Halseweg 57/57a

Halseweg 57/57a - Gegevens

Halseweg 57/57a

  • Huidige benaming

     Maats

    Oudste vermelding: mogelijk als Erven Termaet, 1465 bij Doetinchem (Hekket)

    Oude benaming boerderij:
    Termaeten (1616-1618)
    Ter Math (1629)
    Ter Maet
    Ter Mate
    Termaet
    Maats (1829)

    Behoorde tot de: Halse Marke

  • Huidig adres Halseweg 57 en 57a
  • Oude straatnaam De Heelweg (1829)
  • Staat in Hall
  • Verbouwing(en) of nieuwbouw c.a. 1830-1845? (De huidige boerderij staat op kavel D 276)
  • Eigenaar 1822:Abraham Evekink, koopman
  • Woonplaats Zutphen
  • Kadasternummer(s)

     

    D 271 huis schuur en erf
    D 272 weiland
    D 273 boomgaard
    D 274 weiland
    D 275 weiland
    D 276 weiland
    D 277 hakhout
    D 278 bouwland
    D 279 uitweg als bouwland
    D 280 bouwland
    D 281 hakhout
    D 282 bouwland
    D 283 bouwland
    D 284 bouwland
    D 285 bouwland
    D 286 weiland
    D 287 uitweg als bouwland
    D 288 bouwland
    D 289 bouwland
    D 290 uitweg als bouwland
    D 291 bouwland

     

     kadaster

     Detail uit kadastrale kaart van 1822 (L.C. Machen)

  • (E)igenaars - (P)achters

     

    (E) ca 1600: Johan Lettinck (* ca 1530), Richter tot Hummelo

    (E)< 1636: kleinzoon Hendrick Lettinck en Sweene Tantinx (ORA). (Hendrick Lettinck was ontvanger der verpondingen in Zelhem; hij overleed 1636 aan de pest)
    (E) 1646: Sweene Tantinx (Kreynck)
    (E) 0000-1790: De erven van de Burgh
    (E) 1790-0000: Gerrit Ter Maat
    (E) 0000-1816: eigenaressen Theodora Coops wonende te Zutphen
    (E) 1816-1820: J.B. Coops, koopman te Doetinche
    (P)1816-0000: o.a. Gartjan Geesink, weduwe de Hoeve en Harm Besselder
    (E) 1820-1860: Abraham Evekink (Kadaster) (koopman te Zutphen)

  • Bevolkingsregister en huisnummers vanaf 1829
     
     
    1829: 340  wed. Maria Obelink, (58j) van Evert Hoeve. 
    1829:  340  Gerrit Obelink (61 jr) 
    1829:  340  Dirk Jan Hoeve (25jr) , Gerharda Maria Hoeve 21 jr en Stijntje Hoeve (schoonmoeder 79 jr) 
    1840-1847:  340  Hendrik Willem Schuurman en Gerharda Maria Hoeve.
    1840-1847: 340   wednr. M. Obelink (van? )en wednr. Jan Buunk. 
    1840-1847: 340   Dirk Jan Hoeve † 04-05-1843 
    1848-1850: 340-G56 H.W. Schuurman en G.M. Hoeve 
    1848-1850: 340-G56  Gart Obelink, ongeh.  
    1851-1860: G56-G58 Hendrik Willem Schuurman † en G.M. Hoeve
    Reind Wolsink en Janna Schuurman. 
    1861-1870: G58_G8  R. Wolsink en J. Schuurman. 
    1871-1880:  G8.- - R. Wolsink en J. Schuurman, vertrekken in 1874 naar Ruurlo. 
    1871-1880:  -  G8 Marten Hebbink (van De Papenborg) tr. tussen 1850 en 1860 met de wed. Aleida Grada Abbink(van Hendrik Winkel) (komen van G57-G7 Hoeve Obelink) 
    1881-1900: G8- G7   M. Hebbink †  en wed. A.G. Abbink † 
    1881-1900: G8- G7  Arnoldus Hendrikus Hebbink en Gerharda Abbink. 
    1901-1924: G7-10-G15   A.H. Hebbink en G. Abbink, †. 
    1901-1924: G7-10-G15   Marinus Hebbink en Anna Elisabeth Rosegaar. 
    1925-1939: G15-19-G29  wednr. A.H. Hebbink, †. 
    1925-1939: G15-19-G29  M. Hebbink en A.E. Rosegaar. 
    1940-1964: G29  M. Hebbink en A.E. Rosegaar. 
    1965-0000:  Halseweg 57 M. Hebbink † 1975  en A.E. Rosegaar † 1982. 
    2007-0000:  Halseweg 57 zn. M.W. Hebbink en H. Geesink verbouwen "t Bakhuus" tot vakantiewoning
    2007-0000:  Halseweg 57a www.opmaatsvakantie.nl 

      

  • Veldnamen


    Boerderij en Veldnamen Zelhem. 
    blz: 102 kaart 26/3 

     

    de kleine Kamp
    de Kamp
    de Ganzestukken
    Ziedstuk 't
    Holsland/Holtsland

  • Opmerking
    Verpondingsregister 1646-1650 in 't Rigterambt Zelhem, door Gerhardt Kreynck:

    43-19-8
    Ter Maete, Sweene Tantinx ende .. (1) Wed. 
    Huys ende hof 1½ spint Boulant 5½ mlr 3e gerve
    Pacht 2 voedertorfs 2 hoender afgetogen blijft
    Geen weydelant 
    Beswaer 3 mlr rogge an Jonker Munster 1 sch. woltrogge 1 hoen an de Lantschap

    (1) ontbrekende woorden; mogelijk geeft het originele document meer informatie

    Opm.: Nadere bestudering van Kreynck door Albert Lettink in maart 2012 bracht aan het licht dat er “Lettinx“ staat

     

     
    Bronnen:    

    Koopaktes van de fam. Hebbink
    Oost Nederlandse Familienamen, hun ontstaan en betekenis. B.J. Hekket, blz 243
    Kreynck, Verpondings-Kohieren van het Kwartier Zutphen, 1646-1650, folio 193r
    Boerderij en veldnamen in Zelhem 
    (1988) Blz: 102 kaart 26/3
    Genealogiedomein (ECAL),pondschatting 1616-1618 en 1629, transcriptie van A. Lettink en Maatman

     

     

     

    maats Arnhemse courant 09 01 1816
    Krantenartikel uit Arnhemse courant 09-01-1816

    maats Nieuw Amsterdamsch handels en effectenblad 04 08 1860

     Krantenartikel uit Nieuw Amsterdamsch handels- en effectenblad 04-08-1860

     

     


    EEN OUDE OVEN OP DE HALSE ENK

    door Job de Gelder
     


    oven01De Halse enk is een enk zoals hij hoort te zijn, bouwland op de enk en onderaan langs de rand de boerderijen. Hoewel de laatste jaren er wel meer grasland komt. Een enk (streeknaam voor es) kenmerkt zich door de afwezigheid van sloten met water. Afscheidingen van percelen zijn vanouds aangegeven door droge greppels, een enkele haag, een smalle strook gras of een diepe bouwvoor. Typisch zijn de holle wegen, waaraan men kan zien dat de weg ouder is dan het opgehoogde esdek. Als de weg gelijk ligt met het esdek is ze van latere datum. Om het vee buiten de es te houden was om de gehele es wel een duidelijke afscheiding, in de vorm van hagen en houtwallen met doornachtige struiken, aangebracht. Door de jaarlijkse ophoging met potstalmest ontstonden zo de typische steilranden aan het eind van de es. Dit is nog goed te zien als je naar Halle gaat vanaf Varsseveld aan de linkerzijde van de weg. De hagen en houtwallen zijn al lang verdwenen.
    De boerderijen aan de es hebben een lang verleden. Ze zijn uiteraard met de tijd meegegaan, zodat je niet altijd de leeftijd ervan afziet. Boerderij Maats is zo’n boerderij met een lang verleden. Ze kwam in 1790 al in handen van de familie. Dat de boeren op de enk eigenlijk agrariërs en geen veehouders waren, blijkt uit de oude akten waar vermeld wordt dat Gerrit ter Maat bouwman was en dat het erve Maats samen met het erve Assink bouwhoeven waren. De oude akten zijn nog steeds op de boerderij aanwezig en men is er maar wat trots op. Ruim honderdvijftig jaar geleden werd boerderij Maats om onbekende redenen meer hoger op de enk verplaatst en kwam dichter bij erve Obelink te liggen.

    De Achterhoekse boerderijen zijn ca. 150 jaar geleden massaal aangepast. Er kwam een duidelijke scheiding tussen woon en bedrijfsgedeelte. In deze omgeving werd het woongedeelte dwars op de boerderij geplaatst. In Twente had men kennelijk niet zoveel geld en werd de kap aan een zijde opgetild zodat er een knik in het dak kwam en de boerderij een asymmetrisch aanzicht kreeg, wat voor die streek weer kenmerkend is geworden.

    Wat beide gebieden gemeen hebben, is dat er naast de boerderij een bakhuisje stond om het brood te bakken. Ook werd een grotere ruimte gebouwd waar de mantelpot in stond om het veevoer te koken voor de poggen, de varkens. In de mantelpot kwamen niet alleen aardappels, maar ook knollen. Na het koken werd alles fijn gemaakt met de steuter of de gekoksmölle en werd er roggemeel aan toegevoegd. Het hokje was dan geen bakhuuske meer, maar een kookhok of ook wel mantelpothok of kortweg pothok Het hokje had meer het karakter van een zomerhuisje. In de zomer verbleef het hele gezin daar en kookte de boerin daar de maaltijden. In de oorlog heeft men hier en daar het kookhok gebruikt om evacués onder te brengen.
    De broodoven was in het verleden nog al eens de oorzaak van brand en daarom bakte men liever niet in de boerderij zelf. Met de komst van het fornuis was het probleem voorbij maar het koken van het veevoer deed men toch maar in het kookhok. En dat gebeurde enkele keren per week. In de mantelpot werd ook de was gedaan, de weckflessen dichtgekookt en als er geslacht werd, kookte men de worsten in diezelfde mantelpot.

    Broodbakken
    Bij boerderij Maats heeft men vroeger een kookhok gebouwd waarin ook de varkens ondergebracht werden. In dit ruime kookhok staat nog steeds een grote oven (zie tekeningen onderaan dit artikel). Op zijn Hals ’naovend. De oven is zo groot dat het lijkt of er voor de gehele buurt werd gebakken. Per bakbeurt konden 22 vloerbroden of 16 bussenbrood worden gebakken, en dat is erg veel voor één boerderij. Uit gegevens van de Heelweg bij Varsseveld blijkt dat er in 1780 op de 59 woonhuizen 57 bakovens waren. Het blijkt dat bijna iedereen een eigen oven had. Voor de Halse enk zal het niet anders geweest zijn. Het is onbekend waarom de oven bij Maats die omvang had om zoveel brood in te gebakken. De oven was in ieder geval zo belangrijk dat het werd vermeld bij een pachtcontract dat in 1857 werd opgesteld. De pachtster, Gerharda Hoeven uit de buurtschap Halle en weduwe van Hendrik Schuurman, pacht dan het volgende: een huis, een schuur en een bakoven. Verder een hof. Bouwland, weiland en bosgrond.
    Er werd eenmaal per week gebakken. Meestal op zaterdag. Maar bij Hemink in Zelhem bijvoorbeeld werd steevast op vrijdag gebakken. Daar werd dinsdag en woensdag het oude brood met melk of water bestreken en dan in de oven van het fornuis warm gemaakt. Donderdag werd er pap of melk met brokken gegeten. Het werd met basterdsuiker en boter opgepiept. Ook wentelteefjes met kaneel en suiker waren een welkome afwisseling. Bij andere boerderijen gebeurde dat op de zelfde manier, maar dan een dag later.
    Als de oven niet elke dag in bedrijf was moest hij wel van te voren op temperatuur gebracht worden. Meestal werd op zaterdag gebakken. Woensdag werd de oven met dun hout, zgn. sprieten, opgestookt. Om het vuur aan te wakkeren werd een blaaspijp gebruikt. Dat is een ijzeren buis waar doorheen geblazen werd. Donderdag werd met dikkere stukken dan twijgen de temperatuur opgevoerd, zodat vrijdags de takkenbossen gebrand konden worden. Zaterdagmorgen kon dan worden gebakken als de stenen van de oven wit waren. Eerst werd de as uit de oven gehaald met een rakelijzer en daarna werd met een natte doek aan een stok de oven helemaal schoon gemaakt. Zo’n natte lap wordt in het Nederlands een loet en in het achterhoeks het schutsel genoemd. Tussen de doek en de stok zat nog een stukje ketting, dat gaf de mogelijkheid om met een behoorlijke zwieper de laatste asdeeltjes naar buiten te slingeren, de droge as ging via de schoorsteen. Dat vereiste nogal wat behendigheid.
    Tegenwoordige ovens hebben een thermometer maar hoe deed men dat in vroegere tijden? Ook daar had de bakker een foefje voor. Voordat hij het deeg met de schieter in de oven bracht, strooide hij een hand vol bloem op de ovenvloer. Als de bloem direct verbrandde, was de oven nog te warm. De bloem moest langzaam bruin worden dan konden de broden gebakken worden. De baktijd is bij een oven, waarbij de temperatuur langzaam daalt, ca.45 minuten. De bakker spreekt dan over afzakkende warmte. In een elektrische oven is de temperatuur 220 graden Celsius en de baktijd is dan precies 32 minuten.
    Na het bakken van het brood was de oven nog voldoende op temperatuur voor roggebrood, koekjes en andere lekkernijen. Als er roggebrood werd gebakken werden de naden bij het ovendeurtje dicht geplakt met overgebleven roggedeeg, zodat het vocht en de warmte in de oven bleef. Roggebrood werd eigenlijk niet gebakken, maar het moest broeien. Tegenwoordig wordt na het brood ook cake in de oven gebakken, maar dat kende men toen nog niet. Boven op de oven werden bonen en fruit, zoals appels, peren en kwetsen gedroogd. Ook werd wel in de oven zelf gedroogd. Mensen die geen eigen oven hadden, vroegen de dorpsbakker om het fruit te drogen. Eigenlijk die had daar een hekel aan omdat er dan te veel vocht in de oven kwam. Maar als een goede klant er om vroeg durfde hij het niet altijd te weigeren. Ook als het fruit op de oven lag was de bakker er niet blij mee. Het fruit moest telkens gedraaid worden en dat kostte nogal wat tijd en boven de oven was ook nog eens weinig ruimte om er bij te komen. Thuis op de boerderij lag dat natuurlijk anders. Als het fruit goed gedroogd was, werd het in melkbussen bewaard in de kelder. Later werd het drogen bij Kemper in IJzenvoorde gedaan of bij molenaar Gevers aan de Kapelweg in Sinderen.

    De oven
    De oven werd meestal op een afstand van de boerderij gezet in verband met brandgevaar. Zeker als de boerderij een rietenkap had. Je kunt je voorstellen dat de eerste bouwvoorschriften ontstaan zijn door eisen ten aanzien van de brandpreventie.
    De oven werd oorspronkelijk gebouwd van leem. Later werd de hele oven gemaakt van gewone baksteen. De metselaar moest zorgen dat de voegen niet te groot werden omdat anders de specie op het brood rijsde. Bij de oven op de museumboerderij Smedekink heeft docent metselen G. Oosterink de oven van vuurvaste stenen gemaakt. De stenen van het gewelf zijn allemaal wigvormig bijgezaagd, zodat er bijna geen voeg is.
    Bij de bakker werd boven de oven een groot watervat ingemetseld zodat het water altijd verwarmd was, dat kwam ook ten goede aan het maken van het deeg, want het gist moest met lauw water met de bloem worden vermengd. De ovenwand had een holle ruimte net als de ruimte direct boven de oven. Deze ruimten werden gevuld met zand om de warmte zo lang mogelijk vast te houden. Op de zolder boven de oven werd het graan opgeslagen, zodat dat ook altijd op de goede temperatuur was.
    Naast de oven was meestal een bergruimte waar de vloer een stuk lager lag. Hierin werden de aardappels vorstvrij bewaard. Dit is nog goed te zien op museumboerderij Smedekinck.
    De vloerafmetingen van de oven van Maats zijn ca. 1.56 X 1.15 M. De deegtrog staat nog steeds voor de oven. In de deegtrog lag de haorzeef. om het meel te zeven en de zemelen uit het meel te halen.

    oven08

    Meel en deeg
    Om brood te maken heb je bloem nodig. Bloem is meel gemaakt van tarwe. Maar op de zandgronden rond Zelhem groeit nauwelijks tarwe. Het moest dus aangevoerd worden van plaatsen waar klei voorkwam. Langs de rivieren de Oude IJssel en de Berkel treffen we nog steeds klei aan. De boeren brachten hun rogge naar de dichtstbijzijnde molen en namen dan naast roggemeel ook ongebuulde weite dat is ongezeefd tarwemeel mee terug. Hiervan werd kropbrood gemaakt. Tegenwoordig noemen we dat gewoon volkorenbrood. Tarwe werd en wordt nog steeds weite genoemd. De oorsprong van dat woord in niet goed na te gaan maar de overeenkomst met het Duitse Weichweitsen en het engelse Common Wheat ligt voor de hand. Met de haarzeef werden de zemels uit het meel gehaald en omdat zemels erg eiwitrijk zijn werden ze gebruikt voor veevoer.
    Waarom moet er in het brooddeeg altijd tarwemeel aanwezig zijn? Simpel omdat in tarwe gluten zitten die het brood doen rijzen. Een bakker kan aan de hoeveelheid water dat in het deeg gaat zien of hij met goed tarwemeel te doen heeft. Hoe meer vocht het deeg opneemt hoe beter de kwaliteit van de bloem. Harde tarwe is het best geschikt om brood van te bakken.
    Het bekende roggebrood wat ook vroeger veel gegeten werd is een zwaar brood dat niet kan rijzen.

    Het recept voor 2 tarwe broden
    1 kg bloem wit of tarwe ca. 20 gram gist, ca.20 gram zout en ca. halve liter lauw water of melk. Na het bakken krijg je dan 2 broden van ca. 680 gram. Om het deeg te laten rijzen heb je gist nodig. Dat gist is tegenwoordig voor bakkers te koop bij bedrijven voor bakkerijgrondstoffen. Maar vroeger moest de bakker het gist zelf maken van deeg dat hij van de vorige keer bakken had overgehouden. Dat zuurdesem was gewoon deeg dat overgebleven was van de laatste keer dat er was gebakken. Het desem werd ca. 5 dagen bewaard en moest eigenlijk gaan stinken, dan was het goed voor gebruik. Brood van zuurdesem is langer houdbaar, maar het smaakt een beetje zuur. Tegenwoordig geeft men de voorkeur aan brood dat met gist is gemaakt.
    Gist werd in Nederland voor het eerst op grote schaal gemaakt in 1869 bij de Gist en Spiritusfabriek in Delft. Het was een bijproduct van de spiritusfabricage en was ook goed te gebruiken als veevoer. Voor die tijd heeft men brood met zuurdesem gemaakt.
    De achterhoek had zo zijn eigen gewichten voor brood. Het was hier gebruikelijk om broden te bakken van 16 ons, een zgn. 1½ brood, daar had je dus 1 kg deeg voor nodig. Elders kende men zulke grote broden niet.

    Het kneden van het deeg
    De benodigde hoeveelheid bloem werd in de trog gegooid en in het midden werd een gaatje gemaakt. Daarin werd lauw water ingedaan waarin de gist werd opgelost. Al knedend werd steeds meer bloem in het deeg betrokken. In het begin plakt het deeg erg aan de handen maar hoe langer je doorgaat hoe beter het wordt. Het is de bedoeling tijdens het kneden lucht in het deeg te brengen waardoor het brood luchtig wordt. Als het brood niet goed gekneed wordt dan wil het niet goed rijzen.
    Omdat gist en zout elkaar niet goed verdragen wordt eerst het gist goed door het deeg gemengd. Pas op het laatste moment komt het zout in het deeg. Na het kneden wordt het deeg een poosje met rust gelaten voor de eerste rijs.
    Met nostalgische gevoelend praten de ouderen over plaatbrood met een strengetje over de rug, Als je naar de bakker moest dan snoeptje je als kind dat pielletje er al af voordat je thuis kwam. Naast dat strengetje ontstond een diepe scheur in het brood.
    Bij Maats werd het brood zelf gebakken, dat was vrouwenwerk. Voor de oven stond de baktrog. Daarin werd het deeg gekneed. Als er 10 broden gebakken moesten worden van 16 ons dan was daar 10 kg deeg voor nodig. Dat was zwaar werk.
    Bij een geboorte van een kind gaf de buurt de dorpsbakker opdracht om daar een krentewegge te bezorgen. De kraamvrouw wist dan gelijk dat ze ‘s avonds bezoek met de krommen arm kon verwachten. De krentewegge had de lengte van de oven, langer kon niet. Op de wegge stond de naam van de nieuwe wereldburger in letters van eiwit en poedersuiker. Als ‘s avonds de buurvrouwen het brood met een dikke laag roomboter besmeerden bekeken de mannen het vee.

    Einde van een periode
    In de oorlog werd er niet veel brood gebakken, hoewel je dat wel zou verwachten. Dat kwam omdat het graan geleverd moest worden aan de autoriteiten. De Duitsers stelden zelfs mensen aan die moesten controleren dat al het gemalen graan ook werd ingeladen. Maar gelukkig waren er ook goede controleurs, die knepen een oogje dicht. Na de oorlog kwam het zelfbakken in onbruik.

    Koekijzer
    Met nieuwjaar werden koeken of wafels gebakken. Op oude ijzers stond een voorstelling die iets vertelde over de eigenaar. Meestal werd zo’n ijzer aangeboden bij een huwelijk. Ook op boerderij Maats heeft men zo’n oud familiestuk met een jaartal en beginletters van de eerste eigenaren. De voorstelling van de stenderkastmolen geeft aan dat hier een molen in de omgeving heeft gestaan. Volgens de bewoners klopt dat verhaal, maar uit een inventarisatie van molens uit Zelhem is geen molen in deze omgeving bekend. Het koekijzer liegt niet dus de inventarisatie is niet volledig. Een mooie zoektocht voor archeologen. Links naast de molen staat een man met een Franse officiers muts op en tressen op zijn borst. Het lijkt me niet onwaarschijnlijk in deze periode van Napoleon. Of moet het Napoleon zelf voorstellen? Verder staan er een haan en een hen op met nog een vis, die in de lucht lijkt te zweven.
    Op de keerzijde van het koekijzer staat een kerk afgebeeld met een haan op de toren en een hennetje op het koor. Dat is nu toch toevallig dat Zelhem een dergelijk hennetje voor de oorlog op het koor van de kerk had. Het lijkt mij aannemelijk dat de Zelhemse Lambertikerk staat afgebeeld op het koekijzer. Verder staan de zon, de maan en een ster boven de kerk getekend. Voor alle duidelijkheid het koekijzer is gemaakt in 1795, dat jaartal staat met initialen onderaan het ijzer.
    Het koekbakken werd niet in of bij de oven gedaan maar in de vuurkoel of bij de kachel. Er werden voor de jaarwisseling wel honderden koeken gebakken en dat was zwaar werk. Daarom maakte de vrouw des huizes meestal een dag van te voren het beslag klaar en de volgende dag hielden de mansleu het ijzer boven het vuur. Soms werd aan het koekijzer een pen gesmeed die in de haalketting werd gestoken zodat het niet zo vermoeiend was.
    Het had natuurlijk wel stijl om een koek met eigen stempel te hebben. Zo drukte erve Maats zijn stempel op de koek. Het zou mooi zijn om met Nieuwjaarsdag de oude traditie van nieuwjaarrolletjes te herstellen. Want het moet toch een speciaal gevoel geven als je weet dat meer dan tweehonderd jaar gelden je voorouders al rolletjes aten van dit bijzonder koekijzer.

    oven07
    Het koekijzer van boerderij Maats

    oven02

     

    Afbraak
    Tijdens het afbreken in december 2007 kon een goed overzicht worden verkregen van de opbouw van de oven. Er zijn een aantal tekeningen gemaakt als mede een serie foto’s. De oven bleek gemetseld te zijn in leem terwijl de omliggende muren in kalkspecie gemetseld waren. Opvallen was dat onder de ovenvloer twee andere vloeren waren aangebracht. Het waarom is niet duidelijk. De ovenvloer zelf was los op het zand gelegd. De vloer 30 cm daaronder was in kalkspecie gemetseld. De onderste vloer lag gelijk met de vloer van de schuur.

    oven06
    De afbraak in 2007

     
     
     

    huisje

    Foto van fam. Hebbink

    oven03

    Tekening door Job de Gelder

    oven04

    Tekening door Job de Gelder

    oven05

    Tekening door Job de Gelder

     

     

    Bronnen:
    Bewoners van boerderij Maats: de familie Hebbink op Maats
    Bakker Nijland, Varsseveld.
    Bakker E. Janssen, Zelhem
    Gebroeders Hemink, Zelhem

    Literatuur:
    Nederlandse Volksgebruiken bij hoogtijdagen, prisma, Graft en de Haan.
    Relaties tussen bodem, water en landschappen, Drs. R Vijn.
    Achterhoeks plat met plaatjes bijeengegaard in Varsseveld, Colenbrander en Schaars.

    Musea:
    Smedekinck, Zelhem
    Archeon , Alphen aan de Rijn
    Bakkerijmuseum Hattem

     


    Pachtcontract

    een letterlijke transcriptie door Job de Gelder


    Voorblad:
    Wed. Maats f(olio) 35                    L Kippen(?)
    Wed. Schuurman of Maats.

    Achterblad:
    Maats

    Blad 1:      10
    Tussen Mijnfrouw Rudolpha Goswina
    de Haas weduwe van den Heer Abraham Eve-
    kink landeigenaresse wonende te Zutphen als
    Verpachtster te eener en
    Gerharda Hoeven landbouwersche, weduwe
    van wijlen Hendrik Willem Schuurman wonende
    te Zelhem als pachtster ter andere zijde
    is op dato als onderschreven het navolgende
    pachtcontract gesloten.

    Artikel 1
    De pachtster ontvangt de bouwplaats Maats gelegen in de Ge-
    meente Zelhem, buurtschap Halle, bestaande in huis, schuur
    en bakoven Zoo als Zulks Zich thans bevindt, voorts in hof
    bouw weiland en boschgrond alles zooals het thans bij de
    pachtster in gebruik is, geschiedende de Verpachting voor den
    tijd van Zes achtereenvolgende Jaren, aanvang nemende Sint
    Petri of den tweeentwintigsten februay 1800 acht en vijftig
    en mitsdien Stilzwijgend eindigende Sint Petri of den tweeën
    Twintigsten februarij 1800 vierenzestig.

    Artikel 2
    In het gebruik van het gepachte, zoowel als vooral den eigen
    dom van Verpachtster, zal pachtster zich in alle opzigten gedragen
    over eenkomstig de pligten van een goed huisvader, en dient
    volgens niet gedoogen, dat eenig inbreuk geschiede op het
    bezit ende geregtigheid van het gepachte, waardoor het zelve
    in waarde zoude verminderen en zulks onverhooptelijk ge
    schiede onverwijld op hare verantwoordelijkheid de Ver
    pachtster deswege verwittigen; voorts mag zij het gepachte
    buiten Schriftelijke toestemming van Verpachtster, noch
    geheel noch gedeeltelijk hetzij bij onderverpachting als ander
    sints niet aan anderen overdoen.

    Artikel 3
    Zij zal gedurende den pachttijd geen bouwland van iemand
    anders er bij mogen pachten, maar al de mestwinning besteden
    tot bemesting van de landen onder deze bouwplaats behoorende
    Ook geen mest daarvan mogen vervoeren Zoomin gedurende

    Blad 2:
    als bij het ophouden van de pacht.

    Artikel 4
    Zij zal de gebouwde Eigendommen ten haren koste behoorlijk
    glas wand en dakdigt hebben te onderhouden, behalven de
    met pannen behangen daken welke ten laste van Verpachtster
    Zullen zijn, bij vertrek dezelve in behoorlijken Staat, als ook
    de gronden bij haar in gebruik in bekwamen t(v)rachting hebben
    opte leveren, alles ten genoege van Verpachtster of alle defecten
    herstellen, desnoods ter begrooting van twee deskundigen op
    hare kosten door de Verpachtster te benoemen

    Artikel 5
    Bij geval van te doen reparatiën en wel van dien aard als ten
    last zijn van Verpachtster, zal de pachtster om niet de nodige
    materialen hebben aan te voeren, en den werklieden kost en
    drank geven.

    Artikel 6
    Bij vertrek zal pachtster zich met het hakken van hout en
    het bezaaijen van de bouwlanden volkomen te vredenhouden met
    de plaatselijke gebruiken dien aangaande bestaande

    Artikel 7
    Voor hare rekening zijn, onverminderd den pachtprijs, alle
    Rijks en plaatselijke, koren uitgangen of diensten
    Eenen pachter als zoodanig betreffenden reeds opgesteld of nog
    Op te stellen: De Verpachtster draagt alleen de belastingen
    Van gebouwen en ongebouwde eigendommen.

    Artikel 8
    Voor geld of groenpacht zal de pachtster Jaarlijks, met ieder
    verrekenen pachtjaar hebben te betalen kosteloos zonder eenige
    korting of inhouding in handen van Verpachtster de Somma
    van vijfendertig Nederlandsche Guldens benevens de helft
    der boomvruchten, nevens dien zal de pachtster vier Jonge
    hanen, welke op kosten van Verpachtster gekapoend en daar
    na binnen het jaar zullen worden afgehaald.

    Artikel 9
    Bovendien zal pachtster aan de Verpachtster bij iederen
    oogsttijd hebben te laten volgen de ligte garf uit al haar
    koren op hare landerijen verbouwd wordende, en welke bouw
    landen zonder toestemming van de Verpachtster tot geen

    Volgende blad:
    andere einde zullen mogen worden gebruikt, welke garf koren
    de pachtster op hare kosten zal hebben in te zamelen, in gedorsten
    zijnde, vrachtvrij vervoeren naar Doesburg of Zutphen, waar
    voor haar tol en weggeld zal worden vergoed, naar gebruik.

    Artikel 10
    Verpachtster behout zich voor het regt van Jagt op al het
    verpachte en om op genoemde bouwplaats naar goed vinden
    opgaand hout te poten of te planten.

    Artikel 11
    Pachtster zal moeten toelaten, dat Teunis Langenberg op
    de Bensink uit het heide perceel, dat aan den Halschendijk
    ligt, naar goedvinden(hei) strooisel maait en vervoert.

    Artikel 12
    Gebeurde het, dat de pachtster in gebreke bleef, van aan hare
    verpligtingen, hetzij uit de wet hetzij uit dit contract voort
    vloeiende te voldoen of daartegen aan te gaan, zoo zal de
    Verpachtster de bevoegdheid hebben onmiddellijk en zonder eenige
    vergoeding de pacht te doen ophouden, zonder dat daar toe
    eenige waarschuwing en verzuimstelling of geregtelijke tus
    schenkomst zal nodig zijn, zullende de overtreding dezer
    voorwaarden en het verzuim in de prompte pacht betaling
    alleen respectievelijk genoegzaam zijn, om het verzuim
    of de overtreding daar te stellen; en zulks tegen den eerst
    volgende Sint Petridag, onverschillig hoe kort of lang
    te voren de opzage van de pachtster zal zijn geschiedt.

    Atrtikel 13
    Indien onverhoopte minstelling of nalatigheden aan zijde van
    pachtster de noodzakelijkheid daarstelden, om van dit contract
    inregten gebruik te maken, komen de kosten van Registratie
    van het viseren voor Zegel en de boeten voor het niet gebruiken
    van Zegel in alle gevallen ten koste van pachtster, onverschillig
    of zij als Eischeresse optreedt of als gedaagde wordt betrokken,
    omdat het niet gebruiken van Zegel alléén daarom heeft
    plaats gevonden, om die kosten /op verzoek van pachtster/
    voor haar uit te sparen.

    Dubbelgedaan te Zutphen den 18 Junij 1857
                                           Wed. A Evekink
    G Hoeve Wed=H W Schurman.

     

    Samenvatting Pachtcontract tussen de weduwe van Abraham Evekink als verpachtster en weduwe van Hendrik Willem Schuurman als pachtster.

    Het pachtcontract neemt een aanvang op 22 -2-1858
    En heeft een duur van 6 jaren.
    De verpachtster heet van haar meisjesnaam Rudolpha, Goswina de Haas en woont in Zutphen.
    De pachtster heet van haar meisjesnaam Gerharda Hoeven en woont in Zelhem.
    Verpacht wordt bouwplaats Maats gelegen in de gemeente Zelhem, buurtschap Halle. De pacht omvat: een huis, een schuur en een bakoven. Verder een hof, bouwland, weiland en bosgrond. De pachtster zal zich in alle opzichten gedragen overeenkomstig de pligten van een goed huisvader.
    Er mag geen ander bouwland worden gepacht en alle mest moet op de gepachte landerijen worden gebruikt. De pachtster moet zorgen dat de gebouwen glas, wand en dakdicht zijn. De verpachtster zal zorg dragen voor het pannendak. De pachtster zal zorgen dat de belastingen e.d. betaald worden. De pachtsom bedraagt 35 Nederlandse guldens vermeerderd met de helft van de boomvruchten, 4 jonge hanen die moeten worden gekapoend. Bij iedere oogsttijd moeten de ligte garve uit al het koren dat is verbouwd naar de verpachtster en moet bezorgd worden in Doesburg of Zutphen.
    Verder heeft de verpachtster het recht op de jacht en moet de pachtster toestaan dat Teunis Langenberg heistrooisel maait aan de Halschendijk.

     

Pagina 1 van 2