www.oudzelhem.nl 
Aan dit artikel werkten o.a. mee:  
Bert Schieven:  Foto's en informatie
Familie Greven en Geurtsen:  Diverse informatie

  

greven jw_historie


 Naam:  Jan Greven
 Geboortedatum:  05-01-1925
 Geboorteplaats:  Zelhem
 Vertrekdatum:  15 Februari 1947 met het schip “de Kota Baroe”.
 Gelegerd in:  Palembang Sumatra
 Legeronderdeel:  1-4-7 RI, ( Regiment Infanterie ).
 In Indië ingedeeld bij de bewakingstroepen van 1-4-7 RI.
 Eerste Divisie dienstplichtigen, 7 December, in Indie de C-Divisie   genaamd.
 Territoriaal-Troepen-Commando,Zuid-Sumatra.
  Rang en functie:  Soldaat bewakingstroepen.
 Datum terugkomst:  30 December 1949 met het schip "de Sibajak".
 Opmerkingen:  In 1946 opgekomen te Oirschot


Van zijn schoonzoon Eddy Geurtsen hebben wij een uitgebreid verslag ontvangen. Het staat onder de foto's van Jan Greven. 

greven jw_historie

greven jw_historie

  Embleem van de BT 1ste divisie   Embleem van de C divisie

  

Foto's van Jan Greven 

scan001
Jan Greven

scan133
scan128


scan131

scan038                                                    Het afvuren van mortieren. 

Indiëganger Jan Willem Greven

door schoonzoon Eddy Geurtsen 

greven3

 Jan Greven en Willemien Tieleman in 1947

Op 7 december 1942 hield koningin Wilhelmina een rede die de basis vormde tot het vormen van de Expeditionaire Macht die de naam 7 decemberdivisie zou krijgen. Het was deze divisie die na de oorlog in Nederlands Indië voor orde en gezag zou moeten zorgen.
Kort na de bevrijding van Nederland werd de eerste dienstplichtige lichting van het geboortejaar 1925 opgeroepen. Het kader werd gevormd door oorlogsvrijwilligers die hun opleiding tijdens de oorlogsjaren in Schotland hadden gehad.

Nederland was bevrijd, maar de oorlog in Azië ging nog gewoon door. Pas na het werpen van de eerste atoombommen, in augustus 1945, gaf ook Japan zich over. In de periode die volgde ontstond er in Nederlands Indië een grote chaos, de Indonesiërs zagen hun kans schoon en riepen de onafhankelijkheid uit, zeer tegen de wil van de Nederlandse regering die haar macht opnieuw wilde vestigen in de “Gordel van Smaragd”.

Jan Willem Greven is geboren op 5 januari 1925 en hij is dus ook voorbestemd om met de roemruchte 7 December Divisie naar Indië uitgezonden te worden. Door familieomstandigheden (ziekte van zijn vader?) gaat dit echter niet door. De oorlogsvrijwilligers en de 7 December Divisie vertrekken naar Indië.

Jan Greven wordt ingedeeld bij het vierde Bataljon zevende Regiment Infanterie (4-7-RI). Op maandag 7 november 1946 moet zijn lichting zich melden in de legerplaats Oirschot. De winter is erg streng, het vriest ’s nachts soms 20 graden. De opleiding duurt maar drie maanden, daarna is er een korte verlofperiode, het zogenaamde inschepingverlof. Tijdens dit verlof verlooft Jan zich met Willemien Tieleman waarmee hij op 6 juni 1950 zal trouwen.

Midden februari 1947 vertrekt het bataljon van Oirschot met vrachtauto’s naar het station van Eindhoven en vandaar met de trein naar Rotterdam. Daar ligt het schip de Kota Baroe klaar voor de reis naar Indië. Op 14 februari 1947 vertrekt Jan met dit schip naar Indië. In het schip liggen ze vijf hoog met een halve meter tussenruimte. In de Golf van Biskaje gaat de zee geweldig te keer en er zijn dan ook veel zeezieken aan boord. Daarna komt de Middellandse Zee met mooi blauw water. Tegemoetkomende schepen worden begroet met de scheepsfluit. In Port Said liggen ze een dag stil. Daarna wordt er tien dagen lang op de Stille Oceaan gevaren zonder land te zien. De evenaar wordt op 12 maart gepasseerd en Neptunus, de god van alle wereldzeeën, komt aan boord.

Midden maart 1947 is de aankomst in Sabang, maar ze mogen niet van boord. Ondertussen heeft de bataljonscommandant meegedeeld dat ze zijn ingedeeld bij de bewakingstroepen met de bestemming Zuid Sumatra. Deze bewakingsbataljons die, ter versterking van de 1e Divisie 7 December, gelijk hiermee werden uitgezonden, dragen het wapen van Batavia op een groen schild (de kleur van de veiligheid). Hun taak werd aangegeven door de letters B en T in de beide bovenhoeken. De benaming bewakingstroepen wekt bij veel manschappen de indruk dat ze als tweederangs militairen worden gezien. Er zijn daarom een aantal bataljons die daarop een eigen wapenschild ontwerpen, maar van het vierde bataljon is er geen bekend. De rivier de Musi wordt opgevaren en Palembang komt in zicht. Op 19 maart 1947 zetten ze voet aan wal na 33 dagen varen. Ze worden vervolgens naar hun eerste post gebracht.

In onlangs op het internet openbaar gemaakte militaire rapporten wordt geschreven:

Het feit overigens dat per M.S. “Kota Baroe” eenige dagen geleden wederom nieuwe troepen arriveerden, vermocht de gemoederen nauwelijks in beroering te brengen.
Tot dusverre werd althans in de pers hieromtrent geen melding gemaakt op een wijze die de goede bedoelingen van de Hollanders in twijfel trekt.

Jan zit in de eerste compagnie van het vierde bataljon, zevende regiment infanterie (1-4-7 RI). Waarschijnlijk eerst gestationeerd te Pladjoe waar een olieraffinaderij was. Het is de bedoeling dat de nieuw aangekomen troepen hier aan het klimaat kunnen wennen voordat ze naar de buitenposten gaan. In de schoenendoos zitten een aantal foto’s met ontspannen plaatjes, op de achterkant staat geschreven Pladjoe. Door het akkoord van Lingadjatti zijn er enkele maanden van relatieve rust. Als in juli 1947 echter de eerste politionele actie van start gaat is het met die rust snel gedaan.

Omstreeks 27 juni 1947 wordt het vierde bataljon onder tactisch commando gesteld van C.-5 Inf. Brig., zodat alle 3 vakken van Palembang onder tactisch bevel van C.-5 Inf. Brig. komen te staan.
De beveiliging en de handhaving van orde en rust binnen de demarcatielijn worden aan de beide nieuwe bataljons en 4-7-RI opgedragen. Zolang de oude troepen niet voor de militaire acties worden ingezet, zullen zij met de nieuwe onderdelen gezamenlijk patrouilleren en oefeningen houden.

Over de verblijfplaatsen van Jan Greven is niet zoveel bekend, aan de hand van de spaarzame gegevens is het echter wel mogelijk een globaal overzicht te krijgen. De foto’s uit de schoenendoos laten een aantal kiekjes zien van Jan onder de palmen in een ontspannen omgeving, vaak in gezelschap van zijn maten. Globaal gezien is het vierde bataljon van 7 RI gedurende het gehele verblijf op Sumatra actief in de omgeving van Palembang.

In juli 1947 is er onrust in Palembang en omgeving. De militaire rapporten maken melding van schotenwisselingen en gesneuvelden. Er worden uitgebreide patrouilles gelopen door het vierde bataljon, maar de eerste compagnie wordt niet met name genoemd.
Er zijn ook een paar foto’s bij die gemaakt zijn op patrouille en een paar foto’s met talloze palmbomen die de weg versperren. Deze laatste foto’s zijn gemaakt tijdens de tweede politionele actie in december 1948.

greven4

 Jan Greven staat in het midden

Het vierde bataljon zevende Regiment Infanterie heeft het niet gemakkelijk op Zuid Sumatra. Op 20 maart 1947, daags na aankomst, verdrinkt er al een soldaat uit St. Anthonis van de vijfde Compagnie tijdens het zwemmen in Pladjoe. In december 1947 zijn er opnieuw verliezen. Bij het oversteken van een rivier te Batang Leko (bij Ipil) verdrinkt er wederom een soldaat. Het is Jochems uit Ettem (N.Br.) die ook deel uitmaakt van de vijfde Compagnie.

De eerste Compagnie van Jan Greven is op 26 juni 1947 gestationeerd in Palembang, Benteng. Op 15 december gaan zes soldaten met een korporaal (van de vierde Compagnie) vanuit Muara-Kuang op meerdaagse patrouille in het gebied tussen de rivieren Komering en Ogan. Ze lopen vermoedelijk in een hinderlaag en worden gevangen genomen of sneuvelen direct. Dit gebeurt in de nabijheid van Kangkung. In de dagen en weken na dit voorval worden talrijke patrouilles uitgestuurd om meer informatie te krijgen over de vermiste patrouille, maar allemaal zonder resultaat. Uiteindelijk worden er van de zeven vermisten drie stoffelijke overschotten gevonden: Kuypers uit St. Michielsgestel, van de Braak uit Den Haag en Bolleurs uit Dordrecht. De overige vier blijven als vermist te boek staan.

Op 24 januari 1948 verdrinkt er, bij het oversteken van de rivier de Komering, een soldaat van de derde Compagnie. Sergeant Janssen uit Scheveningen maakt bij een patrouillegang gebruik van een prauw, deze zonk, waardoor Janssen verdrinkt. Dit ongeluk gebeurt in de buurt van Gunung Batu.

Een korporaal van de Staf-Compagnie verongelukt ten gevolge van een auto ongeluk op de weg naar Palembang nabij Triplex, begin maart 1948. Een soldaat van de vierde Compagnie sterft op 2 april 1948 aan de ziekte van weill in het militair hospitaal van Palembang. Tot dit tijdstip heeft de eerste Compagnie nog geen verliezen geleden maar dit zal echter niet zo blijven.

Bij het oversteken van een brug te Serinanti, 13 april 1948, zakt korporaal van Boven van de eerste Compagnie met zijn brencarrier door de brug en verdrinkt. Op 24 januari 1949 wordt 2e Reserve Luitenant Amels van de eerste Compagnie door een sluipschutter getroffen. Amels was commandant van een colonne en sneuvelde te Lankas, in de buurt van Tandjong Karang. Op 7 maart 1949 sneuvelt er weer een soldaat van de eerste Compagnie, ditmaal tijdens een vijandelijke actie te Liobera nabij Gedongtataän in de Lampongs.

Nog geen twee weken later treft een sluipschutter een korporaal van de eerste Compagnie. Het gebeurt in Wayalap in de Lampongs. Begin juli 1949 sneuvelen nog twee soldaten van de eerste Cie. Als gevolg van vijandelijk vuur sterft soldaat Bouwens uit Bavel in het militair hospitaal van Tandjong Karang op 1 juli. Soldaat Bouman uit Kaatsheuvel overlijdt aan zijn verwonding, opgelopen door vijandelijk vuur, in Gedongdong in de Lampongs op 7 juli. Bataljon 4-7 had in totaal 21 verliezen te betreuren op een totale sterkte van ongeveer 800 man.

In 1949, slechts kort voor de soevereiniteitsoverdracht, is Jan Willem Greven met het schip “Sibujak” teruggekeerd naar Holland.

Het volgende verhaal is van één van de soldaten die met hetzelfde schip terugkeerden:

Vrijdag 2 december 1949. Tegen half twee zijn we aan de haven van Tandjong Priok. We zijn de eersten die aan boord gaan en komen in het achterschip te liggen, net boven de zeespiegel. Jongens van 2 en 3-8 komen geheel onderin. Het zijn vaste bedden, drie boven elkaar. Tot ’s avonds 10 uur komen er jongens aan boord: 7-R.I., Lua, Mariniers, Genie, het is een allegaartje. Het water is ook weer wat: zout water om te douchen. Het eten is best; nog ongeregeld, maar het gaat met 20 man aan een tafel en eten in een eetzaal in ploegen. Tegen 10 uur te bed na eerst wat ondergoed uitgewassen te hebben.

Zaterdag 3 december 1949. Om 6 uur is het al opstaan, om beurten wassen. Om 7 uur eten. Daarna naar boven toe op het achterdek een goed plaatsje opzoeken. Het KNIL muziekkorps komt en enkele hoge heren die een toespraak houden. Maar vanwege de motoren hoor ik er zelf niets van. Om iets over 9 worden de trossen losgegooid en wordt het schip Sibajak van wal getrokken, terwijl het Wilhelmus wordt gespeeld. Vele militairen staan aan wal een vaarwel toe te wuiven. Om twaalf uur eten en het is mijn beurt om eten te halen. Daarna wat lezen aan dek. Omstreeks 2 uur passeren wij de Krakatau en tegen 6 uur een sleepboot uit Vlaardingen met een sleep achter zich op weg naar Palembang.
We krijgen geld in de vorm van geldbonnen ter waarde van 30 gulden. Kort erop 500 Engelse sigaretten en 2 rollen pepermunt, waar we een waardebon van 10 gulden voor moeten inleveren.
Maandag 5 december 1949. ’s Avonds is het Sint Nicolaasfeest voor ons in de eetzaal om negen uur. Er worden enkele pakjes uitgereikt en iedereen krijgt koek, chocolade en een flesje bier.

Gedurende deze 114e reis voer de Willem Ruys de Sibajak achterop en passeerde haar moeiteloos op de Indische Oceaan. Kennelijk raakte de aanblik van al die beproefde ‘jongens’ op de ‘ouwe trouwe’ Sibajak, die niet als zij- dankzij hun veel snellere schip- de kerst thuis zouden kunnen vieren, een gevoelige snaar zoals blijkt uit de inhoud van de brief die de Sibajak-administrateur op 27 december 1949, vanuit zee, aan de Rotterdamse directie zond: Halverwege de reis ontving Kapitein Schnetler een telegram van den gezagvoerder m.s. Willem Ruys met de medeeling dat de passagiers aan boord van dat schip van plan waren iets voor de bij ons aan boord zijnde troepen te doen. Het aantal militairen werd aan Kapitein Visser opgegeven en het resultaat was, dat bij aankomst te Port Said daar een bericht lag, dat de passagiers m.s. Willem Ruys fl. 1.300,- bijeengebracht hadden. Voor dit geld zullen nu de militairen gedurende de Kerstdagen 2 fleschjes bier ontvangen. Deze kosten totaal fl. 208,90. Het resterende bedrag fl. 91,10 zal zooals de Adminstrateur van voornoemd schip verzocht in het Prinses Margrietfonds gestort worden.

25 december 1949. Kerstmis op de Sibajak. Om 3 uur er uit naar de Kerstnacht (H. Mis). Voor in de eetzaal. Er zijn kaartjes uitgegeven voor ieder die erin mag. Bij gebrek aan plaats konden alle R.K. er niet in. Door het koor van 3-7 R.I. wordt de H. Mis met zang begeleid. Om 6 uur is hij uit. Daarna weer te bed. 8 uur eten en 9 uur Kerstpakket afhalen en half elf krijgen we bier en chocolademelk. ’s Middags is er voor ons Regiment een bijeenkomst. Door het zangkoor van 3-7 R.I. en een samengesteld koortje van de rest van de onderdelen worden er liederen gezongen en enkele declamaties voorgezegd.
26 december 1949. Tweede Kerstdag. Rond half 12 gaat het schip draaien. Tegen half 11 bereiken we een Noorse kustvaarder die een zieke aan boord heeft en de assistentie van de dokter had ingeroepen. De zieke wordt met een roeiboot overgebracht en met een kraan omhoog gehaald in een daarvoor bestemde brancard. We krijgen weer bier zoals gisteren. Twee flesjes. Gisteren was het avondeten ook buitengewoon goed. De man een halve kip.

Verderop in de Golf van Biscaje kwam de Sibajak wederom in een fikse storm terecht. Veel militairen dachten: Nu zijn we na ruim drie gevaarlijke Indische jaren bijna thuis…. en dan zullen we hier op de valreep nog met man en muis vergaan! Maar de Sibajak loodste hen veilig door het natuurgeweld, ook al was het voor de troepen op de driehoge standees in het ruim wederom een zeer onprettige en onsmakelijke belevenis.

Toen de Sibajak zich in het Kanaal bevond ontving Jan Greven een telegram waarin stond dat zijn vader was opgenomen in het ziekenhuis.

De Sibajak bevond zich nu dichtbij het vaderland, waar de onafhankelijkheidsbesprekingen tussen de Nederlandse en de Indonesische regering werden afgerond. Op 27 december 1949 ondertekende koningin Juliana in de Burgerzaal van het Koninklijk Paleis te Amsterdam de akten van soevereiniteitsoverdracht en erkenning. Reeds op 21 december had de directie van Wm. Fuys & Zonen aan de Sibajak een telegram gestuurd met de opdracht om op de dag van de soevereiniteitsoverdracht voor het Indonesisch personeel een selamatan (een feestelijke maaltijd) te houden.

De volgende dag, woensdag 28 december, passeerde het schip om 4.25 uur lichtschip Goeree. Om 5.43 uur embarkeerde de loods. De Sibajak voer de Nieuwe Waterweg op. Tijdens het varen worden groepskaartjes uitgegeven, deze kaartjes geven de volgorde aan waarin het schip zal worden verlaten. Om half negen meert de Sibajak aan. Een muziekkapel van de Huzaren van Boreel speelt het Wilhelmus en verschillende marsen. Dan volgen er toespraken van ministers en generaals. Jan Greven hoort bij de laatste groepen die het schip mogen verlaten.

Hij probeert nog om voorrang te krijgen, zijn vader ligt immers in het ziekenhuis, maar hij moet zijn beurt afwachten. Dan volgt er nog een lange busreis. Op allerlei adressen worden soldaten afgeleverd en Zelhem is één van de laatste haltes. Het is al erg laat als Jan Greven, na drie jaar en bijna twee maanden, eindelijk weer thuis komt.

De volgende morgen is het weer vroeg dag want vader ligt in het ziekenhuis en er moet worden gemolken en gevoerd. Met ingang van 9 februari krijgt Jan Greven groot verlof.
Op 16 september 1952 kent de minister van oorlog hem het Ereteken voor orde en vrede met de gespen 1947-1948-1949 toe.

greven2