelfden waren als tijdens hun laatste vlucht.

Deze bemanning bleef gedurende de verdere opleiding grotendeels bij elkaar.

Vanuit Texas werden ze via een luchtmachtbasis in Oklahoma naar een basis in Nebraska overgeplaatst. Hier werd de bemanning definitief ingedeeld bij 305th Bombinggroup/364 Bombingsquadron. Deze 305th Bombinggroup was gedurende de maand oktober 1942 overgevlogen naar Engeland, waar ze per 11 December 1942 gestationeerd werden op Air Base Chelveston, waar de eenheid tot oorlogseinde zou blijven. Edward Forrest werd samen met zijn bemanning op 15 januari 1943 overgevlogen naar Engeland. Waar ook zij op vliegbasis Chelveston werden geplaatst, ze kregen hier een vliegtuig van het type Boeing B17-G ( vliegend fort ) toegewezen. Dit vliegtuig had het serienummer 42-31602 en als rompcode WF-N. Vanaf Chelveston werden diverse bombardements vluchten naar het vaste land van Europa ondernomen. Waarbij de bemanningen nog wel eens door elkaar gehusseld werden. Zo was bijvoorbeeld op hun laatste vlucht co-piloot Richard Lamie bezig met zesde missie, terwijl de piloot Edward Forrest aan zijn achtste missie bezig was.

De laatste bombardements vlucht.

De laatste missie van Edward Forrest en zijn bemanning vond plaats op 23 maart 1944. Ze waren die morgen vanaf Chelveston opgestegen voor een aanval op de Duitse stad Münster. In totaal nemen 524 B-17 en 244 B-24 deel aan deze aanvalsvlucht. Veel bommenwerpers gaan tijdens deze vlucht verloren waaronder het toestel van Edward Forrest. Vanwege het slechte weer was een groot gedeelte van de toestellen waaronder hun uitgeweken naar doelen van de tweede keuze, in de regio Münster.

Tijdens het aanvliegen van hun doel, net voor ze hun bommen zouden droppen werden ze vol geraakt door de Duitse luchtdoelartillerie ( Flak ). Forster gaf opdracht om de bommenlast te droppen en keerde zo snel mogelijk om.

Hij wilde in ieder geval proberen om Engeland te bereiken. Ze waren echter nog maar vijftien minuten op de terugweg toen duidelijk werd dat dit absoluut niet ging lukken. Forster gaf hierop het commando aan alle bemanningsleden om het toestel te verlaten, hij zou het toestel zo lang besturen tot dat iedereen gesprongen was. De eerste die springt is staartschutter Earl Royer, hij werd in de buurt van Bocholt gearresteerd. Radiotelegrafist Donald Kosich, buikkoepelschutter Joe Rushing, rechter zijschutter William Stoner en linker zijschutter William Kurtz werden in de buurt van Silvolde gearresteerd.Tussen Silvolde en Halle sprongen vervolgens bommenrichter Robert Donovan, navigator William Weaks, rugkoepelschutter Robert Sandusky en co-piloot Richard Lamie, Donovan en Weaks wisten in eerste instantie weg te komen maar werden uiteindelijk in België gearresteerd. Lamie en Sandysky kwamen in eerste instantie in Aalten terecht. Zij wisten wel uit handen van de Duitsers te blijven en werdenuiteindelijk in België bevrijd. Nu het vliegtuig verder verlaten is besluit ook Forster te springen, de bommenwerper vloog nu onbemand verder en crashte om 11.45 uur net buiten de kom van Zelhem, in open terrein langs de Bielemansdijk.

De landing te Halle.

Zoals reeds vermeld verliet als laatste Edward Forrest het vliegtuig. Zijn parachute opende zich zonder problemen, dit alles werd door Jan ter Maat als klein kind gade geslagen. Forrest  maakte een geslaagde landing en hij komt neer op een stuk grond de Korte Vore genaamd ( vanuit Zelhem gezien net voor Halle rechts ). Hij verstopt zijn parachute in een naastgelegen houtwal en rent dan over de Halseweg langs de begraafplaats richting Aaltenseweg. In eerste instantie verstopt Forrest zich in een sloot achter de boerderij van ter Maat.

Maar toen hij in de gaten kreeg dat hij was gezien door moeder ter Maat en de kleine Jan rende hij verder, de Aaltenseweg over en verstopte zich daar opnieuw in een sloot. Dat zag ook evacué Cornelissen ( uit Arnhem ) die onderdak had gevonden  op de nabij gelegen boerderij “de Paus” aan de Zanddijk. Deze Cornelissen sprak Engels en ging naar Forrest toe, hij nam hem mee naar de boerderij en verstopte hem daar onder een hoop takkenbossen. Ze spraken af dat Cornelissen s’avonds Forster verder zou helpen richting Mariënvelde. Zover kwam het niet meer, er waren reeds veel te veel mensen die iets gezien hadden en zo werd het voorval ook vrij snel bij de Duitsers bekend. Niet lang hierna kwam een groep Duitse soldaten bij “de Paus” om Forrest te arresteren. Hij gaf zich zonder verzet over en werd vervolgens door de Duitsers ondervraagd, hij gaf tijdens deze ondervraging nog een verkeerde locatie op waar hij zijn parachute verstopt had. De Duitsers zochten er nog een tijdlang vergeefs naar. De parachute is later door Hallenaren opgegraven, en van de stof is kleding gemaakt.

In gevangenschap.

Forrest werd in eerste instantie naar de Ortskommandantur te Doetinchem gebracht, en zou volgens zijn zoon ook nog in Arnhem geweest zijn?

Wat wel zeker is dat hij uiteindelijk in het kamp Stalag ( Stamm Lager ) Luft 1 terecht komt. Dit kamp lag dicht bij de plaats Barth Vogelsang in het noorden van Duitsland aan de Baltische Zee. Hij werd in de Zuidelijke afdeling van het kamp geplaatst samen met Rushing. Ook de andere gevangen genomen bemanningsleden kwamen na verloop van tijd in dit kamp terecht.

Hij werd uiteindelijk in de nacht van 30 April 1945 in dit kamp door Russische troepen bevrijd. In eerste instantie werd hij naar een opvangkamp te Le Havre in Frankrijk gebracht, vanwaar hij per schip naar de USA werd gebracht.

Zijn familie was pas sinds kort in zekerheid dat hij nog leefde, wel had Richard Lamie de ontsnapte co-piloot uit het vliegtuig, op 17 oktober 1944 een brief naar de familie Forrest gestuurd maar omdat hij voor Forrest was gesprongen wist ook hij eigenlijk niets zeker. Groot was dan ook de opluchting toen Edward in het voorjaar van 1945 eindelijk weer behouden thuis aankwam.

Na de oorlog.

Edward pakte zo snel mogelijk de draad weer op. Hij vond een baan bij de Amerikaanse post. En trad op 23 November 1946 weer in het huwelijk met de weduwe Martha. L. Muntzte, Three Rivers in Michigan. Zij had uit haar vorige huwelijk twee kinderen, een zoon en een dochter, die beiden officieel geadopteerd werden door Edward Forrest.

De zoon uit het vorige huwelijk van Martha Muntz heeft mij het gehele verhaal verteld.

In 1972 ging Edward Forrest met pensioen hij was toen Post Master in de plaats Quincy te Michigan.

Nadat op 11 Juni 1990  Martha Muntz is overleden,  huwde Edward op 23 oktober 1990 met Lenore. E. Free.                                                                

Edward Forrest is op Dinsdag 24 Juni 2003 overleden in het Veterans Affairs Medical Centre te Battle Creek Michigan.

Op Zaterdag 28 Juni 2003 werd hij met militaire eer begraven op het Oak Lawn Cemetery te Sturgis Michigan USA.

Oak Lawn Cemetery Battle Creek

Bronnen:

Jan ter Maat “op Wolsink” Halle.

Boek voor altijd 21 van Jan Oonk en SandrinaHarderingh.

En het verhaal van de zoon van Edward Forrest, die niet bij naam genoemd wenste te worden.


 
Hieronder een link naar het verhaal over het kamp Stalag Luft 1, waar Edward Forres gevangen heeft gezeten

Het_krijgsgevangenkamp_Stalag_Luft_Bankau.pdf

 

 

Subcategorieën