Door Arend Nijhuis

 Bernard Polman

Bernard Polman

© Privécollectie familie Polman

In de Achterhoek was een kleine groep van Jehovah’s Getuigen actief. Ze wilden Hitler Duitsland niet ondersteunen maar ze gingen ook niet in verzet. De bijbel was hun gids en Jezus hun voorbeeld, had Jezus niet gezegd dat allen die het zwaard oppakken door het zwaard zullen vergaan? In 1943 ging Bernard Polman en zijn vrouw Dirkje met hen de bijbel bestuderen, prachtig vonden ze het. In december van dat jaar lieten ze zich dopen in een badkuip in een boerderij bij Doetinchem.

Bernard en Dirkje duiken onder

Ze woonden vlak achter het NSB kantoor aan het Worpplein 19 in Doetinchem en kregen daarom al gauw het advies om onder te duiken. Dirkje met hun dochtertje Johanna trok in bij Hanna Peppelman aan de Halseweg 41 in Zelhem. Hanna’s eerste man Eduard, was omgekomen op 13-05-1940 op de Grebbeberg, nu was ze getrouwd met z’n broer maar die was ondergedoken. Bernard mocht bij Gert Bruggink onderduiken, heerlijk buitenaf aan de Stadsedijk 13 en niet ver van Dirkje en z’n kleine meid.

Een nieuwe burgemeester

Af en toe moest Bernard schoon goed hebben natuurlijk, ook die maandag. Het was gezellig, vrienden waren gekomen. Ze spraken over de slag bij Arnhem, de berichten uit concentratiekampen, de zoektocht naar extra mannen. Burgemeester Rijpstra van Zelhem had van alles oogluikend toegestaan, nu zat hij zelf in een concentratiekamp in Duitsland. Zijn opvolger pakte het anders aan. Niemand had zich gemeld om te gaan werken voor Organisation Todt, maar ze wisten toch waar mannen woonden?

Opgepakt bij het onderduikadres

Toen de vrienden waren vertrokken werd er weer op de deur geklopt, iets vergeten waarschijnlijk, de eerste keer was Bernard wel de kelder ingedoken. Hanna deed open, "Wo ist Peppelman?" klonk het bars. Johanna dook in Bernards nek, Hanna stamelde dat Jan er niet was, "Dann kommt er mit!" en ze wezen naar Bernard. Kalm pakte hij z’n jas, hij keek enigszins geruststellend naar zijn lieve vrouw en gaf haar kleine Jo die er niets van begreep. Die dag werden er elf mannen opgepakt, ook Gert Bruggink: "De honden gingen tekeer, ik dacht dat jij thuis kwam, waren het de Duitsers".

proclamatie groot                                           Proclamatie krantenartikel uit de collectie van Harry Somsen

Tewerk gesteld 

Bernard voelde zich kalm, wist wat hij wel en niet kon doen, "De Heere is bij mij; wat zal een mensch mij doen" ging er door zijn hoofd. Die nacht zei hij tegen zijn medegevangenen dat hij niet van plan was voor de Duitsers te gaan werken. Ze zouden met hem meedoen, maar niet voor lang. Al snel werd duidelijk wat de gevolgen zouden zijn. Ze werden te werk gesteld bij Babberich, stellingen graven voor de Duitsers, bang als ze waren dat de geallieerden voorbij Arnhem zouden komen. Toen Bernard bleef weigeren, begon de commandant te schelden, hij begon zelfs te slaan. "Gek genoeg voelde ik alleen die eerste klap, hoe hard hij ook sloeg". Die avond marcheerde de groep naar het Juvenaat bij Zevenaar. De kelders waren groot genoeg, maar er stond water in.
ansichtkaart                                       Het Juvinaat in Zevenaar. Foto Website

Bernard houdt vol

Ze aten aardappels, Gert Bruggink had ze gekookt, "vraag of jij ook in de keuken mag werken, dan hoef je niet te spitten", tipte hij Bernard. Maar de commandant wilde er niets van weten, hij had het duidelijk op Bernard voorzien. Bernard hield stand, Dirkje en de andere Zelhemse vrouwen waren die woensdag, 15 november zelfs langs gekomen, “Dirkje, ga alsjeblieft, als ze jou wat doen dan weet ik het niet”. Als Bernard niet ging werken zou vrijdag 17 november een vuurpeleton worden besteld. Z’n kameraden deden die laatste nacht geen oog dicht, zouden ze Bernard echt doodschieten? Bernard sliep als enige. Nee, Bernard ging niet zijn eigen graf graven, genoeg spitters hier. Nee, hij hoefde ook geen blinddoek. Ze hadden het vaker gedaan, met losse flodders schieten. Iedereen moest kijken, zelfs mensen van de Mariahoeve stonden erbij. Een verlate kievit vloog over.

Luchtfoto Juvenaat                                                 Luchtfoto Juvinaat Zevenaar. Foto Website

Dit verhaal is ingestuurd door Arend Nijhuis in het kader van het project ‘WO2-verhaal gezocht’.

Aanvulling door H.M. Somsen.
Het juvenaat in 
Zevenaar, een kostschool voor schipperskinderen, krijgt tijdens de oorlogsjaren een sinistere bestemming. In het door de SS gevorderde gebouw worden gijzelaars, dwangarbeiders en verzetsmensen verhoord, gemarteld en/of opgesloten.

Op zondag 17 september 1944 is Hitlers Reichskommissar voor Nederland Arthur Seyss-Inquart in Zevenaar in het door de Duitsers gevorderde Juvenaat aan de Babberichseweg, dat dient als controlecentrum van de SS. In de tuin van het Juvenaat aanschouwt Seyss-Inquart op de eerste dag van de Slag om Arnhem gespannen de armada van geallieerde vliegtuigen die overvliegt.

Op deze dag regent het bovendien bommen op Duitse oliewagons bij station Zevenaar.

zevenaarjuvenaat web Het Juvinaat inZevenaar.

Aangepast voor de website www.oudzelhem.eu door Harry Somsen.

 

Gerrit Overbeek Gerrit Overbeek. Foto Omroep Gelderland

Een stukje Oral-Historie

'Eggs for cigarettes', Gerrit Overbeek sprak al een beetje Engels toen hij 6 was.

Gerrit Overbeek heeft na 75 jaar mooie herinneringen aan de bevrijders van Zelhem. Hij bedreef als 6-jarige levendige ruilhandel met de voorbijtrekkende soldaten. 

Gerrit Overbeek is zes jaar als hij de eerste geallieerde voertuigen langs zijn huis aan de Halseweg ziet aankomen. 'We zagen in de loop van de eerste paasdag op 1 april 1945 een paar open vrachtwagens van de geallieerden vanuit Zelhem komen en daar zaten gevangen genomen Duitsers in. Dat was natuurlijk juichen! En dat was eigenlijk de bevrijding.'

'Please give me chocolate'

wilhelmina03
   Het huis van Gerrit Overbeek aan de Halseweg. Foto Gerrit Overbeek.

In de dagen daarna trekt er voortdurend geallieerd verkeer langs. Voor het huis van de familie Overbeek aan de Halseweg is een bosje waar ze een tussenstop maken. Voor Gerrit en zijn buurjongen een mooie kans: 'We hadden geleerd om 'eggs for cigarettes' te zeggen. Dan hadden we een paar eieren in de hand, die we ruilden we voor rookwaar.'

De jongens hadden ook al gauw geleerd dat de soldaten repen chocola bij zich hadden. 'Dan zeiden we: 'Please give me chocolate. Ja, we waren er als de kippen bij om wat los te kloppen van die geallieerden.'

Gerrit heeft het ervaren als een tijd van spanning en sensatie. 'Maar', zegt hij spijtig: 'het is jammer dat ik niet iets ouder was om alles in zijn verband te kunnen plaatsen.'

Halle bevrijders

Geallieerde voertuigen op het kruispunt in Halle. Foto: Oud Zelhem

Aan dit artikel van de Stichting Oudzelhem werkten mee: www.oudzelhem.eu
Gerrit Overbeek  
H.M. Somsen  

 

Hoe het Zelhemse gezin Looman in de oorlog aan de dood ontsnapt.

Delen van dit verhaal zijn eerder gepubliceerd in de Gelderlander op 23 maart 2020

image002Gerda Vleemingh-Looman (86) en haar jongere broer Bennie Looman (82) overleefden in maart 1945 ternauwernood de bombardementen op Zelhem. Foto: Omroep Gelderland

Angst

Het is in 2020,  75 jaar later. Aan tafel in de keuken in Zelhem zitten de dan 86-jarige Gerda en haar broer Bennie (82). Zus Mimi (85) woont in het westen. Bij allemaal staan de gebeurtenissen uit maart 1945 in het geheugen gegrift. "Zoiets vergeet je van je leven niet meer”, zegt Gerda.

Vliegtuigen! Niet weer! Het is de vroege ochtend van zaterdag 24 maart 1945. De Zelhemse boer Lammert Looman is net als elke andere ochtend vroeg opgestaan en begint zijn dag zoals hij die altijd begint. Hij stapt naar buiten en kijkt naar de lucht om te zien wat het weer vandaag zal brengen. Dan schrikt hij zich rot. Hij ziet vliegtuigen aankomen.

Het stof van het bombardement van drie dagen eerder, waarbij dertien dorpsbewoners om het leven kwamen, is nog maar nauwelijks neergedaald. Toen schuilde het gezin Looman – vader, moeder en kinderen Gerda (12), Mimi (11) en Bennie (8) – in de kelder onder hun boerderij in het centrum aan de Markt van Zelhem. Dat is ook nu het devies: naar de kelder! En heel snel!

Surrealistische situatie

In rap tempo maakt vader Looman iedereen wakker. Het is druk in huis. Buren die woensdag dakloos raakten, krijgen hier tijdelijk onderdak. Allemaal haasten ze zich nu de trap af, de kelder in. Enkele angstige momenten later kruipen ze over brokstukken weer naar boven. De gewelfde kelder heeft het gehouden, maar het gehele huis is verwoest.


image004Het gebombrdeerde huis van smid Nusselder en rechts daarnaast het enige stukje overgebleven muurwerk van de boerderij van Looman. Foto: fam. Looman

Buiten is de situatie surrealistisch. Zelhem is voor de tweede keer in nog geen week tijd opgeschrikt door vernietigend oorlogsgeweld. Overal ligt puin. Al het vee van boer Looman is dood. De koeien. De paarden. Alleen enkele kippen hebben de beschietingen op wonderbaarlijke wijze overleefd. Die vliegen verschrikt in het rond.

Te grote klompen

Gerda, Mimi en Bennie staan met hun ouders en enkele buurtbewoners buiten in hun pyjama, op blote voeten. Ze besluiten om richting het huis van hun oma, oom en tante te lopen, die een eindje buiten het dorp wonen. Van een buurvrouw krijgen ze klompen. Die zijn veel en veel te groot voor de voeten van een jongen van 8, maar voor nu is alles beter dan niets.



bombardementIn de buurt is alles verwoest. Foto: coll. Oudzelhem

Onderweg zien ze opnieuw vliegtuigen naderen. Die komen hun kant op en beginnen wederom te vuren. De geallieerde vliegers zien het groepje Zelhemmers zeer waarschijnlijk aan voor vluchtende Duitse soldaten. Tussen de weilanden is er amper plek om te schuilen. De  mensen die net hun huis kwijtraakten, duiken nu een greppel in. Doodsbang zijn ze. Onderweg moeten ze nog een keer schuilen voor bommenwerpers. De schrik zit er goed in en eenmaal bij de boerderij aangekomen, durven ze niet in het huis te slapen, uit angst voor nieuwe bommen.

Wonder boven wonder raakt niemand gewond. Het gezin Looman weet de familie te bereiken. De familie neemt zijn intrek in een geïmproviseerde schuilkelder die in het weiland achter de boerderij is gegraven. Met strobalen als meubilair zitten ze daar hun dagen uit.

Ze hebben niets meer. Ze slapen maanden in kribben, gemaakt van de vensters van hun oude huis en ze liggen onder paardendekens die de Duitsers in de haast achterlieten. Nederland is bevrijd, maar het leven van de familie Looman zal nooit meer hetzelfde zijn.

En dan wordt het 1 april, de geallieerden bereiken de boerderij van de familie Looman. Maar in plaats van ze tegemoet te lopen, vlucht de familie de schuilkelder weer in. "We waren doodsbang, we vluchtten weg, we wisten niet wat het was en we waren overal bang voor."

Looman Remmelink op de Markt noodwoning 16 11 1951 Foto Marks. De noodwoning aan de Markt van de fam. Looman. Foto: fam. Marks

Pas maanden later is op de plek van de boerderij een noodwoning verrezen en kunnen Bennie en Gerda hun gewone leven weer een beetje oppakken.

Bij het bombardement op zaterdag 24 maart 1945 vielen geen slachtoffers, maar werden wel ruim tien panden geheel of gedeeltelijk verwoest. Gerda en Bennie beseffen ze dat ze die ochtend door het oog van de naald zijn gekropen. ,,Dat vader de vliegtuigen zag komen en ons wakker heeft kunnen maken, dat heeft ons leven gered.”


Looman 2 Luchtfoto met in het midden de noodwoning van Looman tegenover de Kerk. Foto: coll. oudzelhem

In november 1952 komt burgemeester H.J. Langman de eerste steen leggen voor de nieuwe boerderij welke als eerste aan de Markt is vernieuwd. 

Eerste steen Looman Remmelink De eerste steen van de nieuwe boerderij aan de Markt. Foto: fam. Looman.

markt3 4De nieuwe boerderij met daarnaast het nieuwe pand van kleermaker Klein Molekamp. Foto: coll. oudzelhem

Ze weet nog dat ze dat jaar na de zomer naar de middelbare school ging. ,,Als er een vliegtuig overkwam, dan dook ik onder de tafels en begon ik heel hard te huilen”, vertelt ze. ,,Die angst voor vliegtuigen, die bleef”, voegt haar jongere broer Bennie toe. ,,Dat de oorlog ten einde was, veranderde daar niks aan.”

Die angst voor vliegtui­gen, die bleef. Dat de oorlog ten einde was, veranderde daar niks aan.

 

Aan dit artikel van de Stichting Oudzelhem werkten mee: www.oudzelhem.eu
fam. Looman op Remmelink  
samenstelling en opmaak: H.M. Somsen  

 

 

Anneke van Dam, een joods meisje in Halle en de Slangenburg. 

Samenstelling artikel maart 2021: E. Somsen-Lieverdink.                                                      www.oudzelhem.eu

Anneke van Dam geboren op 27-3-1938 in Nieuwer Amstel, werd geboren in het gezin van Arnout (Nout) Elias van Dam *12-4-1903 en Catharina (Ina) Hendrix * 24-11-1905. Ze heeft twee broertjes, Hans Arnout van Dam * 2-8-1933 († 11-2-1944 Auschwitz ) en Eric Arnout van Dam *3-9-1935 († 11-2-1944 Auschwitz )

Als de Tweede Wereldoorlog in mei 1940 uitbreekt, woont het gezin al sinds 1930 aan de Amsterdamseweg 496.
De oplopende spanning en beperkingen ten opzichte van de Joodse bevolking in Amsterdam, zorgen voor grote ongerust bij de ouders, die dan in 1942 een zeer ingrijpende en emotionele maatregel treffen.
Hun 3 kinderen moeten in veiligheid gebracht worden door ze te laten onderduiken.

ouders Anneke Broers van Anneke
De ouders Nout en Ina van Dam De broertjes Hans en Erik van Dam


De broertjes Hans en Eric van Dam duiken onder in aan de Woudenbergscheweg 25, dat later nummer 49 werd, in Austerlitz, bij Jan en Stine van Veenendaal.
De ouders Nout en Ina van Dam duiken in de herfst van 1942 onder, eerst aan de Herengracht 175 hs Amsterdam, daarna aan de Dinkelstraat 40.  Hans is leerling geweest van de 1e Montessorischool in Amsterdam. 

Dochter Anneke van Dam, dan 4 jaar, wordt na een emotioneel afscheid, in september 1942, op de trein naar de Achterhoek gezet, met in haar handen de pop Nellie en een mapje foto’s van haar ouders en haar twee broertjes.
Haar begeleidster is Johanna Goubitz, zelf half joods, vader was joods, moeder niet joods.
Johanna Goubitz Johanna Goubitz

Aangekomen op het station in Doetinchem, wacht haar onderduikvader ds. R.C.G. Troelstra *1901 haar op en samen gaan ze naar de pastorie aan de Dorpsstraat 17 in Halle waar ze opgewacht wordt door mw. P. Troelstra- Pees en hun 3 kinderen.

Ds. Troelstra Mevr. Troelstra
Ds. R.C.G. Troelstra mw. P. Troelstra- Pees


De 4 jarige Anneke is onder de indruk van het statige pand, de hoge plafonds, de lange gang in het midden, waar ze  9 maanden zal blijven en een eigen kamertje krijgt.
Kerk en pastorie 1947De kerk en de pastorie aan de Dorpsstraat 17 in Halle 

Anneke mocht dominee Troelstra graag, maar zijn echtgenote was geen warme vrouw en door hun zoontje werd ze geplaagd. (blz. 93 in het boek Zussen van Hinke Piersma) Alleen als de dominee op zaterdagmiddag zijn preek voorbereidt zit Anneke bij hem in de zonnige serre aan de achterkant van de pastorie en bekijkt het mapje met de foto’s.

In het voorjaar van 1943 werd ds. Troelstra beroepen in Wageningen, en nam deze aan.
Ze besluiten Anneke niet mee te nemen en vragen een bevriende dominee om Anneke onder te brengen bij een van zijn gemeenteleden en ouderling; Marinus Woolschot.
Zo komt Anneke op 18 juni 1943 bij de familie Woolschot, op boerderij “Het Venne”, Halseweg 1, voorheen S 46 E, in de Slangenburg.
Halseweg 1 luchtfoto 2020 DtcLuchtfoto uit 2020 van de boerderij aan de toenmalige Halseweg 1 waar Anneke bij de fam. Woolschot als een eigen kind liefdevol onderdak kreeg.
t Venne Halseweg 1 Doetinchem
Boerderij "Het Venne" met Marinus Woolschot in de tuin. Foto: collectie Mineke Woolschot.

De boerderij had nog geen elektriciteit en waterleiding, maar wel een pomp.
In de woonkeuken stond een tafel met stoelen en langs de wanden stonden extra stoelen voor het bezoek dat veelvuldig langs kwam en altijd mee kon eten.
In de wimme, naast de schoorsteenmantel, hingen spek en worsten van eigen slacht. Er was in de kelder altijd genoeg houdbare groenten zoals zuur- kool, weckflessen vol groenten en genoeg aardappels voor het hele seizoen.
De grote moestuin leverde veel groenten voor de winter op en had ook een siertuin vol fleurige bloemen, de grote trots van moeder Hanna Woolschot.
De familie Woolschot leeft eenvoudig, het belangrijkste boek in huis is, is de Bijbel waaruit elke middag bij het eten uit voorgelezen werd, en de leidraad is in hun leven.

Woolschot ca. 1945 Mineke Anneke Herman en Wim
Vader Marinus en moeder Hanna Woolschot ca. 1945 Mineke, Anneke, Herman en Wim Woolschot


De familie Woolschot bestaat uit:
Marinus Woolschot* 1898- 1985 en Johanna (Hanna) Eenink* 1912-1981
Hun kinderen; Hermina Johanna (Mineke) Woolschot* 1939, Willem Herman (Wim) Woolschot* 1940, Herman Theodoor (Herman) Woolschot* 1941

De kinderen Woolschot waren door hun ouders voorbereid op het nieuwe zusje, vader Marinus nam Anneke op schoot en zei; ” En no’w bun ij de oldste”, zo kreeg Anneke meteen een vaste plek in het gezin. Het klikte meteen goed tussen Anneke en de andere gezinsleden, en Anneke had het nog wel over haar broertjes Eric en Hans, maar niet meer over haar ouders.
Het mapje met de foto’s werd, voor de veiligheid van Anneke, in een kistje op het erf begraven  en zo verdween de herinnering aan haar eigen familieleden.
Anneke was zich niet bewust van het vreselijke lot dat haar eigen familie trof.

Haar ouders werden beiden gearresteerd en op 31-3-1943 naar Westerbork vervoerd en vertrokken naar Sobibor in Polen, waar ze na een lange treintocht van 72 uur op 6-4-1943 aankwamen en op 9 -4- 1943 werden vermoord.
Haar beide broertjes Hans en Eric werden tijdens een razzia op 21-1-1944 gearresteerd en de volgende dag naar Westerbork vervoerd en kwamen op 8-2-1944 aan in Auschwitz, en 11-2-1944 vermoord.

Anneke heeft het erg na haar zin in haar nieuwe pleeg- familie, en bouwt een sterke band met hun op, waarvan ze de ouders tot hun dood pappa en mamma blijft noemen.
Op de boerderij zijn koeien, die ze leert melken, varkens, kippen, en een hond die een eigen hok heeft, een grote tuin en weilanden rondom. De boerderij ligt aan een zandpad.

Kinderen bij het hondenhok  Kinderen Herman, Wim, Mineke Woolschot en Anneke bij het hondenhok.

Anneke,  met donkere haar een overgooier aan en een mooie strik in het haar, klompen aan haar voeten, kon zo door gaan voor een echte Achterhoekse boerendochter, maar ze mocht om veiligheidredenen niet van het erf.
Op zondag ging vader Woolschot naar de kerk in de Slangenburg, waar hij ouderling was, na de oorlog gingen ook moeder Hanna, mee naar de kerk, de kinderen gingen naar de zondagschool in de Nijman. Zo verdween alles wat joods was aan Anneke op de achtergrond.

DoetinchemSlangenburgkerkNH1Foto kerkje in de Slangenburg.

Boerderij “Het Venne” kreeg aan het eind van de oorlog tijdelijk te maken met inkwartiering van Duitsers, in de opkamer stond zendapparatuur, voor de kinderen spannend en leuk omdat de Duitsers grapjes maakten met de kinderen.
Het verhaal dat mijn vader vertelde volgens Mineke, is het volgende: hijzag dat de officier die langskwam en tegenover Anneke en mij aan tafel had plaatsgenomen, oplettend en langdurig naar ons keek en dat verontrustte hem. Wij zaten te tekenen en merkten niets. Toen mijn vaderuit de kelder kwam waar hij iets moest halen en zijn blik en die van de Duitser elkaarkruisten, zei hij (dus die Duitse officier):geen zorgen, alles is in orde.)

Bij dreiging van een razzia werd de familie gewaarschuwd door een oom die in het verzet zat en werd Anneke ondergebracht in het vakantiehuisje waar ds. Troelstra toevallig bivakkeerde, tot de dreiging over was.
De Duitse soldaten waarschuwden vader, voor die ene man, die schiet je zomaar overhoop.

In maart1944 werd Anneke 6 jaar en zou ze eigenlijk leerplichtig worden, maar in de Christelijke Halle Nijman aan de Halle Nijmanweg zaten Duitsers en vader Marinus Woolschot vond het risico te groot.(Het jaar erop gingen Anneke en Mineke voor het eerst naar school, want Mineke was inmiddels ook leerplichtig.)
Door de aanwezigheid van Duitse soldaten, was er in de school geen mogelijkheid tot les geven, en diende de feestzaal van cafe Lovink als leslokaal.

Op de boerderij “Het Venne” bracht de familie Woolschot op advies van de Duitse soldaten,  de nacht  voor de bevrijding, door in de kelder van de boerderij.
De volgende ochtend, 1 april 1945, waren de Duitsers verdwenen.

Tijdens de bevrijding van de Slangenburg,  op 1 april 1945, mochten Anneke en Mineke naar de verharde Halseweg, (de boerderij stond aan een lange zandweg.)
Daar hielden de bevrijders halt en trakteerden hun op chocolade, iets wat de kinderen helemaal niet kenden, maar wel erg lekker vonden.
De meisjes kregen ook voor hun ouders en twee broertjes  chocolade mee.

Na 1 april 1945 en begonnen Mineke (6 jaar) en Anneke (7 jaar) gezamenlijk, op de Christelijke Lagere School te Halle Nijman.
Doordat er in de oorlog Duitsers in de leslokalen hadden gezeten, was al het meubilair verdwenen of stuk en duurde het even tot er weer volop les kon worden gegeven en diende het dichtbij gelegen feestgebouw bij zaal Lovink tijdelijk als leslokaal. (Anneke en Mineke hebben daar niets van gemerkt, wij hebben gewoon les gehad in een lokaal.)

 
School 1934Foto Halle Nijman school voor 1940

Ze kregen les van o.a. Schoolhoofd Jan Rijnsent en juf Plaggemars.
Ze gingen identiek gekleed en zaten naast elkaar, ze wilden  soms wel naast een vriendinnetje zitten, maar moeder Hanna Woolschot zei ” I’j wet wa’j an mekare hebt, blief maor naost mekare zitten”. 

Na de oorlog bleek dat van Anneke ’s familie van vaderskant alleen Oma Anna van Dam en tante Lien van Dam de oorlog hadden overleefd, van haar moederskant alleen het gezin van tante Gretha Hendrix en tante Els Hendrix en haar man oom Dick van Dien.
Tante Els en oom Dick waren als Engelandvaarders via Zwitserland in Engeland beland, waar Els bij de Regeringsvoorlichtingsdienst (R.V.D.) in Londen werk had gevonden.
Haar man Dick van Dien die bij de R.A.F. een vliegopleiding volgde, en in de lente van 1944 klaar werd gestoomd bij de Advanced Flying Unit voor vluchten boven Europa,  haalde door zijn nervositeit   het examen niet.
Nadat Els bij de R.V.D. problemen kreeg met haar collega’s, solliciteerde zij bij het Ministerie van Handel en Industrie en Landbouw waar ze van 1-6-1943 tot 10-9-1944 op het documentatieafdeling werkzaam was, intussen volgde ze bij Het Rode Kruis een opleiding voor het hulpverleningswerk, om na de oorlog dienst te doen voor Het Vrijwillig Vrouwen Hulpkorps (VVKH)
Tante Els van Dien-Hendrix spoorde Anneke op en kwam in de zomer van 1945 per jeep en in uniform op de boerderij in de Slangenburg om kennis te maken met het gezin Woolschot.

Tante Els in UniformTante Els in uniform.

Tante Els zag hoe Anneke haar plaats had gevonden in het gezin en dat het niet goed zou zijn haar daar zo snel weg te halen. Zij en haar man oom Dick vonden het belangrijk dat zij haar lagere school kon afmaken in de Nijman. Daarna zou ze dan haar middelbare schoolopleiding bij hen in Amsterdam volgen.

Vader Marinus Woolschot en moeder Hanna Woolschot-Eenink en ook de kinderen wilden het liefst dat Anneke bij hun bleef.
Mineke; "Tante Els was voogd, mijn vader was toeziend voogd en natuurlijk voelde het voor ons gezin als een drama dat Anneke vanaf haar 13naar Amsterdam ging.  Er was een hechte relatie tussen tante Els en oom Dick en mijn ouders, maar Annekes familie had de meeste zeggenschap. Zij wilden dat Anneke de juiste scholing zou krijgen.

1951 Halle Nijmanschool Foto ca. 1950-51  Met Mineke en Anneke op de Halle Nijman school. 

Ook de feesten bij het 75 jarig bestaan van de Halle Nijmanschool viert Anneke mee.
In haar jeugd werd Anneke slechts een keer herinnerd aan haar Joods-zijn, ter gelegenheid van haar 12e verjaardag, haar Bat Mitswa, kreeg ze van een Joodse organisatie een zwart wollen truitje cadeau, moeder Hanne vond dit veel te somber en borduurde er vrolijke bloemen op.

Tijdens de naoorlogse  periode ging Anneke samen met Mineke Woolschot logeren bij tante Els en oom Dick.

1946 Kerstvakantie van Anneke en Mineke in Amsterdam Oma in Halle bij de fam Woolschot
1946 Kerstvakantie van Anneke en Mineke bij tante Els in Amsterdam   Oma Anna van Dam logeert op de boerderij in de Slangenburg.


Omgekeerd kwamen Anneke’s familieleden naar de Achterhoek waar ze een warm omhaal kregen van de familie Woolschot. Het viel moeder Hanna wel op dat Anneke dan erg stil en gespannen was en opgelucht als de logeerpartij voorbij was.
Er brak een strijd los rond de voogdij van Anneke. Mineke: "Er was onenigheid over Annekes bestemming tussen tante Els en oom Dick aan de ene kant en Annekes grootmoeder aan de andere kant. Het was dus niet een strijd tussen mijn ouders en tante Els!" die door de rechter in Amsterdam op 20-11-1946  beslist werd in; Els van Dien werd tot voogd benoemd en Marinus Woolschot werd als toeziend voogd benoemd.
Het resulteerde er in dat Anneke na haar lagere school periode in de Halle Nijman haar verdere scholing in Amsterdam zou volgen.

Anneke kwam op 24-5-1951 bij Tante Els en Oom Dick van Dien op het Mariotteplein te wonen, ze kon niet erg wennen, haar familie in de Achterhoek bleef ze missen.


Anneke kijkt uit over het plein Anneke kijkt uit over het Mariotteplein. 

Op de H.B.S. waar ze  o.a. Franse lessen kreeg, de woorden en vooral de uitspraak ervan waren lastig en ’s avonds door tante Els overhoord. Het ging tante Els en oom Dick erom, dat Anneke de juiste scholing zou krijgen. Tante Els en oom Dick waren geassimileerde joden, het Joodse geloof speelde geen rol in hun leven, zij waren agnost.)
Om haar toch tegemoet te komen, wilden tante Els en oom Dick van Dien, haar op catechisatie doen, wat ze op hevig verzet kwam te staan van Oma Anna van Dam, die haar kleindochter toebeet  “Je bent een Jodin”

Op 15 december 1961 trouwt Anneke als 23 jarige met een niet-Joodse man.
Anneke krijgt een zeer warme Friese schoonfamilie, die haar de liefde geven die ze bij tante Els  niet kreeg.

Anneke gaat op 13-4- 2017 naar het N.I.O.D.in Amsterdam voor de presentatie van het boek Zussen. De titel slaat op de drie zussen, haar moeder Ina Hendrix, haar tante Greta Hendrix en haar tante Els Hendrix.
Daar ontmoet zij de huidige bewoners van haar geboortehuis, Amsterdamseweg 496 in Nieuwer Amstel.
Als ze enkele dagen later bij de huidige bewoners P. B. en A. van L. komt, laat hij haar het huis zien, Anneke heeft er geen herinnering aan, alleen het trapje in de tuin waar ze als peuter vanaf viel, komt haar bekend voor.
De koperen voorwerpen die haar ouders in de oorlog verborgen hadden onder de suitedeuren
kreeg ze mee naar huis.

Na haar huwelijk wordt Anneke’s gezin uitgebreid met een zoon, twee dochters en kleinkinderen.
Haar pleegzusje Mineke woont een tijdje bij tante Els en oom Dick van Dien in Amsterdam, zij trouwt met  Erik Ernst  Können, die ze in Amsterdam ontmoet, gaat naar Amerika, maar komt weer terug naar Nederland en woont nu in Zaltbommel.

Slangenburgweg 1 vervolg.
Herman Theodoor Woolschot *1941 trouwt in 1968 en vertrekt met zijn Australische vrouw naar  Queensland Australië.

Haar pleegouders;
Marinus Woolschot *26-11-1898 Ambt Doetinchem IJzervoorde, overleden 20-12-1985 Doetinchem
Johanna Woolschot-Eenink *17-10-1912 Halle, overleden 21-7-1981 Doetinchem
De boerderij “Het Venne” is ca. 1986 verkocht.
De namen van de vermoorde familie van Dam staan vermeld op het namenmonument in Amstelveen.

Bronnen: Oud Zelhem foto's, Mineke Woolschot, Halle pastorie en Halle Nijmanschool, foto’s Slangenburgh-bode 2020, uit het artikel van Toos Lenderink en via internet.