Luchtoorlog Brunsveld -verhalen
De laatste vlucht de Lancaster LM 212.
Op zaterdagavond 23 september 1944, om acht minuten over zeven steeg de Lancaster LM 212 met een groep van maar liefst 136 Lancaster bommenwerpers en 5 Mosquito toestellen op, van de basis Skellingthorpe in Lincolshire, het oosten van Engeland. Tot ruim over acht uur, vertrokken de toestellen achter elkaar om de dijken van het Dortmund/Emskanaal tussen Dortmund en Emden, ten noorden van Munster bij het plaatsje Gravenhorst te gaan bombarderen. Aan beide kanten zijn de dijken van het kanaal doorgebroken en het kanaal stroomde over een lengte van ongeveer 10 kilometer leeg.De vliegeniers waren enthousiast over de missie’s die ze vele keren per week uitvoerden en soms met drie tot vierhonderd vliegtuigen per nacht naar Duitsland vlogen om daar hun bommen te laten vallen.Maar deze avond bleek dat de resultaten van het bombarderen maar gering waren te noemen. Er was veel tegenstand van het Duitse afweergeschut en in de lucht.
De Duitsers hadden kleinere snellere vliegtuigen, zogenaamde "nachtjagers" die zeer actief waren en de Engelse bommenwerpers zelfs achtervolgden.In totaal haalden de Duitsers die avond 14 Lancaster toestellen neer met hun afweergeschut (FLAK= Flugabwehrkanone) en jagers en sommige bommenwerpers botsten zelfs in paniek tegen elkaar.Soms werden er zelfs per ongeluk in het heetst van de strijd ook Duitse vliegtuigen afgeschoten.
De Lancaster LM 212 van het 50ste Squadron Royal Air Force met als piloot John Edwin Sweetman kreeg het op de terugweg te verduren van de Duitse nachtjagers . Hij was niet de enige die boven de Achterhoek in gevecht kwam. Deze lancaster werd neergeschoten door een nachtjager van de 4e Gruppe van Nachtjagdgeschwader I, met als piloot Major, Heinz Wolfgang Schnauffer een van de meest ervaren nachtjager piloten van de Luftwaffe. Major Heinz Wolfgang Schnauffer was op dat moment Gruppenkommandeur ( groepscommandant ) van IV/NJG1. Deze groep was gestationeerd te Dusseldorf. Hij vloog op een Messerschmitt BF110-G. Rompcode G9+EF. Dit type Messerschmitt had een bemanning van drie personen, in dit geval: Heinz Wolfgang Schnauffer als piloot, Friedrich Rumpelhardt was de radiotelegrafist en Wilhelm Gansler de rugschutter.
Deze Lancaster LM 212 was de laatste van de vier bommenwerpers die de groep van Schnauffer deze avond neerschoot.
Hoe de schutters aan boord hun best ook deden ze redden het niet tegen de snelle wendbare nachtjagers. Midden op het toestel zat sergeant George Archer Keens in zijn koepel en achteraan de staartschutter sergeant George Kelly. Sergeant Andrew Johnstone deed ook zijn best, maar het mocht niet baten. De piloot de 21 jarige John Edwin Sweetman , fight Engineer, Ernest Gordon Gully , de 20 jarige Sergeant. William Roland Wilcox en de 23 jarige navigator Edward George Hobbs probeerden met allerlei middelen uit de vuurkracht van de Duitse nachtjager te blijven. Meerder toestellen werden door de Duitse nachtjagers aangevallen en in brand geschoten. Rond om hen heen vlogen brandende toestellen. Alleen al in deze nacht zijn 11 Lancaster vliegtuigen omgekomen en niet meer naar de vliegbasis Skellingthorpe teruggekeerd. |
In zijn buurt was ook de Lancaster ED 470 van het 61ste Squadron Royal Air Force, die ruim 10 minuten later dan Sweetman in Engeland was opgestegen en als piloot Flying Officer Keith Hornibrook had, in de problemen gekomen.
Nog boven Duits grondgebied werd zijn toestel aangevallen door een Duitse nachtjager, een Junker 88. Beide toestellen begonnen op elkaar te schieten, waarbij ze licht beschadigt raakten en elkaar weer uit het oog verloren. Maar dat duurde maar even en toen begon het geschiet over en weer opnieuw.
Boordschutter Brown van deze Lancaster vuurde onophoudelijk op de nachtjager, maar ook die schoot raak. De Lancaster werd getroffen tussen het staartstuk en het middenstuk en er brak op die plaats een felle brand uit. Het toestel had problemen gekregen met zijn bommenluik en had alle bommen nog aan boord. Het toestel vloog toen ongeveer boven Eibergen, richting Engeland, naar huis dus.
Ze kwamen echter niet ver. De staartschutter John Miller had vanuit zijn staartkoepel in het toestel goed zicht op wat er rondom hem heen zoal gebeurde. Hij zag in de duisternis zo'n 5 toestellen die in moeilijkheden waren, allemaal stonden ze in brand.Het was duidelijk, dat hij uit het toestel moest. Hij draaide de staartkoepel opzij, zodat hij eruit kon springen.Vlug en een beetje op de tast, klikte John zijn parachute aan en sprong eruit.
Achteraf bleek dat John de enige was die er nog uit kon komen. De rest bleef aan boord toen dit toestel om 22.30 uur neerstortte aan de Hummeloseweg bij Boerderij “de Gasthuisplaats” in Zelhem. De overige zes bemanningsleden zijn tot op heden vermist en liggen waarschijnlijk in het wrak bij “de Gasthuisplaats”. Na de berging in oktober 2013 weten we meer.
Met de Lancaster LM 212 VN¥L van het 50ste Squadron ging het ook al niet veel beter. Dit toestel kon nog iets langer in de lucht blijven maar stortte uiteindelijk die zelfde avond om 22.45 uur neer in de Slangenburg op de grens van Zelhem en Doetinchem.
De bemanning heeft geprobeerd om met parachute uit het brandende toestel te springen maar dat is alleen de staartschutter George Kelly gelukt en overleefde als enige de crash. Hij verstopt zijn parachute in het struikgewas. Kelly werd de eerste periode door het verzet geholpen en heeft op diverse plaatsen ondergedoken gezeten. Midden op het toestel zat sergeant George Archer Keens in zijn geschuts koepel, hij sprong maar zijn parachute weigerde en Keens is op een varkenshok te pletter gevallen. De Duitsers hebben enkele buurtbewoners aangewezen om de stoffelijke overschotten op een platte wagen naar de Algemene begraafplaats in Zelhem te brengen. Daar zijn de omgekomen vliegers op 26 september 1944 begraven. Na het neerstorten van de Lancaster is door een buurtbewoner een foto van de bemanning gevonden, waar op de achterkant de namen waren geschreven.
Op 18 november toen de enige overlevende George Kelly de Rijn over wilde steken bij de actie Pegasus II onderweg naar Engeland, is hij toch gepakt en door de Duitsers naar een kamp in Frankfurt–Am Main gebracht. Van daar uit is hij in december 1944 overgebracht naar Stalag Luft VII Bankau in Silesia (nu Polen). Het was een strenge winter met temperaturen onder de 20graden celsius. Toen het Rode leger vanuit Rusland in aantocht was moesten de gevangenen naar een ander kamp over gebracht worden. Dat waren dagen dat zij met weinig eten onderweg marcheerden naar een volgend kampement. Steeds maar weer onderweg. Het Rode leger heeft hun laatste kamp in april 1945 ontzet.
Daarna is sergeant Kelly in mei 1945 weer terug gekomen bij zijn familie.
Sergeant George Kelly is op 8 Juli 2013 overleden te Bishopbriggs bij Glasgow.
De levensloop van George Kelly
1 Zijn jonge jaren
2 De Tweede Wereldoorlog
2.1 Boordschutter bij de RAF
2.2 Lancaster LM212
2.3 Ondergedoken bij het Berghse verzet
2.3 Operatie Pegasus 2
2.4 In Duitse krijgsgevangenschap
3 Na de oorlog
4 Twee jongens met dezelfde naam
5 Bronnen
1. Zijn jonge jaren.
Flight Sergeant George Kelly werd op 3 februari 1925 geboren in Glasgow, Schotland, als zoon van John en Jeanie Kelly. Hij had twee oudere broers (een tweeling) en een jongere zus. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939 was hij leerling van de St. Mungo's Academy in Glasgow, de rooms-katholieke school van vervolgonderwijs had een naamdie in de wijde omgeving hoog stond aangeschreven, als je daar een opleiding had gevolgd dan wilde iedereen je wel aannemen. Hij was erg teleurgesteld dat de school werd gesloten, hij ging werken en leerde bij Babcock and Wilcox, toen een fabrikant van stoomgeneratoren hoe hij metalen kon laten glanzen en glimmen. Een stoomgenerator kon elektriciteit opwekken en dat was van levensbelang in de oorlog en daarom hoefde hij niet in militaire dienst, maar meldde hij zich in 1943 vrijwillig aan bij de RAF. Hij was toen achttien jaar oud.
2. De Tweede Wereldoorlog2.1 Boordschutter bij de RAF
George volgde een opleiding tot boordschutter en begon in mei 1944 echt in militaire dienst te gaan. Hij werd ingedeeld bij het 50ste Squadron op de vliegbasis ellingthorpe in Lincolnshire. Een squadron is een groep vliegtuigen die onder bevel van één luchtmacht majoor gaat opereren. Dit squadron vloog met Lancaster bommenwerpers. Hij behoorde tot de bemanning van Lancaster VN-L Love LM212. Met dit toestel vloog hij dertien missies. Op zaterdag 23 september 1944 nam LM212 deel aan een aanval op het Dortmund-Ems kanaal bij Ladbergen in Noordrijn-Westfalen. Het zou de laatste vlucht van LM212 worden. Al op de heenweg was het vliegtuig door afweergeschut licht beschadigd geraakt, waardoor het achterbleef bij de rest van de formatie.
2.2: Lancaster LM212
De Lancaster LM212 van 50 Squadron was op 23 september om 19.08 opgestegen van de RAF- vliegbasis Skellingthorpe in Lincolnshire. Met 135 andere Lancasters en vijf toestellen van het type Mosquito had het de opdracht de dijken van het Dortmund-Emskanaal ten noorden van Münster te bombarderen. Dit is gelukt. Aan beide zijden van het kanaal werden de dijken doorbroken, en het kanaal stroomde over een lengte van bijna tien kilometer leeg. De RAF verloor bij deze tocht naar het doelgebied echter veertien Lancasters, waaronder Lancaster LM212. Op de terugweg werd deze bommenwerper onder vuur genomen door Hauptmann Heinz Wolfgang Schnaufer van de 4e Gruppe van Nachtjagdgeschwader 1, een van de meest ervaren nachtjagerpiloten van de Luftwaffe. (De Duitse luchtmacht) Als gevolg hiervan stortte de Lancaster omstreeks 23.30 uur neer in de Slangenburg, op een veld aan de Slangeburgseweg en de Halseweg, dichtbij boerderij De Rozegaar. Lancaster LM212 was de laatste van vier bommen werpers die Wolfgang Schnaufer die avond neerschoot. In totaal schoot Wolfgang Schnaufer 121 vliegtuigen neer.
Messerschmitt nachtjager | Wolfgang Schnaufer |
De bemanning heeft geprobeerd zich per parachute in veiligheid te brengen, maar dat is, slechts één man gelukt, boordschutter sergeant George Kelly. Een andere boordschutter, sergeant G.A. Keens, heeft het vliegtuig wel kunnen verlaten, maar zijn parachute weigerde en hij is te pletter gevallen op een varkenshok. De overige inzittenden hebben geen kans meer gezien het vliegtuig te verlaten. Het toestel vloog al te laag om te springen. Hun lichamen werden in het wrak gevonden. Behalve Keens kwamen om het leven de piloot, flying officer J.E. Sweetman en de sergeants E.G. Gully, E.G. Hobbs, A. Johnstone en W.R. Wilcox. De Duitsers hebben enkele buurtbewoners aangewezen, die de stoffelijke overschotten op een platte wagen naar algemene begraafplaats in Zelhem moesten brengen. Daar vond op 26 september 1944 de begrafenis plaats. De graven worden onderhouden door de Commonwealth War Graves Commission. Dat is de Engelse graven dienst.
De bemanning van de Lancaster LM212Staand v.l.n.r.: sergeant G.A. Keens (boordschutter), sergeant W.R.Wilcox (radiotelegrafist), sergeant A. Johnstone (bommenrichter, tevens boordschutter), sergeant G. Kelly (boordschutter). |
2.3: Ondergedoken bij het Berghse verzet
George had op tijd met zijn parachute kunnen springen, maar zijn laars was ergens achter blijven haken, waardoor hij een lelijke wond aan zijn been had opgelopen. Toen hij landde, merkte hij dat hij beide laarzen kwijt was. Dit probleem heeft hij opgelost door de schouderstukken van zijn parachuteharnas om zijn voeten te doen. Zijn parachute en de rest van het harnas heeft hij nog zo goed mogelijk verstopt en is toen op goed geluk gaan lopen. Doodmoe klopte George aan bij de boerderij van de familie Bruggink aan de IJzevoordseweg. Gelukkig was Bruggink hem welgezind; hij gaf George een slaapplaats en zorgde ervoor dat een verzetsman met de naam Hoeksma hulp ging halen. Zodoende kwam de koerierster Annie de Graaf naar de boerderij om George naar een beter adres te brengen. Het was zondagmorgen en zij had op het punt gestaan naar de kerk te gaan, maar nu was er iets belangrijkers te doen. Ze trof George aan in diepe slaap en moest hem een paar flinke porren geven om hem wakker te krijgen.
George schreef zijn naam in het gastenboek van de familie Houtsma. Mevrouw Houtsma schreef er later de rangen van de General oberst en zijn adjudant de Hauptmann naast, met hun verblijfsdata… |
Hij wist eerst niet waar hij was, maar al gauw herinnerde hij zich alles weer. Hij kreeg van boer Bruggink wat te eten, waarna hij zijn verhaal deed. Annie had moeite met het Schotse accent van George, maar ze kon zijn verhaal toch volgen. Toen hij uitverteld was, vroeg Annie hem of hij kon fietsen. Dat bleek, ondanks de beenwond, wel te lukken. George kreeg van Bruggink een paar schoenen, en Annie had een lange jas bij zich die hij over zijn uniform aantrok. Zo uitgedost kon hij redelijk onopvallend vertrekken op een fiets van Bruggink. Annie maakte zich zorgen, want George slingerde nogal, en ze moesten een Duitse controlepost passeren. Maar George fietste daar met een stalen gezicht voorbij, en de Duitsers schonken geen aandacht aan het tweetal.
Annie bracht George naar het huis van de Doetinchemse verzetsleider Jan Houtsma, die bij zijn ouders woonde. Zijn vader was huisarts, zodat George’s beenwond onopvallend verzorgd kon worden. Als de dokter hem op een ander onderduikadres had moeten bezoeken, had dit gemakkelijk argwaan kunnen wekken. Nadat zijn been verbonden was viel George weer in slaap en sliep een gat in de volgende dag. Twee dagen lang zat George ondergedoken op een zolderkamer in het huis van Houtsma. Daar stond een radio, zodat hij naar de BBC kon luisteren. Het was de bedoeling dat hij wat langer zou blijven, zodat zijn been kon genezen, maar dit plan kon meteen al niet doorgaan toen op maandagmorgen een NSB'er en enkele Duitse militairen voor de deur stonden. Iedereen dacht dat George verraden was, maar het bleek dat een Duitse General oberst met zijn adjudant een deel van de woning kwam opeisen. Zij namen de beste kamers in beslag. In de zolder hadden ze gelukkig geen interesse, maar het was een spannende situatie. Buiten voor de deur stonden gewapende schildwachten en allerlei Duitsers liepen in en uit.
Gelukkig vertrok de generaal al de volgende dag. Maar bij Houtsma was het voor George te gevaarlijk geworden. Wim Moorman van het verzet in Beek kwam hem ophalen en bracht hem naar de schuilplaats van Clemens Berntsen in Loerbeek. Daar waren Clemens en de andere verzetsmensen en onderduikers erg onder de indruk van Georges survival kit. Het was een witte plastic doos; op zich al een bezienswaardigheid, omdat nog niemand ooit plastic had gezien. In de plastic doos zaten onder meer landkaarten gedrukt op linnen, waterzuiveringstabletten, "peppillen" en een serie kaarten met elk in het Engels een aantal vragen en daarnaast de vertaling in een andere taal.
Het ligt voor de hand dat deze naamloze Generaloberst behoorde tot de staf van Generalfeldmarschall Walter Model. Model was in die periode opperbevelhebber van Heeresgruppe B, die de noordvleugel van het westfront verdedigde. Hij verbleef in die dagen in de Achterhoek en nam op 26 september 1944 zijn intrek in een villa op de Paasberg in Terborg. Dat is – toeval of niet – dezelfde dag dat de naamloze Generaloberst uit het huis van Houtsma vertrok. Ging hij naar de Paasberg? (zie Imagine a perfect, cloudless May day, blz. 180 e.v.)
In de schuur kon George niet veel meer doen dan zich schuilhouden en zich zo goed en zo kwaad als het ging vermaken met de andere verzetsmensen en onderduikers. Een dieptepunt was het doodschieten van een verrader, waar hij tegen wil en dank bij betrokken raakte.
2.4: Operatie Pegasus 2
In november 1944, na een verblijf van zes weken in Loerbeek, was er een mogelijkheid om George naar het bevrijde zuiden van Nederland te brengen: Operatie Pegasus 2. Nauwe samenwerking tussen het verzet op de Veluwe en Britse troepen ten zuiden van de Rijn had in de nacht van 22 op 23 oktober 1944 al tot Operatie Pegasus 1 geleid. Zo'n 130 man waren die nacht bij Renkum veilig over de Rijn gezet; meest gestrande paratroepers van de operatie Market Garden, maar ook enkele neergeschoten vliegeniers en een aantal Nederlanders. Nu was voor 18 november bij Heteren Operatie Pegasus 2 gepland. De bedoeling was hierbij een vergelijkbaar aantal militairen over de Rijn te zetten. |
Van te voren was afgesproken dat Wim en Betsie op het kruispunt in Laag-Keppel zouden wachten, zodat daar, afhankelijk van de situatie, kon worden bekeken langs welke route de tocht het best voortgezet kon worden. Maar toen Clemens, Riek en George bij dat kruispunt kwamen, waren Wim en Betsie nergens te zien. Zij besloten te wachten, want Wim en Betsie stonden vast ergens anders, en zouden omkeren als George en zijn begeleiders niet kwamen opdagen. Maar het wachten duurde lang en uiteindelijk werd het te laat om nog naar Bronkhorst te fietsen. Om acht uur ging immers de avondklok in. Daarna mocht je van de Duitsers niet meer op straat komen. Clemens besloot George naar Houtsma in Doetinchem te brengen, waar ze nog net voor de avondklok aankwamen. Wim Moorman dook later die avond ook bij Houtsma op. Betsie was naar Loerbeek teruggefietst. Het is duidelijk dat er een misverstand was over het punt waar zij op elkaar zouden wachten. Clemens en Riek (en Wim mogelijk ook) bleven bij Houtsma slapen, maar George werd naar een ander adres in Doetinchem gebracht. Vermoedelijk was dit de postbode Van Raay. Een zus van Jan Houtsma, Angelique, heeft George een of twee dagen later naar Bronkhorst gebracht. Maar dat hebben zijn makkers in Loerbeek nooit geweten.
In Georges ontsnappingsroute wordt Doorwerth genoemd, een plaats vlak bij de Rijn en niet ver van het oversteekpunt bij Heteren. Dit wijst erop dat hij zich vrij laat bij de ontsnappingsgroep heeft gevoegd, want het hoofdverzamelpunt lag twintig kilometer ten noorden van de Rijn bij Wekerom. Hoe het ook zij, Operatie Pegasus 2 is op een mislukking uitgelopen. Een belangrijke reden hiervoor was dat de Duitsers na Pegasus 1 extra op hun hoede waren. Slechts zeven man ontkwamen over de Rijn, een klein aantal sneuvelde en de rest werd gepakt of kon opnieuw ontsnappen. George heeft met drie anderen nog tot aan de oever van de Rijn kunnen komen, voor hij in handen van de Duitsers viel. |
2.5: In Duitse krijgsgevangenschap
Als krijgsgevangene ging George een uiterst zware tijd tegemoet. Hij werd eerst naar het doorgangskamp Oberursel bij Frankfurt am Main gebracht, waar alle neergeschoten geallieerde vliegers werden ondervraagd. Hij heeft er een week in eenzame opsluiting doorgebracht, omdat hij niets wilde vertellen over zijn vliegtuig en zijn tijd als onderduiker bij het verzet. Met dit moedige gedrag heeft hij zeker Nederlandse levens gered.
In december 1944 werd hij verplaatst naar Stalag Luft VII in Silezië, een deel van Duitsland dat na de oorlog Pools werd. Het kamp lag bij Bankau (Bąków) in de buurt van Oppeln (Opole; achter de Duitse plaatsnaam staat tussen haakjes de Poolse vorm).
Oberursel |
Stalag Luft VII |
Stalag Luft VII was een van de krijgsgevangenen kampen speciaal voor geallieerde vliegers. Er zaten Britten, Canadezen, Amerikanen, Russen en Polen. Toen het Rode Leger, dat waren de Russen, naderde, werden de circa 1500 krijgsgevangenen op 19 januari 1945 gedwongen westwaarts te marcheren. Dit gebeurde onder verschrikkelijke omstandigheden. Het vroor bijna twintig graden en voedsel, kleding en schoeisel waren niet voldoende. George zag uitgeputte lotgenoten die van ellende in de berm gingen liggen en stierven. Ook schoten de bewakers willekeurig gevangenen dood.
Krijgsgevangenen uit Stalag Luft VIIIB bij Lamsdorf (Łambinowice)
Op 25 januari sloot zich een colonne krijgsgevangenen uit Stalag Luft VIIIB bij Lamsdorf (Łambinowice) bij hen aan. Op 5 februari, na een gedwongen mars van, met omwegen, vierhonderd kilometer, werd de hele colonne in Goldberg (Złotoryja) in veewagens geladen. De trein bracht hen naar Stalag IIIA, een gigantisch krijgsgevangenenkamp bij Lückenwalde ten zuiden van Berlijn. Dit kamp werd op 22 april 1945 door de russen bevrijd, maar het duurde nog een maand voor de Britten en Amerikanen van de Russen toestemming kregen om hun bevrijde landgenoten te komen halen.
3. Na de oorlog
Zo doende keerde George pas in mei 1945 naar huis terug. Daar werd hij herenigd met zijn familie, die maandenlang in de veronderstelling had geleefd dat hun zoon en broer gesneuveld was. Na de oorlog heeft George nog anderhalf jaar gediend bij 328 Repair and Salvage Unit van de RAF in Buc bij Paris. In het voorjaar van 1947 ging hij uit dienst en keerde terug naar het burgerbestaan. Hij maakte zijn opleiding bij Babcock and Wilcox af en volgde een avondstudie voor technisch tekenaar. Hij was hoofd van de tekenkamer van een scheepswerf in Renfrew bij Glasgow. Daarnaast en daarna was hij werkzaam in het onderwijs. Hij trouwde in 1956 en kreeg vijf kinderen. Hij woonde met zijn gezin in Bishopbriggs bij Glasgow. In 1992, twee jaar nadat hij met pensioen was gegaan, overleed zijn vrouw. Zij was nog maar 58 jaar oud. Hij had een goed verstand en gevoel voor humor, evenals de steun van familie en vrienden hielpen hem de zin van het leven te blijven zien. Ook na een ernstige ziekte in 2011 bleef hij kranten en boeken lezen, en hield hij ervan over politiek en geschiedenis te discussiëren. Op 4 juli 2013 werd hij opgenomen in de Glasgow Royal Infirmary. Ook toen kon hij nog goed nadenken en liet zijn gevoel voor humor hem niet in de steek. Nog op de ochtend van zijn dood stuurde hij zijn familie weg om een krant te kopen met een foto van de Schotse tennisser Andy Murray, die daags te voren Wimbeldon had gewonnen.
George Kelly stierf op 8 juli 2013 in het Glasgow Royal Infirmary, 88 jaar oud.
Monument in Zelhem |
Werving voor luchtmacht personeel |
4. Twee jongens met dezelfde naam
Het gedenkteken voor gesneuvelden in de St. Mungo's Academy in Glasgow heeft altijd aangenomen dat hij hierop vermeld wordt, maar na zijn overlijden is gebleken dat dit een andere George Kelly is. Embleem 50ste Squadron Na zijn dood is er nog een klein raadsel opgelost. Aangezien maandenlang werd aangenomen dat George gesneuveld was, heeft hij altijd gedacht dat hij vermeld staat op het oorlogsgedenkteken is zijn oude school, de St. Mungo's Academy. Inderdaad staat daar de naam George Kelly op, maar pas na zijn overlijden kwam zijn familie erachter dat dit een andere sergeant George Kelly is. Deze kwam samen met drie andere bemanningsleden op 1 mei 1940 om toen hun Hudson- bommenwerper neerstortte in de Noordzee, op weg voor een aanval op Sola in Noorwegen. De naam George Kelly komt heel weinig voor onder Schotse katholieken, en het is een groot toeval dat twee jongens met deze naam de St. Mungo's Academy in Glasgow hebben bezocht en daarna in de oorlog met een vliegtuig zijn neergeschoten. |
5. Bronnen
Commonwealth War Graves Commission
Lostaircraft.com door Karl Lusink / ARGA
Bert Schieven
Schnaufer op de Engelstalige Wikipedia
Verliesregister 1939-1945, lijst 1944 Google en Berghapedia