omschrijving_ortskommandant
Cornelis Verbeek, beter bekend als Kees van de Meister uut de Velswiek,
  hij voelt zich ondanks dat hij al jaren in Finland woont nog steeds Achterhoeker.

 

Bij de Ortskommandant, door Kees Verbeek

 

Omdat ik weet, dat ik vele malen in mijn leven uit de dood ontsnapt ben wil ik dit graag aan anderen vertellen, omdat ik geloof in een Hogere Macht of dat wij als mensen misschien door Engelen bewaard worden. Ieder is immers vrij om op den een of andere manier te geloven of dit helemaal niet te doen. Voor mij zijn het wonderen.

Het moet in de jaren 1940-1942 geweest zijn, dat ik met mijn broer Jakob door Doetinchem fietste, door de Van Nispenstraat op weg naar huis, vanaf de school. Ons land was overvol van Duitse soldaten, zo ook in Doetinchem. Op het trottoir liepen enkele soldaten te flirten met Hollandse meisjes. Jakob die de hele invasie haatte, kon niet zien, dat ze ook onze meisjes probeerden te verleiden.
Opeens hield hij zijn vaart even in en schreeuwde zoiets als Och wat! en daarna fietsten we zachtjes verder, onder het gemopper van mijn oudere broer, de ds. van Dijkweg in en verder naar huis.

Na enkele minuten hoorden we een vreselijk geschreeuw in het Duits achter ons en een van de soldaten zat ons achterna, vloekend en tierend en hij kwam al gauw naast ons fietsen.
Was haben Sie gegen die deutsche Soldaten? schreeuwde hij. Schweinhunde! ging de Duitser verder. Ja" zei Jakob, die gibst es ja mehr! Was schreeuwde hij nog woedender, was meinst Du? Ja, hier zei Jakob en wees naar mij. Jetzt mit nach dem Ortskommendant und schnell! Wij volgden hem of liever we werden door hem verder gejaagd naar het huis Avondrood aan de ds. van Dijkweg, waar de Plaatselijke Kommendant der Wehrmacht zijn hoofdkwartier had. Hij schreeuwde en schopte ons naar binnen, voor een grote, brede tafel, waar de jonge Ortskommendant op zijn troon zat.

Ook hij schreeuwde en vloekte tegen ons en zei net als de soldaat:Was haben sie gegen die deutsche Soldaten? Nou nichts zei Jakob heel rustig. En we stonden met onze handen in de zakken van onze regenjassen voor hem. Hände aus die Tasche schreeuwde hij. Als je hier binnenkomt, heb je niet je handen in de zak, maar sta je in de houding voor een duitse Offizier, verstanden? schreeuwde hij weer. Jawohl kwam het rustig van ons beiden. Jawohl, herr Ortskommendant! schreeuwde hij. Als het nogmaals gebeurd werden sie eingesperrt and dann bekommen sie jeden Tag nur wasser und Brot, verstanden? Jawohl, herr Ortskommendant, schreeuwden we beiden met bevende stem. Und jetzt heraus! was de laatste schreeuw, die we van hem hoorden en waarna we via de Kruisberg naar huis fietsten.

We zagen er beiden tamelijk bleek en bevend uit toen we op weg naar huis fietsten, zonder een woord te wisselen. Voor de zekerheid hebben we dit voorval nooit thuis of aan anderen verteld. Maar in een Duits concentratiekamp hadden we het zeker nooit overleefd.