|
www.oudzelhem.nl |
Aan dit artikel werkten o.a. mee: |
|
Bert Schieven: |
Foto's en informatie |
Familie Kuypers: |
Diverse informatie |
H.M. Somsen: |
Website opmaak en informatie |
Naam: |
Cornelis Antonie Kuypers |
Geboortedatum: |
18-11-1906 |
Geboorteplaats: |
Vlaardingen |
Vertrekdatum: |
1926 |
Gelegerd in: |
Borneo en Java. |
Legeronderdeel: |
Gezondheidsdienst KNIL |
Rang en functie: |
Luitenant Arts |
Datum terugkomst: |
1946 |
Opmerkingen: |
Huisarts te Zelhem van 1950 tot 1967. Was in zijn jonge jaren arts in het KNIL ( Koninklijk-Nederlands- Indische-Leger ). Eerst te Borneo later te Bandoeng, werd in de Tweede Wereldoorlog door de Japanners krijgsgevangen gemaakt. Hij was tijdens zijn gevangenschap belast met de medische zorg voor de troepen die aan de beruchte Birma spoorlijn werkten. Hij werd voor dit werk onderscheiden en werd drager van de verzetsster Oost-Azie. |
|
|
Embleem van de KNIL voortrekker |
C.A. Kuypers in uniform |
1930 Inschrijving op de Universiteit in Leiden
1942 Briefkaart van C.A.Kuypers aan zijn vrouw in Bandoeng.
De achterzijde van de briefkaart in 1942
1946 Het gezin Kuypers
Levensloop van Cornelis Anthonie Kuypers
Cornelis Anthonie (Kees) Kuypers werd op 18-11-1906 te Vlaardingen geboren. Hij was de middelste uit een gezin van zeven kinderen. Zijn vader was fabrikant van scheepsmachines. Rond zijn vijfde jaar verhuisde het gezin naar Rotterdam omdat de fabriek daar aan de zuidelijke oever van de Maas meer mogelijkheden tot expansie had. Het gezin kwam boven de fabriek aan de Maas te wonen. Enkele jaren later verhuisden zij in verband met de gezondheid van zijn moeder opnieuw, nu naar Zeist. Zijn vader kwam daar alleen in de weekends. Daar doorliep hij de H.B.S.
Zijn ouders waren Ned. Hervormd en nogal streng in de leer. Zondags ging het gehele gezin tweemaal ter kerke. Sportverenigingen waren taboe, wat jammer was want hij blonk uit op sportief terrein zoals gymnastiek, voetbal en schaatsen.
Ook was hij muzikaal niet zonder talent en speelde niet onverdienstelijk viool.
In de twintiger jaren ging de algemene economische malaise niet aan de scheepvaart voorbij en dus was er ook vrijwel geen werk voor de fabriek van zijn vader. Voor een opleiding na het behalen van zijn H.B. S.-diploma was er geen geld. Hij deed een jaar wat hand- en spandiensten op de fabriek maar zag daar geen toekomst in.
Op een advertentie in de krant meldde hij zich aan voor een studiebeurs waarmee hij zich verbond om na het voltooien van zijn studie naar Ned. Indië te gaan als officier van gezondheid in het Koninklijk Nederlands -Indisch Leger (K.N.I.L.).
Omdat er opnieuw geen geld was om op kamers te gaan in Leiden, werd hij treinstudent. In 1932 studeerde hij af. Een paar maanden later trad hij in het huwelijk, met Jeanne Sepers Hij wilde graag naar Indië vertrekken, maar er werd hem gezegd dat er voorlopig geen behoefte was aan jonge artsen. Hij besloot zich te gaan specialiseren tot dermatoloog en in afwachting van een assistentenplaats kreeg hij het advies van de hoogleraar om zich een jaar te bekwamen in de Pathologische Anatomie, opleiding tot patholoog. Nog geen half jaar nadat hij in Amsterdam daaraan was begonnen kreeg hij orders om zich met de eerste gelegenheid in te schepen naar Indië.
Het was gebruikelijk dat een 'groentje' eerst in Batavia op Java een tropencursus volgde en ingewerkt werd. Daar was echter geen plaats. Hij werd voorlopig in het Militiltair Hospitaal van Magelang op Java geplaatst.
Militiltair Hospitaal van Magelang Foto: Tropen museum
Een maand later werd daar zijn dochter Dineke* (Dina Cornelia) 23-7-1933 Magelang Java, geboren. Nog geen zes weken later kon hij weer zijn koffers pakken. Hij moest als 'broekje' zonder enige practische medische ervaring en zonder goede voorbereiding binnen een week met vrouw en een baby van nog geen zes weken naar Sintang in West-Borneo vertrekken. Je had maar te gehoorzamen, in die tijd was van inspraak nog geen sprake.
Sintang was één van de meest afgelegen posten in Nederlands -Indië, midden in de rimboe gelegen en slechts per boot over de rivier de Kapoeas op West Kalimantan voorheen West Borneo, te bereiken. Er was geen hulp en advies van collegae mogelijk, evenmin het verwijzen naar een specialist.
Dajak krijger uit Lomg Nawan, Borneo. Foto: Tropenmuseum
De inheemse bewoners, de Dajaks, waren nog relatief onontwikkeld. Er woonden wel enkele import Javanen, een paar Hollandse nonnetjes, die de verpleging en verzorging van de patiënten op zich hadden genomen en een Amerikaanse zendeling met zijn gezin.
Ondanks de primitieve omstandigheden met weinig mogelijkheden voor wetenschappelijk onderzoek raakte hij toch zo geboeid door diverse ziektebeelden die hij daar waarnam, dat hij met microscoop en eenvoudig kweekmateriaal onderzoek deed en proeven nam en daarover publiceerde in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.
Eind 1934 werd in Sintang zijn oudste zoon Cees/Kees* Sintang geboren. Het zware, vochtige klimaat in de tropische regenwouden van Borneo bleef niet zonder gevolgen voor zijn vrouw. Twee jaar later verzocht hij om overplaatsing vanwege haar sukkelende gezondheid.
Dat verzoek werd vrij spoedig gehonoreerd en hij werd overgeplaatst naar Bandoeng op West-Java met een prima klimaat voor Indische begrippen.
In 1938 werd in Bandoeng zijn jongste zoon Hans* 1938 Bandoeng, geboren. Toen hij in 1939 in aanmerking kwam voor een verlof in Holland verkoos hij om in Indië te blijven gezien de situatie in Europa na de inval door Hitler in Polen. Men hield op dat moment nog geen rekening met een uitbreiding van de oorlog in Azië.
In 1942 maakten de Jappen zich meester van Nederlands-Indië en werden de Europeanen gevangen genomen, de mannen gescheiden van de vrouwen en kinderen. De K.N.I.L.-militairen werden afgevoerd, deels naar Japan en deels naar de beruchte Birma-spoorlijn in Achter Indie om daar voor de Japanners te werk te worden gesteld. Over de Birma-spoorlijn bestaat het gezegde dat daar voor iedere biels een dode is gevallen. De omstandigheden waren uitermate slecht. Weinig en slecht eten, geen medicamenten voor de op de loer liggende tropische ziektes en zware lichamelijke inspanningen in de tropische hitte zorgden dan ook voor veel sterfgevallen. De ongekende wreedheden begaan door de Japanse overheersers hebben daar ook niet weinig toe bijgedragen.
'Dokter Kuypers' was de oudste arts en droeg dus de verantwoording voor de gezondheid van alle krijgsgevangenen in één van de kampen aan die Birma-Siam spoorlijn. Hij heeft zich daar op dusdanige wijze van zijn taak gekweten dat hij na de oorlog is onderscheiden met de "Verzetster van Oost-Azië", een hoge onderscheiding voor uitzonderlijk gedrag tijdens de krijgsgevangenschap .
Na de capitulatie van de Jappen heeft het nog vier maanden geduurd voordat hij weer met vrouw en kinderen was herenigd. Ondanks alle doorgestane ontberingen kon er van verlof niets komen. Er was natuurlijk zoveel werk aan de winkel op gezondheidsgebied dat artsen niet gemist konden worden. Na ruim een half jaar in Siam (Thailand) zijn gezin bij zich te hebben gehad moest hij vrouw en kinderen in 1946 met het oog op de scholing van zijn kinderen naar Holland laten gaan. Zelf kon hij eindelijk een jaar later volgen.
Inmiddels had hij het plan opgevat om zijn waarnemingen en ervaringen tijdens de krijgsgevangenschap met beri-beri (een aandoening ten gevolge van ernstige vitamine B-deficiëntie) in een dissertatie te verwerken. Terug in Holland kreeg hij tijd om dat plan te verwezenlijken. In 1948 promoveerde hij tot doctor in de geneeskunde. In hetzelfde jaar, 1950, vestigde hij zich als huisarts te Zelhem (Gld.).
In 1967 legde hij zijn praktijk neer. Naast zijn huisartsenwerk is hij vele jaren bestuurlijk actief geweest in de kring van huisartsen in de Achterhoek en bleef hij wetenschappelijk actief. Dat laatste resulteerde in verschillende baanbrekende publicaties in wetenschappelijke medische tijdschriften.
Ook had hij vanaf 1971 jarenlang zitting in het Medisch Tuchtcollege. Na zijn pensionering als huisarts is hij gedurende een jaar werkzaam geweest als hoofdgeneeskundige bij het Gevangeniswezen en de Psychopatenzorg in het Rijksasiel 'De Kruisberg' te Doetinchem, waarna hij nog ca 10 jaar docent is geweest aan de verpleegstersopleiding van het Wilhelmina ziekenhuis te Doetinchem.
Na het definitief stoppen met werken bleef hij zeer geïnteresseerd in zijn vak en las de voornaamste Nederlandse medische tijdschriften.
Tekening Boerderij aan de Meeneweg. Kuypers 1977 Foto: coll. H.M. Somsen
Hij was een verdienstelijk zondagsschilder. In familiekring worden vooral zijn portretten en landschappen gewaardeerd.
In 1991 overleed zijn vrouw na een gelukkig huwelijk van bijna 60 jaar. Tot vrijwel aan haar dood heeft hij haar enkele jaren met grote toewijding en liefde verzorgd en verpleegd.
Een jaar na de dood van zijn vrouw vond hij in een iets jongere weduwe uit zijn kennissenkring een lieve partner, An Schuitemaker, dankzij wie hij nog een paar goede jaren kende totdat zijn ziekte daar een einde aan maakte.
Verzetster van Oost-Azie
Verzetster Oost Azie met baton.
Verslag van enkele feiten en anekdotes, die inzicht geven waarom mijn vader met deze verzetsster is onderscheiden.
Er zijn een zestigtal brieven, die het beeld wat completer maken. Het zijn brieven uit verschillende hoeken; de meest sprekende zijn een brief van een verpleger, één van een collega kapitein en twee van een Engelse collega kapitein, de laatste was geen medicus.
Het was op een gegeven moment de bedoeling van de Jappen om een contingent krijgsgevangenen te verschepen naar Japan en ze daar te werk te stellen.
Het was aan de laatsten, de Engelse kapitein, geen medicus, bekend dat veel van die schepen, ik meen in de Zuid-Chinese zee, door de geallieerden getorpedeerd werden en met man en muis vergingen. Mijn vader was als oudste en verantwoordelijk arts ook met een paar honderd man ingescheept. De hoogste officieren hadden beraadslaagd, voor zover zulks mogelijk was, hoe ze onder deze levensgevaarlijke reis uit konden komen. Ook het doel op zich was natuurlijk weinig aanlokkelijk. Mijn vader opperde toen het idee, wetende hoe doodsbang de Jappen waren voor besmettelijke ziektes, om de Jappen op de mouw te spelden dat er typhus heerste onder de manschappen, wat niet waar was. Wel waren er een aantal mannen met dysenterie en aspecifieke diarrhoea, buikloop, maar mijn vader hoopte dat de Jappen niet de moeite zouden nemen om nader onderzoek te doen.
De Jappen reageerden furieus, deels uit angst voor besmetting, deels uit frustratie over het ontschepen en weer inschepen van vervangende gevangenen en zoals altijd kreeg de boodschapper van het slechte nieuws rake klappen.
Maar de geconsulteerde Japanse arts durfde het risico niet te nemen en de gehele lading krijgsgevangenen werd ontscheept en als alternatief naar de Birma-spoorlijn gedirigeerd.
Het schip werd volgeladen met Aziatische koelies, werklieden, en later werd vernomen dat dit schip inderdaad getorpedeerd is en gezonken.
Later, na een verschrikkelijke reis per gesloten goederenwagons in de tropische zon en nachtelijke marsen te voet, om niet door de geallieerden gezien te worden, door moeilijk begaanbaar terrein, kwamen ze in een kamp, dat ze overigens zelf grotendeels moesten opzetten, daar waar de spoorlijn verder moest worden aangelegd. Het heette Springcamp.
Tekening Birmaspoorlijn, Spoorlijn Tonchan 139 Thailand
Het was een kamp van merendeels Hollandse krijgsgevangenen. Het lag pal naast één of meer kampen met Engelse krijgsgevangenen.
Mijn vader was in zijn kamp weer de hoogste in rang zijnde arts (kapitein) , dus eindverantwoordelijk naar de Jap toe om dagelijks zoveel mogelijk (vanuit Japs oogpunt) 'gezonde' manschappen te leveren om aan de spoorlijn te werken.
Hij realiseerde zich dat, hoe weinig hij ook kon doen in deze situatie met weinig medicamenten, slecht voedsel en onderdak en zware lichamelijke inspanning, er toch twee zaken van eminent belang waren, waar hij wel wat aan kon doen en daar heeft hij zich die periode met alles wat hij in zich had voor ingezet: het moreel en de hygiëne. Hij had mee dat hij van nature gezag uitstraalde, vertrouwen inboezemde en mensen om zich heen wist te motiveren.
Bovendien was hij sthenisch, ( kracht en lust tot leven bezittend) had een groot gevoel voor humor en was ook physiek (lichaamsgestel) niet klein te krijgen.
Met een ijzeren discipline van strenge hygiënische maatregelen rond de voedseldistributie en latrines wist hij de cholera uit het kamp te houden, wat, zoals na de capitulatie bleek, in geen enkel ander kamp langs die spoorlijn gelukt was.
Zo had hij bij de keuken twee grote gamellen laten plaatsen, waar twee man altijd moesten zorgen dat er kokend heet water was om het etensgerei voor en na het eten in onder te dompelen. Hij had geweldige verplegers die hierop toezagen.
Iedere morgen had het vaste ritueel dat alle krijgsgevangenen, die ook maar enigszins konden lopen, voor de Jap moesten aantreden alvorens aan het werk gestuurd te worden. De manschappen werden geteld en de hoogste militair in rang, kolonel van den Hoogeband (Opa van zwemmer Pieter van den Hoogeband.)
en Kuypers en een tolk stonden voor de troep oog in oog met de Jap om verantwoording af te leggen over het in de ogen van de Jap veel te lage aantal goedgekeurde mannen.
De tolk was een klein mannetje, een Jood, die als enige Japans sprak (althans dat kenbaar had gemaakt).
De kampcommandant korporaal Kamura/Kamra, wond zichzelf iedere morgen hoe langer hoe meer op over het te lage aantal beschikbare mannen en iedere morgen eindigde dat met een paar klappen in het gezicht. Eerst de kolonel van den Hoogenband, dan mijn vader, die beide probeerden dat zo stoeijns mogelijk te ondergaan, en tenslotte de tolk. Deze was bang en kwetsbaar en kreeg daarom volgens het bekende primitieve principe de meeste klappen.
Na een week of zo kon mijn vader het niet langer aanzien en ging voor de tolk staan met een houding van "durf je wel, kom maar op, moet je mij slaan". Het slaan hield daarna vrijwel op. De Jap had kennelijk respect gekregen.
Toen het nieuws van de atoombommen op Nagasaki en Hirosjima en de daarop volgende capitulatie van de Jappen in de kampen bekend werd, ontstond er vrijwel onmiddellijk contact met de naburige Engelse kampen en bleek al gauw hoe gunstig het sterftecijfer in het kamp van mijn vader afstak bij dat in de Engelse kampen.
Niet veel later, toen iedereen verzameld was op de plaats waar altijd voor de Jap moest worden aangetreden, werd Kuypers uit het geïmproviseerde ziekenzaaltje weggehaald om voor de troep te verschijnen en kreeg hij na een speech van de officier die het hoogste in rang was, met o.a. de woorden "the magnificent way you kept the cholera away", een ovationeel applaus.
In 1948 kwam het gezin Kuypers naar Zelhem om de huisartsenpraktijk van dokter A.L. Gerritsen, die met pensioen ging, over te nemen. Het gezin Kuypers betrok de huisartsenwoning aan de Burg. Rijpstrastraat 9.
Dr. Kuypers was een bekwaam arts en vele Zelhemmers herinneren hem als een bijzonder fijn mens.
Het woonhuis en de praktijk van C.A. Kuypers aan de Burgemeester Rijpstrastraat 9
Zijn tropenjaren waren een bron voor de vele publicaties die hij verzorgde voor het Ned. Tijdschrift voor Geneeskunst. Die publicaties gaven zijn collega’s in heel Nederland inzicht in de ziektes die zich voordeden onder de teruggekeerde Indische Nederlanders.
In 1967 nam hij als huisarts afscheid. Hij deed zijn huisartsenpraktijk over aan de jonge huisartsen J. van Noort en J. de Boer en verhuisde naar de Meeneweg 1. Na zijn pensionering als huisarts is hij gedurende een jaar werkzaam geweest als hoofdgeneeskundige bij het Gevangeniswezen en de Psychopatenzorg in het Rijksasiel 'De Kruisberg' te Doetinchem. Zijn gedrevenheid voor het vak, maakte dat dr. Kuypers nog tien jaar les bleef geven aan de leerling-verpleegkundigen van het Wilhelmina Ziekenhuis te Doetinchem. Verder was hij medisch adviseur voor de patiënten op het bejaardencentrum de Zonnekamp. Ook zijn, inmiddels hulpbehoevende oud-patiënten, bleef hij zien omdat hij maaltijden ging bezorgen voor Tafeltje Dekje.
Om zijn opgedane kennis te delen, richtte hij twee Probus-clubs op die nu nog bestaan. Op latere leeftijd raakte hij meer aan huis gebonden om zijn zieke vrouw te verzorgen. Na haar overlijden en het overlijden van zijn dochter Dineke kwam hij zelf in het verpleeghuis Den Ooiman in Doetinchem, waar hij op 26 februari 2003 op 96-jarige leeftijd overleed. Dokter Kuypers werd na de oorlog onderscheiden met de Verzetsster Oost-Azie voor zijn werk aan de Birma spoorlijn.
DR. C.A. Kuypers 2003
Publicaties van C.A. Kuypers
1. Geneeskundig Tijdschrift van Ned.-Indië (1936) af 1. 22 p.1896, Casuïstische
mededelingen. Uit het Landschapshospitaal te Sintang (West-Borneo). Een
tweetal gevallen van Tropical Typhus ?
2. Geneeskundig Tijdschrift van Ned.-Indië (1936) af1.37 p.2344, Piëdra in
West-Borneo.
3. Ned. Tijdschrift van Geneeskunde 97 (1953) p. 818, Een lijder aan Lupus
Erythematodes Disseminatus subacutus, behandeld met Atebrine.
4. Ned. Tijdschrift van Geneeskunde 103 (1959) p. 536, Het epidemiologische beeld
van de Aziatische influenza in een huisartsenpraktijk te Zelhem.
5. Huisarts en Wetenschap 5 (1962) p. 38, Tonsillitis acuta, het epidemiologische en
klinische beeld in een plattelands-praktijk.
6. Ned. Tijdschrift van Geneeskunde 108 (1964) p. 1278, Ingezonden stuk:
Roodvonk in de praktijk.
7. Huisarts en wetenschap 9 (1966) p. 42, 'Psychomatische' stoornissen in een
plattelandspraktijk.
Correcties in samenwerking met H.M. Kuypers
Bewerking 3 juni 2014 en maart 2021