Vermist boven de Achterhoek


Foto vermist boven de Achterhoek
Boek omslag.

Door Wim en Peter Rhebergen.

Een gedeelte uit dit boek betreffende de Gemeente Zelhem.


Een squadron van doelmarkeerders (Pathfinder)

Vrijdag 11 juni 1943 - Op Graveley, de basis van 35 (Madras Presidency) Squadron, gonsde het - zoals gewoonlijk - onder de Pathfinder vliegers al sinds de vroege morgen van de speculaties. Zouden ze de komende nacht al of niet betrokken zijn bij een aanvalsvlucht, en zo ja, welke? Om half-elf kwam eindelijk het verlossende bericht Operations On, het squadron ging deel uitmaken van een indrukwekkende strijdmacht, zo zou blijken, met als voornaamste doelen de steden Düsseldorf en Munster.

35 Squadron, ressorterende onder 8 Group, behoorde sinds augustus 1942 tot de PFF (Pathfinder Force) en was als vliegeenheid reeds vóór de Eerste Wereldoorlog opgericht, toen
nog deel uitmakend van het Royal Flying Corps. De naam Madras Presidency droeg het squadron uit erkentelijkheid voor de financiële steun die de maharadja van Madras had verleend aan de uitrusting van de bommenwerpers eenheid.

In 1919 werd het squadron ontbonden, om tien jaar later opnieuw in het leven te worden geroepen als bommenwerpers eenheid. Het kreeg in november 1940 van Bomber Command tot taak de nieuwe viermotorige Handley-Page Halifax bij de actieve dienst te introduceren. De eerste operationele missie vond plaats tijdens de nacht van 10 op 11 maart 1941, toen zes Halifaxes samen met acht Blenheims de op één na grootste havenstad van Frankrijk, Le Havre, tot doel hadden. Ofschoon bij deze raid geen enkele machine verloren ging, eindigde de voor de vliegannalen gedenkwaardige vlucht met een tragisch incident: per vergissing werd één van de terugkerende Halifax bommenwerpers door een RAF-jager boven het graafschap Surrey neergeschoten! Slechts twee inzittenden, de vlieger en een ander bemanningslid, overleefden de ramp.

 

Naar Munster met H2S
De achtentwintigjarige piloot Flight Lieutenant Stanley George Howe riep zijn bemanning bijeen, teneinde het nog resterende deel van deze vrijdagochtend te besteden aan een testvlucht met hun Halifax TL-T for Tommy, een machine van de versie MKII series IA. Het was gebruikelijk dat aan elke operationele missie een dergelijke test vooraf ging. Alles bleek naar behoren te functioneren en na een vlucht van vijfenveertig minuten zette Stan Howe de machine, die het serienummer DT-805 droeg weer op Graveley aan de grond.

Toen de traditionele tea achter de rug was, vernamen de mannen in de briefing room van hun squadroncommandant, aan de hand van de laatste door Bomber Command verstrekte instructies, hun bevelen voor de komende nacht. Voor zestien toestellen van 35 Squadron zou Munster het doelwit zijn. De bemanning van de T for Tommy ontving opdracht om samen met enkele andere Halifaxes de aanval te openen. Een aanval die zou worden ondernomen door in totaal tweeënzeventig vliegtuigen, bommenwerpers en pathfinders. De laatstgenoemde zouden niet alleen met fakkels het doel markeren, maar ook deelnemen aan hel bombardement zelf.

Alle toestellen waren uitgerust met het gloednieuwe H2S-radarsysteem, dat tijdens deze missie massaal op zijn waarde moest worden getest. Speciaal daarvoor was Munster tot aanvalsobject gekozen, aangezien de karakteristieke omtrekken van de tamelijk geïsoleerd gelegen stad duidelijk op de kleine radarbeeldscherm aan boord te zien moesten zijn.
Vervolgens werden de bemanningen door een aantal officieren geïnformeerd over zaken als de te verwachten Duitse tegenstand, het weer, de vereiste vlieghoogte, de bommenladingen en de aanvalstactiek. De squadroncommandant sloot daarop de briefing af en wenste iedereen succes toe.

Zoals altijd werd er druk nagepraat. Howe, Burgess en Watts bespraken het vluchtplan tot in de kleinste details. Hun pathfinder zou, behalve een klein aantal zware bommen worden geladen met hoofdzakelijk rode doelmarkeerders, die moesten worden uitgeworpen zodra het doel op het scherm van de H2S apparatuur identificeerbaar was. Daarna diende hun Halifax in het aanvalsgebied te blijven, te controleren of de door de hoofdmacht uitgeworpen bommen op de juiste plaats terecht kwamen. Mocht dit niet het geval zijn, dan moest met correctie markeerders worden getracht een hernieuwde aanvalsrun te laten slagen.

Nadat het avondeten was gedaan, haalden de nu in vliegerkleding gestoken bemanningen hun zwemvest, Mae West' genoemd, naar een gelijknamige Amerikaanse rondborstige toneel- en filmactrice van weleer, parachute en andere uitrustingsstukken op en stapten in de gereedstaand, auto's voor de gebruikelijke rit naar de bommenwerpers elders op het veld.

Superieure vijand
Na om 23.15 uur te zijn opgestegen maakte de Halifax Dt-05 een wijde bocht en passeerde even later op een hoogte van 8 000 voet (ruim 2400 mtr) de vliegbasis Graveley op weg naar het rendez-vous. Navigator Burgess - die ook deze keer niet had gebroken met zijn gewoonte om vóór elke aanvalsvlucht zijn vrouw Beatrice een afscheidsbrief te schrijven - had na de controleprocedure die aan de start was voorafgegaan, zijn vaste plaats in de neus achter de bommenrichter ingenomen. Hij keek op van zijn kaartentafel en wierp door een van de raampjes een blik naar buiten; het was een prachtig heldere nacht met slechts enige lichte bewolking.
Toen de pathfinder de Engelse kust naderde werden de navigatielichten gedoofd en de binnenverlichting tot een minimum beperkt. Om te komen tot de vereiste operationele hoogte van
18500 voet (bijna 5650 mtr) bleek het noodzakelijk te zijn dat bommenrichter Watts het vliegtuig van twee 1000 pond, bommen ontdeed. Als nutteloze ballast verdwenen de projectielen in het zwarte oppervlak van de zee.

De eerste vijandelijke verdedigingslinie van luchtdoelopstellingen achter de Nederlandse kust werd zonder al te veel moeilijke manoeuvres gepasseerd. Terwijl de Halifax steeds dieper het rijk van de Duitse nachtjacht binnendrong, tracht Howe - met naast hem boordwerktuigkundige Mundy als tweede piloot - door herhaaldelijke kleine koerscorrecties de vijandelijke radar te misleiden.

Plotseling kraakte de intercom en een van de bemanningsleden meldde dat op enige afstand beneden hen uit de tegenovergestelde richting een tweemotorig vliegtuig naderde, een Messerschmilt Bf 11O. Juist op hel moment dat Howe van navigator Burgess een nieuwe koerswijziging door kreeg, klonk in zijn koptelefoon scherp de stem van staartschutter Buchan, Jager achter, skipper! Draaien..! Kennelijk was de bommenwerper niet aan de aandacht van de passerende Duitser ontgaan en ging deze nu tot de aanval over.

Howe maakte een jinking, een uitwijkmanoeuvre om te ontsnappen, terwijl Buchan zijn vier machinegeweren liet daveren, maar het werd direct duidelijk dat de logge Halifax niet was opgewassen tegen zijn veel snellere en zeer wendbare aanvaller, die bovendien met zijn vijf mitrailleurs en twee 20 mm kanonnen in de neus over een superieure bewapening beschikte. De gevolgen waren voor de DT.805 dan ook desastreus: een deel van de romp en de zes brandstoftanks in de stuurboordvleugel vlogen in brand en diverse systemen vielen uit, de boordlichten knipperden. Tevens raakte de staartkoepel buiten werking, waarbij het een wonder was dat schutter Buchan slechts licht werd verwond aan zijn rechterhand.
Skipper Howe kon niet anders dan vaststellen dat zijn Pathfinder verloren was en hij gaf bevel om te springen. Snel gespten de mannen hun parachute om en ontgrendelden de ontsnappingsluiken voor de angstaanjagende sprong in de gapende diepte.

Gezwollen voet
Navigator Burgess vreesde voor een moment aan de brandende machine te blijven hangen, omdat hij te snel zijn parachute had opengetrokken. Maar die vrees bleek gelukkig ongegrond en na nog even te zijn meegezogen door luchtwervelingen die de andere vliegtuigen veroorzaakten, daalde Burgess zonder mankeren naar de aarde. De DT.805 zag hij als een vurig herfstblad naar beneden dwarrelen en vervolgens ontploffen. Het was niet alleen de felle nachtelijke koude die hem deed huiveren.

Wat Burgess toen nog niet wist was, dat het drama zich boven de Achterhoek voltrok. De brokstukken van het toestel stortten neer in een vrij uitgestrekt gebied, grenzend aan de Heidenhoek, ten zuiden van de Halseweg tussen Zelhem en Halle.
Terwijl in de verte zoeklichtbundels de hemel aftastten, wist Burgess een rij bomen langs een weg te vermijden door snel met de koorden van zijn valscherm te corrigeren. Niettemin kwam hij ruw neer op ongelijke grond en bezeerde zijn rechtervoet. Toen de navigator opkrabbelde dook uit de duisternis een jongeman op, die hem behulpzaam was met het afdoen van zijn parachute en onderwijl in gebroken Engels beloofde hem te helpen uit handen van de Duitsers te blijven.
De onbekende leidde de hinkende Burgess naar een boerderij aan de overkant van de weg waarbij hij was geland, kennelijk de ouderlijke woning van de jongen. Zijn vader, moeder en zuster waren ook uit bed gekomen als gevolg van het loeiende luchtalarm. In de huiskamer werd de kachel opgestookt en begon de vrouw eten voor de plotselinge bezoeker klaar te maken. Eigenlijk had Burgess helemaal geen trek en hij trachtte dit zijn vriendelijke gastvrouw met gebaren duidelijk te maken, maar om geen teleurstelling te verwekken zette hij zich toch maar aan de dis, die rijkelijk was voorzien van roggebrood, boter, ham en aardbeien.

Na Burgess op een landkaart te hebben aangewezen waar hij was terechtgekomen, verdween de jongeman naar buiten om poolshoogte te nemen en keerde enige tijd later terug met weinig opwekkend nieuws. Tot in wijde omgeving was het neerstorten van de bommenwerper bekend geworden, niet in de laatste plaats bij de bezettingsautoriteiten. Om 1.43 uur had de luchtbeschermingsdienst luchtalarm gegeven na een telefonische melding over een brandend vliegtuig van de uitkijkpost in de toren van de Zelhemse Nederlands Hervormde kerk. De politie had inmiddels één van de bemanningsleden gearresteerd en een ander dood in een weiland aangetroffen. Een derde, die gewond was, werd behandeld door de plaatselijke arts in een nabijgelegen woning.
De verontruste ouders toonden zich duidelijk bezorgd over de situatie waarin ze waren komen te verkeren, terwijl de zoon erop aandrong hun gast voor de vijand verborgen te houden. De navigator hakte de knoop tenslotte door: hij wilde voor niemand gevaar opleveren en gaf te kennen de familie - die voor hem altijd onbekend zou blijven - te willen verlaten. Opgelucht werd hem beloofd zijn vrouw in Engeland over zijn lot te zullen berichten.

De dood van de 'skipper'
Burgess werd naar het huis gebracht waar zijn gewonde collega vertoefde. Het bleek Fred Barry, de rugschutter, te zijn, wiens schouder gelukkig niet ernstig was getroffen door enkele granaatsplinters, zo vertelde de dokter. Meteen verbond deze ook Burgess' opgezwollen voet.
De dokter wees de twee Britten op de zeer ernstige consequenties die het verborgen houden van Geallieerde piloten voor de burgerij inhield, en ze stemden er dan ook mee in, zij het uiteraard verre van harte, dat ze zich in gevangenschap begaven.
Burgess en Barry werden overgebracht naar het Zelhemse politiebureau, waar ze bommenrichter Watts, boordwerktuigkundige Mundy en staartschutter Buchan aantroffen. De Duitsers hadden hen inmiddels de dode laten identificeren: het was hun captain, Stanley Howe. Hij was gevonden door de marechaussees J. Michelbrink en Frits Th. Duimelaar, in een grasland nabij het huis van de familie Hemink aan de Halseweg. Zijn parachute vertoonde een flinke scheur. Een nadien uitgegeven medische verklaring hield het voor mogelijk dat Howe stierf door zuurstofgebrek toen hij op een hoogte van meer dan vijfduizend meter zijn sprong maakte. Later is nog bekend geworden dat de piloot leed aan een ernstige maagzweer, waarvan slechts enkele van zijn collega's weet hadden. Hoewel hij hiervoor afgekeurd diende te worden, had Howe de medische officier over weten te halen hem in ieder geval zijn tour van dertig operationele vluchten te laten afmaken, hetgeen dus gebeurde.

Avontuurlijkheden
Van het politiebureau werden de vijf gevangenen omstreeks halfzeven die ochtend onder militaire bewaking naar de Ortskommandantur te Doetinchem getransporteerd. Ter medische verzorging van zijn gewonde hand werd Buchan doorgestuurd naar het Doetinchemse Algemeen Ziekenhuis.
Enkele uren later, tegen tienen, werd het laatste nog ontbrekende bemanningslid van de neergestorte Halifax op de Kommandantur binnengebracht: Hector Jamieson. Deze was erin geslaagd zich voor de speurende Duitsers verborgen te houden in een korenveld schuin tegenover het huis van Derk J. Overbeek aan de Halseweg. Deze Achterhoeker had de uit Nieuw-Zeeland afkomstige radiotelegrafist iets te eten gegeven en hem duidelijk trachten te maken dat hij in het korenveld moest blijven, totdat Overbeek hem 's avonds in contact zou brengen met iemand die het Engels goed beheerste. Maar Jamieson, die het plan klaarblijkelijk niet had begrepen, verliet zijn schuilhoek en belandde na enige tijd bij de familie van Gerrit Tuenter aan de Pluimersdijk. Ook daar werd hem eten aangeboden, dat hij echter vriendelijk afwees: hij bezat nog twee boterhammen en een flesje melk van Derk Overbeek Gerrit haalde een in Halle ondergedoken Hagenaar in huis, die in staat was zich in goed Engels met Jamieson te onderhouden.
Het ongewone gebeuren bij de Tuenters trok helaas sterk de aandacht van de buurtgenoten, onder wie zich NSB'ers bevonden. Mogelijk waren deze er debet aan dat een overvalwagen opdook met twee Duitsers, die een einde maakten aan de vrijheid van Jamieson.

Boordwerktuigkundige Mundy was in hetzelfde korenveld als Jamieson terechtgekomen, waar hij direct zijn parachute verstopte. Kruipend door de hoge halmen zijn weg zoekend, had hij de pech in een modderkuil met water te tuimelen. De kuil was wel drie meter diep, zodat het hem de grootste moeite kostte eruit te komen. Toen hij smerig en nat eindelijk de rand van de akker bereikte, verstijfde hij van schrik: een Duitser met het geweer in de aanslag stond hem op te wachten. Dichterbij gekomen realiseerde Mundy zich dat het slechts ging om het silhouet van een gebroken hekwerk. Niet lang daarna echter was het schrikbeeld toch realiteit geworden en had Mundy zich moeten overgeven.
Na eten te hebben gekregen werden de Britten onder bewaking per autobus weggevoerd. Onderweg stopte de bestuurder bij het Doetinchemse ziekenhuis, waar een der bewakers binnenging om staartschutter George Buchan op te halen.
Buchan bleek met zijn plotselinge landing in een weiland een wit paard te hebben verschrikt, waarover de eigenaar dermate kwaad was geworden, dat de beduusde schutter beduchter voor hem was geweest dan voor de vijand die kort daarop verscheen. Rondom de bus had zich intussen een menigte nieuwsgierigen verzameld welke door de Duitsers echter weinig zachtzinnig uiteen werd gedreven toen de gevangenen achter de ramen het V-teken maakten.

De tocht werd voortgezet en via Arnhem bereikte de groep de Luftwaffebasis Deelen, waar de arrestanten verder werden ondervraagd. Er werd officieel mededeling gedaan van de dood van Howe, waarop Burgess, als plaatsvervangend commandant, het verzoek deed de begrafenis te mogen bijwonen. Het werd hem geweigerd.
Nog diezelfde avond transporteerde men het zestal naar het Luftgaukommando in het Amsterdamse Carlton hotel. Na de nacht in isoleercellen te hebben doorgebracht werden de mannen voor de zoveelste keer aan een verhoor onderworpen, waarbij de ondervragers pogingen in het werk stelden om meer te weten te komen over de speciale pathfinder missie en de vliegtuigapparatuur. Zij wisten kennelijk dat 35 Squadron een zeer bijzondere eenheid was, aangeduid met de code TL. Letters, die ze hoogstwaarschijnlijk ook hadden aangetroffen op het parachuteharnas van de omgekomen Howe. Maar meer dan naam, rang en registratienummer vernamen de Duitsers van hun gevangenen niet
Op woensdag 16 juni 1943, dezelfde dag dat Flight Lieutenant Stanley Howe in alle vroegte, om zes uur, op de Algemene Begraafplaats te Zelhem door soldaten van het vliegveld Deelen met militaire eer ter aarde werd besteld, verdween zijn bemanning naar Duitsland in krijgsgevangenschap.

Terugkeer naar de Achterhoek
Op zaterdag 18 april 1987 landde omstreeks zeven uur 's ochtends op Schiphol een DC-10 van de Canadian Pacific Airlines. Ouder de passagiers bevonden zich Hector Jamieson met zijn echtgenote Belle. Zij zouden gedurende enige dagen te gast zijn in de Achterhoek en hun intrek nemen in een Aaltens hotel.
De pathfinder veteraan uit het verre Nieuw Zeeland nam bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog vrijwillig dienst bij het leger, waar hij aanvankelijk werd ingedeeld bij de artillerie
in Auckland. Later meldde hij zich bij de luchtmacht en vertrok in januari 1940 voor een training naar Canada.

In september 1941 ging Jamieson naar Engeland, waar hij (in 1942) als schutter werd gestationeerd bij 405 Squadron, onderdeel van de Royal Canadian Air Force. Daarna kwam hij in de functie van radiotelegrafist bij 35 Squadron.
Zijn eerste vlucht als lid van de bemanning van Stanley Howe vond plaats op 26 juli 1942, toen Hamburg het doelwit was. Wanneer hij, tijdens zijn drieënveertigste missie, niet boven de Achterhoek zou zijn neergeschoten, had Jamieson - onderscheiden met het DFC - naar Nieuw-Zeeland willen terugkeren om deel te nemen aan de strijd tegen Japan.
Na zijn bevrijding uit krijgsgevangenschap in mei 1945, vloog Jamieson via Engeland voor een studie landbouwwetenschappen naar Ottawa. Vijf maanden later keerde hij uit Canada weer terug in zijn geboorteland op de boerderij van zijn vader. In 1946 trad hij in het huwelijk, waaruit een zoon en drie dochters werden geboren. Nadat zijn vrouw in 1974 was overleden, hertrouwde hij met de Engelse Belle.
En nu was Jamieson weer terug in het land en de streek waar vierenveertig jaar tevoren aan de mondiale strijd voor hem een abrupt einde kwam. Die zondag 19 april 1987, eerste Paasdag, werd een dag met vele herinneringen en soms emotionele momenten.
Aan de Halseweg woonde nog de inmiddels vijfenzeventigjarige Derk Overbeek, die de voormalige radiotelegrafist in de vroege ochtend van 12 juni 1943 in het korenveld eten was gaan brengen. Jamieson was aangenaam verrast toen hij zijn eigen parachute gespen kreeg aangeboden - Overbeek had ze al die jaren zorgvuldig bewaard.
Op de Algemene Begraafplaats in Zelhem bracht de Nieuw Zeelander met bloemen huldebetoon aan zijn voormalige commandant en collega, met wie hij zoveel gevaren had gedeeld. Via het oorlogsmonument in het centrum van Zelhem - dat toevalligerwijs juist de dag tevoren met een kranslegging officieel door de Zelhemse schooljeugd was geadopteerd - bezocht Jamieson achtereenvolgens een aantal voor hem historische plaatsen.
Zo werd even stil gehouden bij de boerderij van de familie Hemink aan de Halseweg, waar Howe destijds levenloos was aangetroffen. En vanzelfsprekend was er een bezoek aan de Pluimersdijk bij de familie Tuenter, waar Jamieson met enthousiasme door de vele aanwezigen werd ontvangen. Tot zijn verbazing bleek er nog een restant van de neergestorte Halifax te bestaan, verwerkt als bodemplaat van de transportwagen van een cross¬auto. Bovendien bleek de kamer waar hij destijds verbleef, nagenoeg onveranderd te zijn. Hij kon op een stoel plaats nemen die er in 1943 ook al was. Na nog een bezoek te hebben afgelegd aan de boerderij van Karel Jansen (op de grond van diens in tussen overladen vader Willem waren een vleugel en een wiel van de bommenwerper terecht gekomen) kwam voor Hector en Belle Jamisson een eind, aan een zeer bijzondere, onvergetelijke dag. Twee dagen later vloog het echtpaar weer naar Engeland om daar de veteranen Watts en Buchan, alsmede de familie van Howe te ontmoeten. Vijf maanden daarna, in september, werd tenslotte de thuisreis naar Pukekohe m Nieuw-Zeeland ondernomen.

Naschrift
Van enige andere overlevenden van de Halifax DT-805 (die allen heelhuids uit hun krijgsgevangenschap terugkeerden) kan nog het volgende worden verteld. Alan Henry Mundy begon als beroepsmilitair in maart 1938 zijn luchtmachtloopbaan. Hij werd monteur en boordschutter bij 604 Squadron, een nachtjagersquadron dat onder bevel stond van Wing Commander John Cumrlngham. Deze piloot werd befaamd om het grote aantal vijandelijke toestellen dat hij mede dank zij zijn fenomenale gezichtsvermogen wist neer te halen.
Na de roemruchte Slag om Engeland werd Mondy als boordwerktuigkundige overgeplaatst naar het bombardementscommando. Tijdens zijn gevangenschap slaagde hij erin uit een kamp bij Bremen te ontsnappen en naar Engeland terug te keren, waar hij zich weer bij zijn onderdeel voegde.
Mundy. die in 1949 trouwde en twee dochters zou krijgen, bleef tot 1960 in dienst van de RAF, waarna hij emigreerde naar Australië.

Flight Luitenant George Peter Watts was na de oorlog in verscheidene werelddelen nog vele jaren als militair vlieger actief. Tijdens zijn drie jaar durende stationering in West Duitsland maakte hij van de gelegenheid gebruik om in 1957 het graf van captain Howe te Zelhem te bezoeken. Wie niet tot de bemanning behoorde maar toch een sterke band heeft met de Achterhoek, is Edna Howe, de weduwe van de omgekomen vlieger.
Bezocht zij in 1972 voor de eerste maal Zelhem, op 25 april 1988 legde zij - in gezelschap van haar zoon Victor en diens echtgenote, alsmede Stans zuster Gladys - opnieuw bloemen op het graf van haar echtgenoot.
Gladys, behoorde destijds tot het grondpersoneel van de vliegbasis, Graveley, zodat zij direct op de hoogte was van het feit dat de bommenwerper van haar broer werd vermist. De nabestaanden van Stenley Howe besloten hun Achterhoekse tocht in ]988 met een geanimeerd bezoek aan de familie Tuenter.

 

bemanning

Vijf bemanningsleden van de Halifax DT805 TL-T van het 35e Squadron.
vlnr: George Buchan, Wilfred Burgess, Stanley Howe, Hector Jamieson en Peter Watts

Foto uit Vermist boven de Achterhoek