Vlag halfstok voor de boeren van 1580 tijdens de 80 jarige oorlog.
door Peter Bresser.
Dit artikel is eerder verschenen in de Achterhoekse Almanak van 2020.
In november 2018 werd op de Zwarte Cross de Achterhoekse vlag geintroduceerd.
Het dundoek blijkt in een behoefte te voorzien. In de Achterhoek en zelfs in een deel van de Liemers(!) is de uithangende vierkleur her en der, zelfs in wimpelvorm aan te treffen. Een instructie voor het gebruik van deze vlag bestaat echter nog niet. Op welke data en in welke vorm dient in het bijzonder te worden gevlagd? Is er ook een dag waarop de vlag haifstok zou moetenhangen? Een Achterhoekse treur- of herdenkingsdag? Voor dit laatste zou de 17e maart in aanmerking kunnen komen.
Geen 21-eeuwse Achterhoeker zal bij deze datum meteen terugdenken aan de voor de regio zo zwarte dag in het jaar 1580. Vrijwel geen enkele streekbewoner is, nu 440 jaar later, nog bekend met het drama dat toen plaats had. Een drama dat niet past in de kraam van onze roemrijke Vaderlandsche geschiedschrijving en daardoor vergeten en onvermeld is gebleven.
Zo nu en dan wordt hier en daar nog wel eens een geschiedkundige beerput opengetrokken, zoals op het gebied van de slavernij, collaboratie ’40-'45 en het koloniale verleden, De deksel op de put van het drama rond de Achterhoekse boeren wordt soms wel eens gelicht om vervolgens weer behoedzaam te worden gesloten. Boeren worden in de moderne tijd immers vooral in de hoek van de daders geplaatst.
De Tachtigjarige Oorlog 1568-1648
Voor een goed begrip van het boerendrama verplaatsen we ons naar de episode waarin het jaar 1580 viel: de Tachtigjarige Oorlog 1568-1648.
Moderne inzichten zien deze oorlog liever betiteld als ‘de Opstand’. Het conflict wordt met deze duiding getypeerd. Inderdaad betrof het een opstand van onderdanen in de Nederlanden tegen hun landsheer de koning van Spanje. Edelen en stadsbesturen in de lage landen kwamen in verzet tegen de door de koning van Hispanje gevoerde centralistische politiek. Doordat de koning in toenemende mate inbreuk pleegde op oude rechten, voelden edelen en plaatselijke autoriteiten zich bedreigd in hun autonomie. Verder speelden ook krachten mee die streefden naar hervormingen binnen de Roomse kerk. De ijzeren vuist en brandstapels waarmee de Spaanse koning zijn onderdanen in bedwang poogde te houden leidden tot polarisatie en vervolgens naar een opstand. In deze opstand vonden de noordelijke gewesten elkaar in een unie die uiteindelijk zou leiden tot de vorming van een nieuwe staat: die van de Republiek der Verenigde Nederlanden met de Staten-Generaal als besturend lichaam. Als vooraanstaand coördinator en leider van de oppositie tegen de koning wierp De Prins van Oranje, oftewel Willem van Oranje (1533-1584) zich op. Hij stond aan de basis van de staat der Nederlanden en dankt daaraan de eretitel: Vader des Vaderlands.
Aanval van het Oranjeleger op Zutphen door Willem van Oranje
‘Vaderlandsche’ geschiedenis
Al in de eerste decennia van de oorlog kwam het centrum van het verzet in het westen, in Holland te liggen. Daar kozen de steden één voor één de zijde van de Opstand of werden veroverd door de Geuzen, onze nationale helden. Wie kent niet de jubelende passages met bijbehorende beelden uit de Vaderlandsche geschiedschrijving als: 1 april verloor Alva den Bril (Den Briel) (1572), Bij Alkmaar begint de victorie (1573), Leidens ontzet (1573) en ‘haring en wittebrood’, het feestvoedsel na de opheffing van het Spaanse beleg van Haarlem (1574). De traditioneel nationale geschiedschrijving gunt vooral Holland en de Hollanders een heldenrol en de victorie. Voor het oosten is veel minder aandacht.
Een dramaals de val van Zutphen in 1572 waarbij Don Frederik, de zoon van de beruchte Spaanse landvoogd Alva, vrijwel de gehele bevolking uitmoordde is vrijwel uit het nationale geheugen gewist.
De tuin van Holland
De opstandige gewesten vergaderden met ingang van november 1576 in de Staten-Generaal. Dit was het overlegplatform waarin de oorlogsstrategie werd bepaald. Het gewest Holland voerde daarin de boventoon. Dit leidde strategisch gezien dan ook tot een ‘Holland-bolwerk-visie’. Zaak was het vooral om de Spanjaarden buiten de vesting Holland te houden, het belang van de omliggende gewesten was daaraan ondergeschikt.
Aan de zuidzijde werd Holland afgeschermd door de grote rivieren. Gevaarlijk was de toegang over land vanuit het oosten. Deze moest afgedicht worden met legertroepen. Het gewest Gelre werd zo tot ‘de tuin van Holland’. Het woord ‘tuin’ moet in dit verband gezien worden in z’n oorspronkelijke betekenis: die van omheining. Het verwante Duitse word ‘Zaun’ dat wel bij de oorspronkelijke betekenis gebleven is, herinnert daar nog aan.
De Hollandse maagd, veilig achter de omheining
Gelderland, gold dus als buffer voor het westen. Gevolg was dat de Staten-Generaal hun ‘Staatse’ huurlegers ter afscherming van het Hollandse bolwerk zoveel mogelijk in het oosten stationeerden. Deze troepen moesten voorzien in hun eigen onderhoud.
Dat gebeurde vooral ten laste van de bevolking in het oosten. Deze kreeg zware contributies opgelegd die afgedragen moesten worden aan de garnizoenen. Door de onzekere situatie, een deel van het oosten werd ook door de Spanjaarden beheerst, moest ook aan de legers van de koning worden betaald. Dit leidde al snel tot verarming. De onmogelijkheid om nog langer aan de vorderingen van de militairen te voldoen, had plundering en verdere terreur door vooral de Staatse troepen tot gevolg. Boeren en plattelanders maar ook burgers in de steden werd het vrijwel onmogelijk gemaakt om hun bedrijf nog uit te oefenen, gebieden raakten ontvolkt.
Willem IV graaf van den Bergh.
Dagelijks schreien
Een lokale machthebber als Willem IV graaf van den Bergh (1536-1584), die aanvankelijk aan de zijde van zijn zwager Willem van Oranje voor de opstand had gekozen, verkeerde in tweestrijd. Mede door het onrecht dat hij zijn onderdanen door het schorremorrie van de Staatse troepen zag berokkend, voerde hij geheime correspondentie met het Spaanse gezag over zijn eventuele terugkeer onder de vleugels van de Spaanse koning. Ook correspondeerde hij met zijn zwager Jan van Nassau, de Staatse stadhouder van Gelre en herhaalde daarbij verzoeken om de Staatse troepen tot de orde te roepen en de terreur tegen de bevolking te stoppen.
De kaart van Jan Ruys uit 1576/1577 met daarop de verwoeste kerk van Zelhem.
Zo schreef hij (omgezet naar hedendaags taalgebruik) op 21 januari 1580: Ach wie zal zulk een kruis, het dagelijks schreien en kermen van deze onderdanen, niet bewegen tot medelijden. Zo wordt niet alleen hun grond bedorven maar hun have, vee en goederen ook geroofd. Kleren en kleinoden, kisten en kasten geplunderd en zware contributies voor het onderhoud van ruiters wordt hun ook nog opgelegd. Daarbij worden ze op bijzonder vijandelijke en onchristelijke wijze, ja zelfs barbaars behandeld.'
De stadhouder reageerde met dooddoeners door een beroep te doen op de ‘vaderlandsliefde’ en ‘offerbereidheid’. Of er toen nog iets van offerbereidheid bestond is twijfelachtig. Dat er op een bepaald moment niets meer te offeren viel is vrijwel zeker.
Kaart uit 1573 door Christiaan Sgrooten, uitsnede.
De Desperaten
Door wanhoop gedreven hadden plattelanders in het oosten zich inmiddels bewapend en waren tot verzet bereid. Een opstand tegen de Opstand! Deze ontwikkeling is in de traditionele roemrijke Vaderlandsche geschiedenis een onderbelicht gegeven. Wel besteden twee eigentijdse geschiedschrijvers als Pieter Christiaansz Bor (1559-1635) en Everhard van Reyd (1550-1602) in hun werken met een paar regels aandacht aan dit verzet.
Beiden bezien deze oprisping van bereidheid tot verzet door een ‘Hollandse bril’ en duiden het als een gevolg van misleiding door de Gelderse bannerheren. De graaf van den Bergh (met zijn geheime Spaanse contacten) en de koningsgetrouwe vrouwe Ermgard van Wisch en de heer van Bronckhorst (Anholt) zouden garen hebben willen spinnen bij de onvrede onder de boeren. Ter ondermijning van de Opstand, de strijd tegen de Spanjaarden, zouden zij het vuurtje hebben opgestookt. Zij zouden de boeren hebben bewapend en hen met militairen hebben versterkt. Ook zou de Friese stadhouder Rennenberg, die zinde op een overstap naar Spaanse zijde, als ophitser een rol hebben gespeeld. Ziehier een voorstelling van zaken die voor een deel vermoedelijk juist en voor de rest het onderzoeken zeker waard is.
Generisk Vardenafil med Dapoxetine spise og er effektiv for patienter,
køb Levitra i Danmark Generisk Vardenafil med Dapoxetine spise og er effektiv for patienter.
Terug naar de feiten:
Onverlet laat dat de arme boeren, gedreven door de Staatse terreur bereid waren tot een tegenopstand. Volgens geschiedschrijver Bor waren Zij veel duysenden sterck gheworden. Zij zouden vooral afkomstig zijn uit Overijssel, Twente en Salland. Een hierna te noemen Doetinchemse bron spreekt ook van boeren uit het Gooi (onder Hengelo en Zelhem) en Wischense (Wische?). Deze boeren hadden zich verenigd onder de naam ‘Desperaten’ (wanhopigen) en voerden een vaandel met daarop afgebeeld een zwaard met een halve eierdop met een daaruit gelopen dooier. Zij legden dit symbolische beeld uit als dat zij tot dusver om het ei niet hadden willen vechten maar nu enkel nog een schamele lege dop te verdedigen hadden.
Philips, graaf van Hohenlohe, luitenant van de prins van Oranje.
De slachting bij het klooster Sion
Bekend met het bestaan van deze militante Desperaten werd van staatse zijde Philips, graaf van Hohenlohe, luitenant van de prins van Oranje, met zijn leger naar het oosten gedirigeerd.
Daar namen de Desperaten het initiatief en overrompelden Hohenlohe met zijn leger dat door het land van Bergh opgejaagd werd tot voor de poorten van de stad Emmerik. Dit zou niet gegaan zijn zonder perijckel sijns levens (Bor). De situatie was voor deze Staatse houwdegen, Hohenlohe dus, levensbedreigend geweest. De Gooise boeren zouden bij Emmerik wagens van zijn legertroep hebben geplunderd en enige paarden hebben buitgemaakt. Deze voorgang en het vervolg is vooral bekend dankzij een aantekening die de stadssecretaris van Doetinchem achterin het keurboek van zijn stad maakte.
Omgezet naar hedendaags taalgebruik luidt die aantekening als volgt: Anno 1580, op de 17e maart, op St. Geertruidendag, heeft de graaf van Hohenlo zich met 400 ruiters te paard en 12 Hollandse vendelen soldaten de bij het klooster Sion verzamelde Gooise, Lochemse en Wissesche (Wische?) boeren verslagen en wel zo dat er 300 gedood werden en veel gevangen genomen werden. De ruiters hebben verder veel boerenhoeven verbrand en de huislieden beroofd en hen naar Bronkhorst, waar zij gelegerd waren, gedreven.²
Het hierboven beschreven drama had dus plaats bi het toen al voormalige vrouwenklooster Sion bij Doetinchem. De kloosterzusters waren door de oorlog en de ‘protestantse bezems’ reeds verdreven. Bij de gebouwen hadden de boeren zich, voordat zij werden afgeslacht, blijkbaar verzameld. Ter plaatse, in de nabijheid van het huidige Slingelandziekenhuis, herinnert een boerderij met de naam ‘Klooster’ nog aan het verdwenen klooster Sion. Behalve de hiervoor aangehaalde aantekening in het keurboek en een enkele rekening voor het begraven van enkele slachtoffers, die in het Erfgoedcentrum bewaard worden, herinnert in Doetinchem niets meer aan de omgebrachte boeren. In het archief van de Gelderse Rekenkamer, bewaard in het Gelders Archief te Arnhem, is in een passage van een pachtrekening sprake van dat een van de pachters, waarvan het geld niet meer kon worden gevorderd, in of voor het klooster bij Doetinchem mit meer andere huijslijden, van den Hohenloosche ruijteren solde dootgeslagen zijn.³
Uitsnede van de Hottingerkaart Doetinchem.
|
|
Situatie van de ligging van het klooster Sion in de Kruisberg. |
Tekening van het klooster Sion naar oude gegevens. |
Geschiedschrijver Bor vult het beknopte verslag van de Doetinchemse stadssecretaris nog aan met het gegeven dat de boeren opgejaagd waren naar het klooster Sion. Hij hoogt het aantal van 300 doden op tot 600 of 700. Hij vervolgt nog met de woorden:
die maecktense seer bevreest soo datse niet meer soo stout waren als te vooren. Na de slag bij Doetinchem had korte tijd later bij Holten nog een massaslachting plaats. Daarmee was de boerenopstand in bloed gesmoord. Gedoofd was echter niet de geest van het verzet en antipathie tegen de Opstand in de regio en in de IJsselsteden. Het feit dat Doesburg in 1585 koos voor de Spaanse zijde zou voor een deel nog ingegeven zijn geweest door de Desperaten waarvan een aantal het heil binnen de stadsmuren had gezocht.
Philips, graaf van Hohenlohe (1550-1606), ‘de slachter van Sion’ ook wel ‘Holach’ of ‘Hollak’ genoemd. Hohenlohe diende als luitenant-generaal van Holland onder de Prins van Oranje. Hij had een indrukwekkende staat van dienst. Hij was onder meer betrokken bij de list van het Turfschip van Breda (1590). Hij huwde in 1595 met de oudste dochter van Willem van Oranje.
Du kan købe original Viagra Super active uden recept og generisk Viagra
køb Brand Viagra sikkert på nettet, potensmidler til mænd på vores online apotek til den laveste pris.
Hohenlohe viel uiteindelijk in ongenade bij zijn zwager, Maurits van Nassau, de opvolger van Prins Willem van Oranje. De graaf van Hohenlohe werd in 1600 ontslagen en raakte, net als zijn slachtoffers bij Sion, verbannen tot de vergetelheid. Een vergetelheid die de glorie van de ‘vaderlandsche’ geschiedenis veelal ten goede komt.
Kaart van de Vastenavonts Tocht in 1624 waarop de trekkende legertroepen staan afgebeeld.
Naschrift
300, 600 of 700 gedode boeren uit het oosten, Achterhoek en Twente, hun geschiedenis tot dusver enkel bekend uit een paar regels van eigentijdse archieven en enkele vergeten artikelen in oudheidkundige periodieken. Een geschiedenis, waard om verder te onderzoeken. Opgehitst door Gelderse adel of niet, desperaat, gedreven door wanhoop waren ze zeker. Vergeten in onze nationale geschiedenis.
Tied veur ‘n jaorleksen rouwdag en eerbetoon: 17 meert d’n Achterhoeksen vlag halfstok veur de boerenhelden van 1580!
Peter Bresser
Noten:
- Archief Huis Bergh, nr. 371, br.nr. 6749.
- Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers, toegang 0261, Stadsbestuur Doetinchem, 1341-1811, nr. 1208.
- Gelders Archief, toegang 0012, Archief Rekenkamer, inv.nr. 3683 (le rekening Joost ter Viele 1579-1580). Literatuur:
Dr. J.S. van Veen, Gelre, Bijdragen en Mededelingen, deel V (1902), blz. 161-168, deel XVI (1913) blz. 61-70
Boeren waren 400 jaar geleden ook de dupe van Haags regeringsbeleid.
23 juli 2022,
Soldaten in de Slag om Grolle© Omroep Gelderland
René Arendsen
GROENLO - Veel boeren voelen zich met de aangekondigde stikstofmaatregelen in de steek gelaten door de regering. Ook 400 jaar geleden waren Gelderse boeren zwaar de klos door het beleid dat in Den Haag was bedacht. De Nederlandse provincies waren toen nog volop in oorlog met de koning van Spanje. De strijd woedde vooral in de Achterhoek, Overijssel, Brabant en het huidige Limburg.
De boeren hadden decennialang enorm te lijden van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Zowel Nederlandse als Spaanse legers maakten het platteland voortdurend onveilig. Grote delen van de Achterhoek waren lange tijd ontvolkt, omdat de oorlog deze gebieden onleefbaar maakte. Dat was doelbewust regeringsbeleid vanuit Den Haag. De legers moesten koste wat kost buiten de provincie Holland gehouden worden. De Nederlandse regering wilde de strijd uitvechten in strategisch gelegen buitengebieden, zoals Gelderland.
Gevecht uit de Tachtigjarige Oorlog© Omroep Gelderland.
De eerste periode was Willem van Oranje de leider van de Tachtigjarige Oorlog. Vlak voor zijn dood in 1584 wilde hij de Achterhoek volledig verwoesten en vernielen zodat het Spaanse leger hier niks meer zou aantreffen. Dat wordt de tactiek van de verschroeide aarde genoemd. Het Nederlandse leger kreeg de opdracht om de dorpen Hengelo, Zelhem, Ruurlo en het land rond Groenlo, Bredevoort, Terborg en Winterswijk te verwoesten.
Driehonderd boeren vermoord
Een paar jaar eerder waren honderden boeren in de Achterhoek al in opstand gekomen tegen de terreur van het Nederlandse leger. Zij noemden zich de Desperaten, oftewel de wanhopigen. De boeren bewapenden zich en vielen het Nederlandse leger aan.
Een Doetinchemse ambtenaar beschrijft een dramatische gebeurtenis op 17 maart 1580. Boeren uit Hengelo, Zelhem en Wisch leden een gruwelijke nederlaag vlakbij de plek waar nu het Slingeland Ziekenhuis aan de Kruisbergseweg staat. Het Nederlandse leger onder leiding van een zwager van Willem van Oranje vermoordde driehonderd boeren. De soldaten namen andere boeren gevangen, verbrandden hun erven en plunderden de boerderijen.
Tweederangsburgers
Pas diep in de zeventiende eeuw keerde de rust een beetje terug in de Achterhoek. Het Nederlandse leger had het gebied definitief veroverd op de Spanjaarden, maar vijandelijke troepen bleven altijd in de buurt. Bovendien moesten katholieke boeren en burgers urenlang wandelen naar Duitsland om een kerkdienst bij te wonen. In Nederland was het calvinisme de enige godsdienst die was toegestaan tijdens de zeventiende en achttiende eeuw. Katholieke inwoners waren tweederangsburgers in hun eigen land.
Lees ook:
https://mijngelderland.nl/inhoud/specials/longreads/een-ellendig-bestaan