Ds. David Vos(s)    Stichting Oud Zelhem
       
 Bron:  12 Eeuwen Lambertikerk  Artikel door:  H. Jonas en H.M. Somsen
Auteur:  Gerrit Rijsdorp    
 Naam:  David Vos(s)    
 In functie:  1674 - 1694    
 Geboorteplaats:  Doesburg    
 Overleden te:  Zelhem  Datum:  1695
 Gehuwd met:  Essela van Bronckhorst    
   Jannetje Dimmendal, wed.   Jan Coops    
 Trouwdatum:  (1) ?    
   (2) 1689    
       
 Heeft gewoond aan:  pastorie-wheeme Koetstraat 1
  nu  Burgem. Rijpstrastraat 
   

 

Deze dominee is mogelijk begraven in het koor van de Lambertikerk.

David Vos(s)
Door G. Rijsdorp


David Vos is in Doesburg geboren. Eerder gehuwd met wijlen Essela van Bronckhorst. Hij hertrouwt in 1689 met Jannetje Dimmendal, weduwe van Jan Coops, molenaar te Zelhem10. Na zijn overlijden in Zelhem in 1695 zal hij in de kerk binnen de dooptuin zijn begraven. Predikant Zelhem 1674. Emeritaat 1694.

Uit het armenrekenboek is bekend dat David Vos getrouwd is geweest met Jantje Dimmendal. Als weduwe legateert zij bij testament ƒ 50,-. Op 17 augustus 1726 betalen de erfgenamen die ƒ 50,- met vier jaar rente, tesamen ƒ 60,-. Het betekent dat zij mogelijk in 1721 is overleden.

In het Markeboek van de Zelhemmer-Hattemer Mark staat genoteerd dat tijdens de holting (= vergadering) van de Marke de Heer Pastoor Vos (predikant van Zelhem) is voorgeleid, die vertelt dat hij Den Bettelt, liggende in de Zelhemse heide heeft gekocht en hij vraagt of hem wordt toegestaan de klinklien [= veen of tussenstukje] recht om egale vrochte [= hekwerk] te hebben moge aengraeven. Het verzoek van de Heer Pastoor Vos wordt om redenen toegestaan en vereert.

Concubinaat, dronkenschap en boetpredikatie van David Vos
David Vos zorgt helaas ook voor tweespalt binnen de kerkelijke gemeente. Tijdens de classis van april 1676 wordt al gesproken over het concubinaatschap van ds. David Vos! Tijdens de classis van 9 april 1678 notuleert de scriba: Betreffende het concubinaatschap tot Selhem blijft de H.H. Inspectoren aenbevolen om sulks bij particulier request den Ed. Hove te remonstreren.
In 1679, 1680, 1681 en 1682 komt zijn concubinaat ter sprake, maar er wordt weinig aan gedaan. In 1686 wordt hem bevolen op de classisvergadering aanwezig te zijn, maar dan wordt genoteerd, dat hij aan zijn been gewond is en niet kan komen. In april 1688 schrijft ds. Vos niet op de classis aanwezig te kunnen zijn. Wel zijn op die vergadering vertegenwoordigers van de kerkenraad en de gemeente aanwezig. Zij klagen zijn regelmatige dronkenschap en over zijn omgang met de mulderse. Zij is de weduwe Jantjen CoopsDimmendaal. [Coops was molenaar, vandaar dat zij de mulderse werd genoemd]. Nu grijpt de classis wel in. De inspectoren van de classis komen naar Zelhem. Op 5 augustus 1688 bevestigt richter Abraham Eerligh van Zelhem dat hij in aanwezigheid van kerkmeester Derck Aelderinck en diaken Aerent Benninck een brief van de inspector Frater Beckers, wonend Borculo, aan de predikant heeft overhandigd. Daarin worden zijn openbare dronkenschap en familiaire omgang met een weduwe verwoord. Op diezelfde dag schrijft David Vos een brief aan dezelfde inspector waarin hij zich met wat algemeenheden verdedigt, omdat hij tijd nodig heeft om zijn verdediging te onderbouwen. Die onderbouwing verwoordt hij in zijn brief van 10 augustus 1688. De weduwe Jantjen Coops-Dimmendaal zou zijn toekomstige vrouw zijn. Zijn broer Hendrik Vos(s), zijn zwager Goswijnn van Bronckhorst, die burgermeester van Doesburg is, en Gerhardt van Bronckhorst hebben deze brief als waarheid mede ondertekend. Door de geruchten waren de ‘huwelijksproclamatiën’ opgehouden, maar die zullen aanstaande zondag worden afgeroepen. Hij vraagt de inspector hem niet te ontheffen uit het ambt om zo zijn vijanden niet al te zeer te verblijden en binnenkort is hij gehuwd. Over zijn dronkenschap schrijft hij in deze brief niet.

Wie vijanden heeft, heeft ook vrienden die zich voor je inspannen. Jan Luickinck, Berend Lukincg, Derck Blueminck, Jan Buijnck, allen ouderling; Lucas Swietinck en Derck Aelderinck, kerkmeesters; Arent Boussinck, Coop Henninck, Evert Dimmendall en Jan Wijlbrijnck allen diaken, schrijven op 24 augustus 1688 aan de classis Zutphen. Zij zetten uiteen dat deze Zelhemse predikant dag en nacht klaar staat om zieken te vertroosten en de gemeente na goed onderwijs minnelijk nodigt aan de tafel. Hij catechiseert de kinderen als een vader, behandelt een ieder naar zijn bekwaamheid en staat de mensen met raad en daad bij. Zij spreken de hoop uit dat de classis met de aangevangen censuur niet verder zal gaan, maar zal opheffen en de predikant weer in eer zal herstellen en zijn dienst in de week en op zondag weer kan waarnemen. Ook het huwelijk met de weduwe van Jan Willem Coops zal positief bijdragen en men hoopt dat de predikant die de gemeente uit het pausdom heeft getrokken, dat nog vele jaren zal mogen doen en dat twist en tweedracht de gemeente niet zal verscheuren.

Op 25 november 1688 schrijft David Vos weer aan inspector Becker. Het gaat dan om een beroep naar Angerlo en Ruurlo dat hij graag uitgesteld zou zien. Ook moet hij een examen afl eggen, maar de gemeente wil hem behouden, zodat hij en de kerkenraad een door allen ondertekend klein rekest naar de inspector stuurt. Daarin wordt een aantal redenen opgesomd:
 > De uitdeling van het Heilig Avondmaal staat voor de deur.
> Het catechiseren zonder predicatie zou verslapping geven en de school zou verlopen.
> De gemeente zou jaren zonder herder zijn, dwalen als schapen en niet kunnen leven zoals het behoort.
> Er zou alleen ’s morgens gepredikt kunnen worden en niet ’s middags, zodat men vergeefs komt en men de herbergen gaat bezoeken, waar dikwijls veel ‘ongelegenheid’, vloeken en schelden voorvalt. Uit het vervolg blijkt, dat de argumenten helpen en dat hij mag blijven.

In 1691 ontvangt men weer klachten over hem. Ds. Vos zou niet samenwonen met zijn vrouw en een van de diakenen had hem weer dronken gezien. Daarop belooft ds. Vos zijn leven te beteren. Maar daar is de classis niet tevreden mee. Ds. Vos moet de vergadering verlaten en de classisleden besluiten als volgt:
 > Een Inspector krijgt opdracht naar Zelhem te gaan en daar op een zondag tijdens een openbare dienst te spreken over de ergerlijke levenswijze van ds. Vos.
 > Ten tweede zal ds. Vos in de middagdienst schuld moeten belijden en een boetpredicatie moeten houden.
> Ten derde zal hij een akte moeten ondertekenen, dat in geval van voortzetting van zijn fouten hij zal worden ontheven uit het ambt. Dan mag ds. Vos weer binnenkomen en de drie regels aanhoren, waarna hij belooft zich daaraan te zullen houden. Tijdens de classis van 1692 heeft een Doesburgse moeder een klacht over ds. Vos. Tegen haar wil en weten heeft ds. Vos haar zoon getrouwd met een roomsgezinde vrouw, uitsluitend op attestatie van de legerpredikant. De classis is zeer ontstemd en weer gaan de inspectors naar Zelhem. Maar tevergeefs, hij is niet thuis. In augustus gaan zij weer naar Zelhem maar met het verslag is de classis niet zo gelukkig. David Vos had wel wat meer berouw voor zijn misdaad mogen tonen. Ook de Zelhemse kerkenraad wist niet dat ds. Vos zo’n huwelijk had gesloten. In april 1693 komt de kwestie alweer ter sprake. De richter van Zelhem laat zich niet onbetuigd en schrijft dat hij eveneens zeer ontstemd is over de kwestie

 Toch blijft de classis pappen en nathouden. Ds. David Vos is lichamelijk erg zwak en om nog andere redenen beperkt men zich tot een ernstige berisping. Tijdens de classis van mei 1694 wordt een verzoek van Zelhem behandeld. Vanwege zijn slechte gezondheid vraagt men een tweede predikant. Op 8 augustus 1694 wordt het verzoek opnieuw in behandeling genomen. Ds. Vos krijgt min of meer emeritaat.