Abbinkstraat 22 - Bronnen

Abbinkstraat 22

  • Opmerking:

     

     

    Diverse verhalen betreffende de boerderij Abbink. 
      www.oudzelhem.eu

     

    Deze oude hoeve werd vroeger omringt door een gracht met een eekwal, een brede heg van eikenhakhout en doornstruiken.

    ARCHIEF VAN DE SINT ANTHONY GROOTE BROEDERSCHAP 1451-1934
    25 mei 1536.

    Joachim Horstinck, richter te Zelhem vanwege heer Kairle, hertog van Gelre enz., oorkondt, dat Wennemer Staerinck en Mechtelt Abbinck, zijn vrouw, een jaarrente van 2 goudguldens gaande uit hun goed Abbinck, gelegen in het kerspel Zelhem in de buurschap Halle tussen Jolinck en de oude landweer, hebben verkocht aan Wolter van Haevell genaamd Elger en Wendell Kosters, zijn vrouw. Gegeven in den jair ons heren duesent vijffhondert ind ses en dartich ipso die Urbani.

    1558:
    Eigendomsbewijs voor Willem van Baer, drost te Lingen, en zijn vrouw Elske Ryperbant van het goed Abbinck in het kerspel Zelhem, buurschap Hall, afkomstig van Lubbert ten Velde en diens vrouw Styne. (Gelders Archief)

     


    Stokerij van gebrande wateren- Graafschapsche Genever op “Abbink”.
    Artikel van E. Somsen-Lieverdink

    Zelhem kende in 1702 Waander Egelinck als distillateur en Evert Oberink, die op 08-12-1757 benoemd werd tot brander, tot zijn ontslag op 07-06-1763.
    Het Graafschap Zutphen had de monopolie over de gebrande wateren, die zodoende zeer ruime accijnsinkomsten brachten.
    In 1796 heeft Dirk Bennink in het dorp Zelhem een jeneverbranderij opgericht.

    In Halle richtte Dirk (Derk) Abbink rond 1799 een jeneverbranderij op. De branderij stond naast zijn boerderij "Abbink” aan de Pluimersdijk (22) en was speciaal voor dit doel gebouwd. Rondom de boerderij had Dirk Abbink voldoende hakhout voor de distilleerketel.
    Het nieuwe nationaal belastingstelsel uit 1806 legde een te grote belastingdruk op de jeneverbranders zodat hun aantal sterk afnam.
    De opheffing van het monopoly stelsel zorgde tevens voor een aanvoer van Hollandse jenever, zodat de concurrentie erg groot werd. De kwaliteit van de Zelhemse jenever was net zo goed als de Hollandse maar de kwantiteit bleef door de water kwaliteit achter.
    In 1808 was er per wet besloten dat de jeneverstokers toestemming van de minister van financiën van de Landdrost moesten vragen om te blijven stoken.
    Dirk Abbink had deze verzuimd, de ontvanger der accijnzen in Zelhem, Jhr. Evert Jan Wentholt had hem hier op gewezen en per direct verboden graan te laten malen en hiervan jenever te stoken.
    Nadat verzoeken aan de Landdrost in Zutphen niet beantwoord werden, wendde Dirk Abbink zich op 20 januari 1809 tot de Koning.
    Als landbouwer wilde hij op een eerlijke wijze in zijn bestaan kunnen voorzien en was de jeneverbranderij een welkome aanvulling op zijn inkomen.
    Dirk Abbink had minstens 5 kinderen van zijn overleden, eerste vrouw; Jenneken Hallerdijk en bij zijn tweede vrouw Janna Hoeve ook al 7 kinderen.
    Om al deze monden te voeden waren de inkomsten uit het boeren bedrijf op Abbink niet toereikend.
    Het verzoek aan de Kroon werd zeer waarschijnlijk niet gehonoreerd, waardoor er na 1811 geen jenever branderijen meer in Zelhem bestonden.
    De branderij van Dirk Abbink bestond destijds uit een ruwketel (rouselketel) voor de eerste distillatie, ter grootte van twee amen of acht ankers water, drie beslag kuipen en als de jenever gereed was, werd deze opgeslagen in twee amen, drie halve amen en twee ankers. Een Amsterdamse aam = 153.6 liter, een anker ¼ aam=38.4 liter.

    Bron: R.H.C van Maanen.

     


    Maalderij “Abbink” in Halle.
    Artikel van E. Somsen-Lieverdink

    Dat Zelhem in het verleden 7 molens had is bekend bij veel mensen, maar dat er in het buitengebied van de gemeente diverse graan- korenmaalderijen zijn geweest is minder bekend.
    Deze maalderijen waren aan de buitenkant niet herkenbaar als molen omdat er een stoom -of petroleummotor als aandrijving voor de maalstenen was.

    Op boerderij Abbink, destijds Pluimersdijk 22, vraagt in 1901 A.G.W.A.D.L. Heuzinkveld een Hinderwet vergunning aan voor het oprichten van een bakkerij en stoomkorenmolen op kadaster nr. D 825.
    Boerderij Abbink was tot die tijd een gewone boerderij met een tijd lang een distilleerderij. En met een eeuwen oude geschiedenis die dateert van vóór 1536. Er zijn archeologische vondsten uit de 13e eeuw bekend.

    Als de vrouw van Jan Abbink in 1887 overlijdt en Jan in 1892 naar D3 “Oosterink” vertrekt, besluit de nieuwe bewoner A. Heuzinkveld, die in 1892 als bakker uit Lonneker kwam en in 1898 een nieuw voorhuis bouwde, om er een bakkerij annex korenmaalderij van te maken.
    Met de korenmolen van Coops in de directe omgeving werd dit geen groot succes.

    Nadat zijn vrouw overleden was verkoopt Heuzinkveld in 1903 de boerderij met bakoven en maalderij aan G.W. Legters die uit Belscheid (Dld) kwam. De fam. Legters boerde vervolgens tot 1980 op "Abbink” en vertrekt na de verkoop van de boerderij en omliggende gronden aan de gemeente Zelhem t.b.v. uitbreiding van de woningbouw, naar boerderij "Eelderink”aan de Halle-Nijmanweg 1.

    Nadat boerderij “Abbink” in 1981 door R. de Planque Jr. was aangekocht van de gemeente Zelhem en leeg stond om te worden gesloopt had de archeologische werkgroep van de Oudheidkundige Vereniging Salehem, de gelegenheid en toestemming van de eigenaar om rondom het huis 4 sleuven te graven voor archeologisch onderzoek.
    Aan de hand van het schervenmateriaal blijkt dat er al vanaf de 13e eeuw aantoonbare bewoning op boerderij Abbink is geweest en werd een gewelfd fundament blootgelegd.

Laatst aangepast op dinsdag 15 december 2020 14:53