Dokter Isaak Cohen in Halle, joodse arts in de oorlog.

Het eerste gedeelte is eerder gepubliceerd in de Kronyck 148, juni 2013. Het tweede gedeelte is een aanvulling gepubliceerd in Kronyck 149, september 2013.

Door Jan Oonk.

Het is een bijzonder verhaal, de geschiedenis van de joodse dokter Isaak Cohen die als huisarts actief was in Halle gedurende het laatste halfjaar van de oorlog, van eind oktober 1944 tot in mei 1945. Onopgemerkt door de Duitse bezetter en zijn handlangers wist hij op die manier zijn gezin veilig door de bezetting te loodsen en te behoeden voor deportatie.

 

Mijn verhaal met betrekking tot dokter Isaak Cohen begint ergens in de zomer van 2012, tijdens een bezoek aan mevrouw Dien Goldewijk-Konink aan de Hobelmansdijk. Gerrit Nijhof uit Halle heeft me al eens verteld dat Dien nog interessante verhalen kan vertellen uit de oorlogsjaren en dat blijkt helemaal te kloppen. Dien, geboren in 1926, was in de oorlogsjaren (vanaf 1941) werkzaam als hulp in de huishouding bij dokter Meijering in Halle. Ze heeft van dichtbij meegemaakt dat de dokter op eerste kerstdag van 1942 moest assisteren bij de bevalling van Lenie Jacobs, een joodse onderduikster die verborgen zat in de kerktoren van Zelhem. De Zelhemse arts Diephuis was er niet die dag, vandaar dat Meijering werd ingeschakeld. Omdat het kind, Jan genoemd, erg zwak was werd een couveuse geregeld bij het ziekenhuis in Doetinchem, waarna Meijering het opnam in zijn gezin. De huilende baby riep echter de nodige vragenen argwaan op tijdens de spreekuren en daarom werd het kindje na drie weken elders ondergebracht. Mevrouw Meijering schrijft daar zelf ook over in haar herinneringen aan de oorlog (www. oudzelhem.eu).

Dien was er ook bij toen op de avond van 10 augustus 1944 de Landwacht een inval deed bij Meijering. Dat wil zeggen, Dien had die dag vrij vanwege de bruiloft van een vriendin, maar de andere morgen kreeg ze het hele verhaal te horen. Tijdens de huiszoeking werden de twee joodse onderduikers ontdekt, een moeder en dochter, die de dokter verborgen hield. De twee vrouwen werden opgepakt, evenals dokter Meijering zelf. Meijering werd afgevoerd naar een strafkamp in Duitsland, maar wist de ontberingen te doorstaan en kwam uiteindelijk na de bevrijding in juni 1945 weer thuis. De twee onderduiksters hebben de oorlog niet overleefd.

Halle zat dus na 10 augustus 1944 zonder huisarts. Kort daarop kwam echter ene dokter Lindekamp de praktijk overnemen, weet Dien te vertellen. ‘Na de bevrijding hoorden we dat hij eigenlijk Cohen heette', vertelt ze dan en passant. Een dokter Lindekamp in Halle tijdens de oorlog, die jood blijkt te zijn en eigenlijk Cohen heet? Dat is een apart verhaal waar ik nog wel iets meer over wil weten. Maar het is ongeveer alles wat Dien kan vertellen. Het gezin Lindekamp woonde in bij fietsenmaker Eenink aan de Zieuwentweg 5 in Halle, dat weet ze nog wel. Misschien dat Lijs Mebelder-Abrahams nog iets meer kan vertellen, die toen op boerderij Rozengaar woonde, op een steenworp afstand van Eenink. Dus maak ik een afspraak met Lijs Mebelder. Zij kan het verhaal bevestigen, dokter Lindekamp was erbij toen haar oma overleed op 2 december 1944. Ze meent zich ook te herinneren dat de dokter drie dochters had. De jongste twee mogelijk een tweeling die bij haar jongere zuster in de klas zaten op de lagere school, al was het wel opvallend dat de ene rossig haar had en de ander zwart. Ze noemden zich in ieder geval Annie en Truus en kwamen ook regelmatig spelen op Rozengaar. De oudste dochter heeft ze pas bij de bevrijding gezien, omdat ze als een van de weinigen Engels kon praten met de geallieerde soldaten. Veel meer weet ook zij niet van dokter Lindekamp/Cohen. Het enige dat ze nog toe kan voegen is dat ze ooit gehoord meent te hebben dat hij uit Apeldoorn kwam.

Hoofdgebouw Apeldoornsche Bosch ca. 1930Het hoofdgebouw van de Joodse Psychiatrische inrichting Het Apeldoornsche Bosch in 1930. Foto: Wikipedia.

PROEFSCHRIFT
Tegenwoordig is dan de eerste stap om achter de computer te kruipen en te googelen op de naam Isaak Cohen, maar dat levert in dit geval geen enkel aanknopingspunt op. Al googelend stuit ik wel op de naam Hannah van den Ende, afgestudeerd als arts en bezig met een proefschrift over joodse artsen voor, tijdensen na de oorlog. Inderdaad komt de naam Isaak Cohen voor in haar bestand. 'Hij was als huidarts werkzaam voor de joodse psychiatrische inrichting Het Apeldoornsche Bosch (leeggehaald door de bezetter op 21 januari 1943) en werkte ook voor de medische afdeling van de Joodse Raad. Het gezin woonde in Apeldoorn aan de Regentesselaan 18 ...' schrijft ze. Ze noemt ook zijn drie kinderen met hun geboortedatum: Henny Betje, Hans Salomon en Arma Mieke. Dit moet hem zijn, met de opmerking van Lijs Mebelder over Apeldoorn in gedachten, al wijkt haar verhaal over de drie dochters af van de versie van Hannah van den Ende. Dat is een detail dat we voorlopig even laten rusten. Hannah van den Ende weet ook nog te melden dat Isaak Cohen vergeefs geprobeerd heeft op de zogenoemde Barneveldlijst te komen. Een protectielijst van de secretarissen-generaal Frederiks en Van Dam, die uiteindelijk ook geen echte bescherming bleek te bieden. Deze groep mensen is van het kasteel De Schaffelaar in Barneveld op 29 september 1943 naar Westerbork gebracht en van daaruit naar Theresienstadt gedeporteerd', schrijft ze. Over de verdere lotgevallen kan ook zij niets melden.

Duidelijk is dat Cohen, achteraf bezien, geluk heeft gehad dat hij niet op die Barneveldlijst is gekomen en in de verleiding is gebracht om daarop te vertrouwen.

Dr. Cohen met zijn gezin Halle De familie Cohen, met v.l.n.r. dochter Henny, vader Isaak, zoon Hans, moeder Hendrika en dochter Annemiek. De foto dateert waarschijnlijk van kort na de oorlog, toen de familie Cohen was teruggekeerd naar Apeldoorn.

 

NIW,  Nieuw Israëlisch Weekblad

Een aanvraag van een persoonskaart bij het Centraal Bureau voor Genealogie (CBG) in Den Haag levert niets op, wat er op wijst dat hij niet in Nederland is overleden. Waarschijnlijk geëmigreerd, en dan komt Israël natuurlijk al gauw in beeld. Op zoek naar nazaten die het verhaal al dan niet kunnen bevestigen wend ik me ook nog tot de Nederlandse Kring voor Joodse Genealogie. Dokter Isaak Cohen uit Apeldoorn komt daar eveneens in de bestanden voor, maar over zijn verdere wel en wee en eventuele nazaten is daar evenmin iets bekend.

Als tip adviseren ze om eens een oproep te plaatsen in het Nieuw Israëlisch Weekblad (NIW), dus begin december deze route maar eens geprobeerd. Het levert een aantal reacties op, maar geen ervan heeft direct te maken met Isaak Cohen. Daarna blijft het weer stil. Terwijl ik nog wat andere tips op een rijtje zet die mogelijkeen aanknopingspunt kunnen bieden (zoals het bejaardenhuis Beth Juliana in Israël) komt er opeens een telefoontje van mevr. Riek Levie uit Ramat Gan. Een kordate dame van 83, geboren in Zwolle en in 1953 geëmigreerd naar Israël. Zij kent de familie Cohen. Er zijn blijkbaar al wat vage contacten geweest tussen de families Levie en Cohen voor de oorlog, maar pas in Israël (als ze daar aankomen worden ze door de familie Cohen opgevangen) is een hechtere vriendschap ontstaan. Haar zus was een vriendin van Annemiek Cohen, de jongste dochter van dokter Cohen. Henny en Annemiek leven niet meer, van Hans weet ze het niet zeker. Zij zal nog eens proberen contact te leggen met de kleinkinderen.

HERINNERINGEN
Dan komen de zaken opeens in een stroomversnelling. Nog voor het jaar om is heb ik contact met Zvia Faur, de oudste dochter van Annemiek. Haar oom Hans is begin 2012 overleden, maar er moet volgens haar een schrift zijn waarin hij zijn levensverhaal heeft opgetekend. Ze zal er haar nichten eens naar vragen.

In de eerste week van januari krijg ik een e-mail van Sharon Strauss, een van de drie dochters van Hans. Inderdaad, haar vader heeft zijn herinneringen aan de oorlog opgetekend in een boekwerkje, later nog aangevuld met zijn verdere levensverhaal na de oorlog. Ze moet het opzoeken en dan zal ze het me in digitale vorm toezenden. Een dag later volgt al de digitale versie van het verhaal, alles bij elkaar 55 A4'tjes. Aangeduid als thebook of Nathan, want bij aankomst in Israël blijkt hij zijn voornaam Hans te hebben ingewisseld voor Nathan. Later volgen ook nog foto's van haar grootvader en zijn gezin. Het is in het Engels geschreven, hoewel zijn Nederlandse achtergrond op sommige momenten onmiskenbaar is. Voor het woord deel (in een boerderij) weet hij bijvoorbeeld ook na bijna veertig jaar nog geen goed Engels woord.In het eerste deel staat de episode in Halle inderdaad opgetekend, plus alles wat eraan vooraf ging. Dan blijkt het verhaal nog aanzienlijk complexer dan gedacht.

DERMATOLOOG
Het verhaal van dokter Isaak Cohen begint in Zuidlaren, waar hij op 12 maart 1899 wordt geboren als zesde van de zeven kinderen van het echtpaar Salomon Cohen en Hendrikje Rosenbaum. Hij heeft nog een oudere broer en vijf zusters. In 1914, als hij vijftien jaar oud is, verlaat hij de ouderlijke woning om een opleiding te volgen aan de kweekschool in Groningen, om in 1918 terug te keren naar Zuidlaren. In 1920 verhuist het gezin Cohen naar Groningen, waar het eerst woont op het adres Jacobstraat 8. Het jaar daarop wordt er verhuisd naar Jacobstraat Y6. Blijkbaar is het vak van schoolmeester toch niet zijn echte roeping, want Isaak is dan inmiddels gestart met een studie medicijnen aan de Universiteit in Groningen.

Na zijn studie trouwt hij met Hendrika Rosenbaum (geboren 2 juni 1902) en begint een huisartsenpraktijk in Heiloo, in de buurt van Alkmaar. Daar worden hun oudste twee kinderen geboren, Henny op 13 oktober 1927 en Hans op 13 mei 1931. In 1933 verhuist het gezin naar Utrecht, waar vader Isaak een studie volgt om zich te specialiseren tot dermatoloog. In Utrecht wordt de jongste dochter Annemiek geboren op 19 juni 1934. Die laatste naam wijkt wat af van het Arma Mieke zoals Hannah van den Ende die geeft en waarbij ze zich baseert op de gegevens van de Joodsche Raad. Blijkbaar is ze onder de naam Arma Mieke in het doopboek genoteerd, maar gaat ze verder door het leven als Annemiek. Volgens Hans waren zijn ouders niet religieus, al hielden ze zich wel aan de joodse voedingsregels en werden de joodse feestdagen in acht genomen. Met hun rossige haar zagen ze er niet typisch joods uit, schrijft hij ook nog.

Na zijn studie tot dermatoloog begint Isaak in 1937 een eigen praktijk in Apeldoorn op het adres Regentesselaan 18, tegenover het Oranjepark iets ten noorden van het centrum. Daar wordt het gezin in 1938 uitgebreid met de komst van Gertrude, schrijft Hans. Een joods meisje even oud als Annemiek, dat door haar ouders in Duitsland uit veiligheidsoverwegingen naar Nederland is gestuurd omdat de situatie voor hen steeds bedreigender wordt. Een broer en zus van Gertrude worden om dezelfde redenen ondergebracht in Deventer. Kijk, opeens klopt het verhaal van Lijs Mebelder.
Cohen 4Een naoorlogse foto van Gertrude, het Duitse meisje dat in 1938 deel uit gaat maken van het gezin Cohen en gedurende de hele oorlog het wel en wee van het gezin deelt. Gertrude emigreert later naar de Verenigde Staten.

Annemiek was ongetwijfeld Annie en Gertrude was Truus, de tweelingzusjes die bij haar zuster in de klas zaten. Al waren het dan geen echte zusjes. Alleen Hans is aan haar aandacht ontsnapt, omdat hij zich in de periode in Halle niet of nauwelijks in het openbaar heeft vertoond, zoals uit zijn aantekeningen blijkt.

BEPERKINGEN
Als de oorlog in mei 1940 uitbreekt vertrekt Isaak Cohen spoorslags met zijn gezin naar Hilversum, achter de waterlinie, in de hoop daar veilig te zijn voor het Duitse leger. Al snel blijkt dat dit een illusie is, waarna het gezin op de vierde dag na de inval doorreist naar de kust om de overtocht naar Engeland te maken. Als blijkt dat nergens nog een plaatsje te vinden is op een schip keren ze na twee dagen terug naar Hilversum. Een aantal dagen later ondernemen ze de terugtocht naar Apeldoorn. Aanvankelijk lijkt er niet zo veel veranderd en herneemt het leven zijn gewone gang, maar gaandeweg stapelen de beperkingen zich steeds meer op. In het voorjaar van 1941 mogen joden niet meer autorijden en kort daarop wordt de auto van Isaak Cohen geconfisqueerd. Nog erger is dat kort daarop joodse artsen wordt verboden om arische patiënten te behandelen en dat betekent het einde van zijn praktijk. Om toch nog enige bron van inkomsten te hebben wordt het praktijkgedeelte in de zomer van 1941 verhuurd als pension, voornamelijk voor joodse families uit de grote steden. Isaak zelf gaat in deeltijd werken als arts voor de joodse psychiatrische inrichting Het Apeldoornsche Bosch, waarvan het onderdeel Paedagogium Achisomoch was gereserveerd voor geestelijk gehandicapte kinderen. Na de zomervakantie neemt hij tevens een baantje aan als onderwijzer aan de joodse school in Apeldoorn, na schooltijd spoedt hij zich dan naar de psychiatrische inrichting.

ONDERGEDOKEN
Medio januari 1943 wordt Isaak Cohen door een politieman getipt dat de Duitsers van plan zijn om de joodse kinderen in Het Apeldoornsche Bosch die nacht af te voeren, samen met het verplegend personeel. Het is volgens Hans aanleiding om diezelfde avond met het hele gezin onder te duiken. Eerst in de garage van het vakantiehuis in Apeldoorn van de bevriende Amsterdamse tandarts Hunningher (mevr. Hunningher was een oude schoolvriendin van Hans' moeder), twee dagen later wordt het gezin opgesplitst en weggesluisd naar diverse onderduik adressen.

Henny en Hans vertrekken naar Amsterdam, waar ze worden opgevangen door prof. Zoon en zijn vrouw voordat ze een week later intrekken bij tandarts Hunningher aan de Weteringschans. Annemiek en Gertrude worden ondergebracht bij een familie in Velp en de ouders zelf duiken onder in Arnhem.Ondergedoken in een zolderkamertje (met daarboven voor noodgevallen nog een kleine schuilruimte tussen plafond en dak) verblijven Henny en Hans meer dan een halfjaar bij tandarts Hunningher, tot augustus 1943.

Cohen 3Theo van Dalen en zijn vrouw Betsie bij de uitreiking van de medaille behorend bij de benoeming tot the rightious among the nations. Deze onderscheiding werd uitgereikt aan niet-joden burgers die zich tijdens de oorlog hadden ingezet voor de redding van joodse medeburgers. De familie Van Dalen was op dat moment al geëmigreerd naar Australië.

In de loop van die maand worden ze opgehaald door politieman Theo van Dalen, in wiens boerderijtje in Gendt ze worden herenigd met de rest van het gezin. Van de weinig gebruikte zondagse kamer hadden Theo van Dalen en zijn vrouw Betsie een gedeelte afgetimmerd als schuilplaats, van daaruit was er ookeen directe verbinding naar de kelder. Dat werd vanaf dat moment hun leefwereld. Elders in het boerderijtje waren nog meer schuilruimtes gecreëerd, waar op verschillende tijden verzetsmensen en geallieerde piloten onderdak hadden gevonden. Hans verhaalt ook van Duitse deserteurs die bij Van Dalen zaten ondergedoken, na de inval in Normandië.

BOMBARDEMENT
Hans omschrijft Theo van Dalen als een forse blonde man van midden dertig, een markante en nogal opvliegende persoonlijkheid. Samen met twee andere onderduikers maakt Isaak Cohen deel uit van de verzetskern rond deze Theo van Dalen en raakt betrokkenbij allerlei verzetsactiviteiten in en rond Gendt. Zoals bij de overval op de administratieafdeling van de gemeente (om aan voedselbonnen en valse identiteitspapieren te komen), de ontvoering van de NSB-collega van Van Dalen en bij de sabotage van de plaatselijke conservenfabriek. Voor zijn hulp bij het ontsnappen van geallieerde soldaten aan de klauwen van de Duitsers ontvangt hij na de oorlog nog een dankbrief namens de Amerikaanse president, ondertekend door generaal Eisenhower. Als politieman was Van Dalen altijd vroegtijdig op de hoogte wanneer er razzia's werden gehouden. Hij waarschuwde dan alle boeren in de omtrek waarvan hij vermoedde dat ze onderduikers hadden.

Meer dan een jaar, tot in september 1944, leeft het gezin Cohen min of meer veilig in de schuilruimte in het boerderijtje van Theo van Dalen. In de nasleep van Market Garden en de Slag om Arnhem wordt de woning echter getroffen tijdens een geallieerd bombardement. Van Dalen heeft zelf de geallieerden getipt over Duitse tanks in zijn boomgaard, waarschijnlijk zijn die het doelwit geweest. Ironisch genoeg waren die echter net de nacht daarvoor vertrokken. Het huis verandert door een misser goeddeels in een ruïne. Wonder boven wonder zijn er geen slachtoffers, maar hals over kop moet er nu een nieuw onderkomen voor alle onderduikers worden gezocht.

LINDEKAMP
Als vluchtelingen uit Nijmegen, met valse papieren onder de naam Lindekamp, verblijven ze eerst enkele weken op een grote boerderij nabij de dijk, maar het is niet duidelijk of dat aan de Waal of aan het Pannerdens Kanaal is. Terwijl de hele omgeving door de Duitsers wordt geëvacueerd weet het gezin Lindekamp zijn verblijf daar te rekken tot eind oktober 1944, vanwege de eerstehulppost die vader Cohen had ingericht in de boerderij. In de tussentijd heeft hij tal van ondergedoken piloten en verzetsmensenals zwaar gewonde burgers, gewikkeld in bebloed verband (koeienbloed) per ambulance naar veiliger oorden weggesluisd. Dan worden ze echter ook door de Duitsers gesommeerd om te vertrekken, waarna ze het Pannerdens Kanaal oversteken en richting Doetinchem trekken.

Het is niet duidelijk waarom ze deze richting opgaan. Misschien heeft Isaak Cohen al iets opgevangen van de situatie in Halle, maar dat is niet zeker. Theo van Dalen en zijn vrouw gaan naar familie in Deventer. Zo'n 15 km noordoostelijk van Arnhem vinden ze onderdak in een klooster. Het kan bijna niet anders of dat is het St. Martinusklooster in Wehl geweest, van de congregatie Maria Onbevlekte Ontvangenis die daar sinds 1931 waren gevestigdop het terrein van de voormalige openbare school. (Het klooster sloot in 1988 zijn deuren, waarna het weer werd getransformeerd tot school. Sinds een brand in maart 2012 is het kinderdagverblijf). Isaak Cohen alias Lindekamp laat meteen bij aankomst weten dat ze joods zijn, maar dat maakt voor de abt geen verschil. Er hebben in de voorgaande oorlogsjaren al verscheidene joden onderdak gevonden in het klooster, laat hij weten. Voor zover lsaak Cohen al niet op de hoogte was van de gebeurtenissen in Halle dan moeten hier in gesprekken met de broeders de lotgevallen van dokter Meijering vast aan de orde zijn gekomen. En dat ze sindsdien in Halle zonder huisarts zitten. Misschien al in Gendt en anders in Wehl moet het vermetele plan zijn gegroeid om als dokter Lindekamp die leemte op te vullen. Terwijl moeder Cohen niet de kinderen in het klooster blijft, reist Isaak Cohen in ieder geval af naar Halle om zich op de hoogte te stellen van de situatie. Ongetwijfeld zal hij zich hebben gemeld bij mevrouw Meijering, hoewel deze er in haar herinneringen aan de oorlog geen melding van maakt. 

Cohen 2De doktershuis aan de Dorpsstraat in Halle (het tweede huis links), waar dokter Meijering zijn praktijk had.
De foto dateert van 1960 (foto: Harry SomsenlOud Zelhem.eu).


Hij weet blijkbaar ook woonruimte (twee kamers) te regelen bij de familie Eenink aan de Zieuwentseweg, net buiten Halle. Het ligt voor de hand dat zowel bij mevr. Meijering als Eenink zijn joodse achtergrond aan de orde is geweest, maar ook hier is dat blijkbaar geen struikelblok. Eenink heeft in een eerder stadium al joodse onderduikers verborgen, weet schoondochter Dinie Eenink. Die heeft hij, als hij vermoedt dat er verraad dreigt, op een nacht met spoed naar Ruurlo gebracht.Dan gaan de zaken opeens snel. Als hij terugkeert in het klooster meldt hij dat ze al de volgende dag naar Halle gaan verhuizen, het moet dan eind oktober of begin november 1944 zijn geweest.

HALLE
Richting Halle krijgen ze een lift van een boer met paard en wagen, die hen keurig afzet bij Eenink voor de deur. Hans beschrijft de rare gewaarwording om na zo'n twintig maanden in schuilruimtes te hebben geleefd opeens weer als vrije mensen rond te kunnen lopen. Mevr. Meijering heeft hen echter op het hart gedrukt om toch erg voorzichtig te zijn, omdat de situatie erg riskant blijft en niet iedereen te vertrouwen is. Annemiek en Gertrude gaan desondanks (als Annie en Truus) gewoon naar school in Halle en spelen ook met en bij andere klasgenootjes. Hans beperkt zijn eigen activiteiten vooral tot het helpen van Eenink met het werk op de boerderij, zoals het voeren van de koeien en het uitmesten van de stallen. In het voorjaar mag hij met paard en gierkar de wei in.

Hans beschrijft hoe vlak voor de bevrijding een terugtrekkende Duitse soldaat hem toebijt: 'Du bist eine Jude. Du halst deine Haare Rot gefarbt, aber mich kannst du nicht belugnen!, aldus de letterlijke tekst in Hans' memoires. De eerste opmerking klopt, maar niet dat hij zijn haar heeft geverfd. Volgens Riek Levie hadden Hans en Annemiek van nature zelfs vuurrood haar, Henny was wel wat donkerder.

Cohen 5Het huis van fietsenmaker Eenink aan de Zieuwentseweg in Halle, waar Isaak Cohen en zijn gezin onder de schuilnaamLlindekamp woonden. Het gaat dan met name om het achterste deel dat oorspronkelijk twee etages telde, het voorhuis is na de brand in 1959 bijgebouwd. Het witte gebouwtje links is de voormalige werkplaats.

Dokter Cohen alias Lindekamp doet ondertussen zijn werk als huisarts, blijkbaar zonder dat iemand enige argwaan koestert. Patiënten ontvangt hij in een schuurtje op het erf van Eenink, maar volgens Dien Goldewijk ook wel in de praktijk van Meijering. De benodigde medicijnen haalt hij uit Doetinchem. De alcohol om wonden en instrumenten te ontsmetten stookt hij zelf, heeft Lijs Mebelder al eens verteld. Hans schrijft dat hij zich laat uitbetalen in vlees, brood en andere levensmiddelen. Omdat er voldoende rundvlees is ruilt hij het varkensvlees weer tegen zaken die wel koosjer zijn. Als later die (honger-)winter de stroom vluchtelingen uit het westen op gang komt geeft hij het weg. Moeder Cohen karnt haar eigen boter en met behulp van vet en soda uit de apotheek begint ze ook met het maken van groene zeep. Die vindt gretig aftrek bij de boeren in de omgeving. Slechts één keer heeft zijn vader zich bijna verraden, schrijft Hans, als hij bij een huisbezoek een mizrach aan de muur ziet hangen met een stamboom. Een mizrach is een soort wandbord dat oorspronkelijk op de oostelijke muur werd gehangen om de richting van Jeruzalem aan te geven en daarmee de gebedsrichting voor westerse joden. Hans vermoed dat het roofgoed is, afkomstig van afgevoerde joden en daar zou hij best gelijk in kunnen hebben. Dokter Lindekamp begint mompelend de joodse tekst te lezen die op het bord staat, waarop de boer in kwestie hem vraagt hoe het komt dat hij die jodentaal kan lezen. Hij redt zich eruit door te verklaren dat hij enige tijd een priester opleiding heeft gevolgd en daar Hebreeuws heeft geleerd. De boer lijkt dat een aannemelijke verklaring te vinden.

APELDOORN 
In de vroege morgenuren van april 1945, eerste paasdag, is Halle plotseling bevrijd en trekken de eerste Canadese tanks door het dorp. Hans beschrijft dat de eerste geallieerde soldaten heel ruw optreden en bewoners hardhandig uit hun huizen gooien. Hij vermoedt dat ze nog denken dat ze in Duitsland zijn. Later op de dag wordt er een spandoek opgehangen met de mededeling dat ze in Nederland zijn. Omdat hij er rekening mee houdt dat de Duitsers nog met een tegenoffensief kunnen komen, drukt vader Cohen iedereen op het hart om nog te wachten met het onthullen van hun joodse identiteit. Maar als duidelijk wordt dat de Duitsers definitief zijn verslagen 'werden we weer joods', zoals Hans schrijft. Met de beschrijving van een kapotte geallieerde tank voor hun huis eindigen de herinneringen van Hans abrupt. In zijn vervolgverhaal over zijn herinneringen na de oorlog meldt hij dat hun woning in Apeldoorn inmiddels door anderen wordt bewoond. Navraag in Apeldoorn levert de volgende informatie op van Jan Heerze: 'Er zijn minstens drie huisnummers Regentesselaan 18 en op twee ervan woonden artsen. Aan de Regentesselaan 18 woonde tot 1953 een huisarts Hermanides. Die heeft toen zijn praktijk overgedaan aan de huisarts Katzenstein: hij is overleden, zijn vrouw woont er nog steeds. Aan de Regentesselaan 18-1 (nu 18a) woonde de huidarts Cohen. Als Cohen zich na de oorlog daar meldt, woont er een ander. Dat is naar alle waarschijnlijkheid de huidarts Roskott, maar het kan ook zijn dat er tijdelijk iemand anders heeft gewoond.' Blijkbaar woonde er op Regentesselaan 3 nog een dokter Hermanides, een broer van de hiervoor genoemde arts op nr. 18. De dokter Hermanides op nr. 3 wordt vanwege zijn NSB-verleden gearresteerd, waarna de familie Cohen hier hun intrek neemt. Zo is het in ieder geval opgetekend door Hans. Het is blijkbaar een noodoplossing waarmee alle partijen op dat moment kunnen leven. Of dat ook betekent dat Isaak Cohen de praktijk van de genoemde dokter Hermanides overneemt blijft onduidelijk. Heerze weet het niet en ook Hans meldt er niets over. Eind april of begin mei keert het gezin Cohen in ieder geval vanuit Halle terug naar Apeldoorn. In Halle neemt dan dokter Sander Israëls tijdelijk de huisartsenpraktijk waar. Eveneens een joodse arts, die samen met zijn vrouw Regina ondergedoken heeft gezeten bij de familie Breukelaar in Varsseveld. Daar is ook hun dochtertje Carla geboren. Hij komt uit Amsterdam, maar heeft hetzelfde probleem als Isaak Cohen, zijn woning en praktijk zijn inmiddels bezet door een andere arts. Israëls keert pas in augustus 1945 terug naar Amsterdam, in Halle neemt dokter Meijering zijn oude plaats in Halle weer in.

FAMILIE
Het blijkt niet zo eenvoudig om de draad weer op te pakken, want ook in de familie Cohen heeft de oorlog diepe sporen getrokken. De broer en vier zusters van zijn vader zijn omgekomen in vernietigingskampen, net als de meeste van hun kinderen. Alleen de vier (ondergedoken) kinderen van zijn tante Betje leven nog, net als vaders zus Anna met haar man en zoon. Zij waren tijdens het uitbreken van de oorlog in Nederlands Indië. Drie broers van zijn moeder zijn ook omgekomen, samen met hun kinderen. Alleen haar zus Mieke leeft nog.

Met uitzondering van haar jongere zusje blijkt de familie van Gertrude de oorlog op merkwaardige manier te hebben overleefd, maar dat wordt pas later duidelijk. Omdat een zoektocht naar de ouders van Gertrude aanvankelijk niets oplevert wordt ervan uitgegaan dat zij zijn omgekomen, reden voor Isaak Cohen en zijn vrouw om een adoptieprocedure in gang te zetten. De zaak loopt nog als er opeens iemand van het Rode Kruis voor de deur staat en meldt dat Gertrude's ouders zijn getraceerd in Zweden. Het blijkt dat ze hebben behoord tot een groep joden die de Duitsers naar Zweden hebben laten vertrekken, in ruil voor ijzererts.

De broer van Gertrude heeft de oorlog eveneens als door een wonder overleefd. Hij hoort samen met zijn zusje tot een groep joden die in Amsterdam naar het station worden geleid om op transport te worden gesteld. In een onbewaakt ogenblik stapt hij echter uit de rij, schiet om een hoek en belt op goed geluk aan bij het eerste het beste huis. Hij heeft het geluk dat de man of vrouw die open doet hem onmiddellijk binnenlaat zonder vragen. Zijn zusje wordt wel afgevoerd en komt nooit meer terug. Gertrude en haar familie emigreren later naar Amerika.

ISRAËL
Hans kan na de oorlog de draad maar moeilijk weer oppakken en ook de studie aan de HBS wil niet meer vlotten. Na de zomer van1946 besluit hij een opleiding te volgen in Gouda, waar joodse jongeren worden opgeleid voor een leven in Israël. De morgen bestaat uit lessen Hebreeuws, geschiedenis en informatie over de geografie van Israël, de middagen worden benut om het landwerk onder de knie te krijgen. Hans heeft wat dat betreft al enige ervaring opgedaan bij Eenink en dat is hem goed bevallen. In december 1947 vertrekt Hans met zijn groep medestudenten naar wat dan nog Palestina heet, onder Brits mandaat. Eerst per trein via Parijs naar Marseille en vandaar per schip naar Haifa. Vanaf dat moment ruilt hij zijn voornaam Hans in voor Nathan. In mei 1948 verlaten de Britten het land en wordt de onafhankelijke staat Israël uitgeroepen door Ben Goerion. Het land wordt meteen de oorlog verklaard door de omringende Arabische landen, maar als Hans/Nathan eind dat jaar wordt gerekruteerd in het leger is de strijd al goeddeels beslist. Na een kort verblijf in Eilatwordt hij gestationeerd in Moledet.

In het voorjaar van 1949, waarschijnlijk maart of april, ondernemen ook vader Isaak Cohen, zijn vrouw en dochter Annemiek de reis naar Israël. Dochter Henny blijft voorlopig in Nederland om haar studie af te maken. Het gezin gaat in Haifa wonen, waar Isaak Cohen de draad weer oppakt als dermatoloog in dienst van een ziekenfonds. Hij overlijdt daar op 27 februari 1980, zijn vrouw Hendrika is vier jaar eerder overleden op dezelfde datum.

Na zijn demobilisatie in het voorjaar van 1950 vertrekt Hans/Nathan naar de kibboets RamotMeir, later dat jaar naar de nieuwe nederzetting Arbel in de buurt van Tiberias. Daar werkt hij enige tijd als timmerman, maar besluit dan om een technische opleiding te gaan volgen. Vanwege zijn gebrekkige Hebreeuws doet hij dat aan een door de Engelsen georganiseerde opleiding in Tel Aviv. Omdat hij nog steeds een Nederlands paspoort heeft, voltooid hij het laatste deel van zijn studie in Nederland. In die periode woont hij bij zijn zus Henny en haar man in Arnhem. In 1963 keert hij terug naar Israël en gaat werken als mechanisch ingenieur voor de raffinaderij in Haifa. Hans trouwt met Judith Ruth de Zoete, uit het huwelijk worden drie dochters geboren, Sharon, Hadassahen Dana.

Cohen 6Foto uit 1972 van de familie Cohen in Israël. Op de voorgrond in het midden Isaak met zijn vrouw Hendrika. Links staand Annemiek met naast haar haar echtgenoot Benjamin Brechner. Daarnaast Iwan Levij en Henny. Rechts onder Judith de Zoete, de vrouw van Hans met hun twee dochtertjes Hadassah en Sharon. De foto is gemaakt door Hans (vandaar dat hij op de foto ontbreekt) ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van (groot-)moeder Hendrika.

Hadassah treedt als arts in de voetsporen van haar grootvader. Hoewel Hans als reservist wordt opgeroepen tijdens de Sinaï-oorlog van 1956 en de Zesdaagse Oorlog van 1967 raakt hij niet betrokken bij gevechtshandelingen. Annemiek trouwt met Simon Polak. Kort na de geboorte van hun dochter Zvia komt Simon om tijdens de Sinaï-oorlog. Annemiek hertrouwt later met Benjamin Brechner en uit dit huwelijk worden nog twee dochters geboren, Anat en Nava. Henny trouwt in Nederland met haar neef Iwan Levij en zal pas rond 1963 naar Israël emigreren, samen met hun zoon Jacob.


Cohen 7De brief namens de Amerikaanse president Truman, waarin Isaak Cohen wordt bedankt voor zijn hulp bij het ontsnappen van geallieerde soldaten. De brief is onder¬tekend door generaal Eisenhower.

 

Bronnen Dien Goldewijk-Konink Lijs Mebelder-Abrahams The book of Nathan, memoires van Hans/Nathan Cohen

Met dank aan Sharon Strauss-Cohen, HadassahLulav-Cohen, ZviaFaur, Hannah van den Ende, Riek Levie, Jan Heerz, Harry Somsen/Oud Zelhem


Dokter Isaak Cohen, aanvulling.

dooor  Jan Oonk

Onderstaand een aanvulling gepubliceerd in Kronyck 149, september 2013.

Op het artikel over dokter Isaak Cohen in Halle is een interessante reactie gekomen van mevr. Riet van Mierlo-Staring in Wehl. Het gaat met name over de tocht van de familie Cohen van Gendt naar Halle, nadat ze vanwege het oorlogsgeweld uit de Betuwe waren geëvacueerd. Zoon Hans Cohen schrijft daarover in zijn memoires ('The Book of Nathan') dat ze ongeveer vijftien kilometer na het oversteken van het Pannerdens kanaal aankwamen bij een 'cloister', een klooster dus, zonder verdere aanduiding. 'Het kan bijna niet anders of dat is het St. Martinusklooster in Wehl geweest', schreven we in het artikel.

Maar de vork zou toch iets anders in de steel kunnen zitten, blijkt uit het verhaal van mevr. Van Mierlo. Volgens haar gaat het niet om een klooster in de letterlijke zin, maar om de straat/buurtschap het Klooster in Angerlo, op een steenworp afstand van kasteel Bingerden. Daar stond een tiental boerderijen, waaronder die van de familie Staring (haar ouderlijk huis), en daar werd de familie Cohen opgevangen. Ze herkende dokter Cohen onmiddellijk van de foto bij het artikel, al meent ze zijn schuilnaam te herinneren als Linnebank (volgens Hans was het Lindekamp).

Het gezin Cohen maakte deel uit van een groep van zo'n 35 evacués die vanuit de Betuwe naar de Achterhoek trokken, vertelt mevr. Van Mierlo. Hun hele hebben en houden hadden ze op een kruiwagen geladen, die door vader Cohen werd voortgeduwd. Hij liep op afgedragen klompen, blijkbaar het enige schoeisel waarover hij nog beschikte. Onderweg waren ze nog vanuit vliegtuigen onder vuur genomen, waarbij twee mensen waren omgekomen, een zoon van de weduwe Burgers, een theologiestudent, en een dochter van het echtpaar Roelofs (of Roelofsen). Noodgedwongen had men beide aan de rand van de weg achtergelaten. Hans maakt in zijn verslag ook melding van de beschieting, maar niet van doden of gewonden.

Het gezelschap van zo'n 35 evacués werd verdeeld over drie vlak bij elkaar staande boerderijen, respectievelijk van de families Staring, Roelofsen en Schaars. Bij Staring, waar men met inbegrip van onderduikers en eerdere evacués al tien monden moest voeden, groeide dat aantal nu uit tot zo'n 25. Ze sliepen allemaal in de voorkamer op stro, alleen voor de weduwe Burgers (vanwege haar leeftijd) en de zwangere mevr. Van Driel waren bedden gereserveerd. De laatste was getrouwd met een slager, zodat af en toe een koe of varken (clandestien) geslacht kon worden om de schamele rantsoenen aan te vullen. Het vlees werd gedeeld met de andere twee families. Onder de groep evacués was ook het gezin Cornelissen met drie kinderen. Volgens mevr. Van Mierlo was dat het laatste onderduikadres vande familie Cohen in de Betuwe, voordat ze werden geëvacueerd.

Als goed katholiek gezin werd er 's avonds gebeden voor het slapen gaan. Het echtpaar Cohen trok zich dan discreet terug onder het mom dat ze vroeg naar bed wilden, maar de kinderen Cohen deelden volledig in het ritueel.

Na een dag of vier nam Isaak Cohen vader Staring apart en deelde hem mee dat hij Jood was en dat hij bang was de veiligheid van het hele gezelschap in gevaarte brengen. Daarom wilde hij verder trekken en elders onderdak zoeken. Volgens mevr. Van Mierlo was het haar broer Hendrik (geb. 1915) die daarop het onderkomen bij Eenink in Halle regelde. Hendrik maakte (net als jongere broer Theo) deel uit van het verzet en kende als zodanig overal onderduikadressen.

Het blijft in deze lezing onduidelijk of Isaak Cohen met Halle op de proppen is gekomen, omdat hij wist dat ze daar verlegen zaten om een arts, of dat dit een toevalstreffer was van Hendrik. In ieder geval werd de familie Cohen de volgende dag met paard en kar naar Halle gebracht, ofwel door Hendrik ofwel door buurman Roelofsen, dat durft mevr. Van Mierlo niet meer met zekerheid te zeggen. Dat Isaak Cohen eerst in zijn eentje naar Halle is getrokken om te spreken met de vrouw van dokter Meijering, zoals Hans schrijft, daarvan heeft ze geen herinnering.

Mevr. Van Mierlo weet zich ook te herinneren dat de familie Cohen in het voorjaar van 1949 nog een keer op bezoek is geweest, om afscheid te nemen voordat ze naar Israël vertrokken. Hans Cohen schrijft in zijn memoires dat zijn ouders in Israël nog een boom hebben geplant uit dank voor hun hulp. Al heeft hij het ook dan over een boom voor 'themonks'. (de monniken) Het is duidelijk dat hij altijd in de veronderstelling is gebleven dat hij met een echt klooster had te maken.

Dr. Cohen met zijn gezin Halle  Het gezin Cohen kort na de Tweede Wereldoorlog.

 

Website opmaak: H.M. Somsen.